Veel aan mijn hoofd, weinig om het lijf

Van de week zag ik twee keer bloemen op de ruit van het dakraam. Ik had niet gedacht dat ooit nog te zullen meemaken. Het is iets van vroeger, toen we nog echte winters hadden. Maar het blijkt nog te kunnen.

Ik zag dat mijn laatste blog dateert van drie maanden geleden. Ik heb het blogschrijven een beetje verwaarloosd geloof ik. Ik zou wat vaker moeten bloggen, maar ik durf het niet te beloven. Ik vermoed dat ik het druk heb maar ik weet het niet zeker. Het rare is dat ik continu het gevoel heb dat ik het druk heb, en dat ik moet opschieten om allerlei deadlines te halen, en als ik dan terugkijk wat ik allemaal gedaan heb, is het moeilijk indrukwekkend te noemen. Komt misschien ook omdat ik optrek met lokale politici. Ze volgen alles, lezen alle lokale kranten, weten overal van, vinden er ook wat van, whatsappen erover, schrijven erover, vergaderen erover, en dat allemaal in een dodelijk vermoeiend tempo. Mijn bijdragen aan het algemeen belang vallen daarbij in het niet.

Wel leuk dat jouw vriendin mijn columns leest en onze website bezoekt. Ik ben natuurlijk dol op fans van GL, ik kan er niet genoeg van krijgen. Dat brengt mij er op, dat GL-collega’s mij wel eens vertellen dat zij een kieswijzer invullen en dan bij een andere partij dan GL uitkomen. Het lijkt wel of de kieswijzer de keuze die ze al gemaakt hebben moet bevestigen, en dat ding doet dat dan niet. Dan leg ik uit, dat de kieswijzer er is voor mensen die niet kunnen kiezen, en niet voor mensen die al een keus hebben. Dat krijg je er dan van. Toch?

Ik coördineer de GL-campagne in ons dorp voor de verkiezingen van 15 maart. De voorzitter had tegen mij gezegd: het is niet veel werk, je moet alleen maar coördineren, je moet vooral anderen aan het werk zetten. Ik vond het rooskleurig klinken, en dat bleek het ook te zijn. Heb jij wel eens vrijwilligers gecoördineerd? Dat moet je leren heb ik gemerkt. Vrijwilligers weten zelf wel wat ze moeten doen. Sommigen beginnen alvast zonder af te wachten wat jij had bedacht, anderen wachten af waar jij mee komt en zijn intussen moeilijk bereikbaar. Maar op de een of andere manier werkt het ook wel weer. En wat vooral helpt is dat onze GL-afdeling een leuke groep mensen is, een vriendenclub, waar in we elkaar altijd weten te vinden en we allemaal dezelfde kant op werken. Niet efficiënt, wel erg gezellig.

Af en toe komt de discussie op het samengaan met de PvdA. Volgens mij is het vooral de top van GL die dat een goed idee vindt. Als je hen erover hoort, kunnen ze geen woorden genoeg vinden om hun enthousiasme over een fusie te uiten. Veel leden aan de basis vinden het wel een goed idee, maar discussiëren er zakelijker over en hebben ook allerlei vragen. En sommigen zien het eigenlijk niet zitten. De top luistert daar wel naar, maar je krijgt toch ook het gevoel dat het al een gelopen race is. Over een aantal jaren zijn we gefuseerd, zo omstreden is het allemaal niet meer.

Als ik jarig ben wil C. mij altijd graag verblijden met een leuk cadeau, dus vraagt zij mij wat ik wil hebben. Dit jaar echter was ik haar voor, omdat ik net een advertentie had gezien van een online lezingencyclus over moderne kunst. Dat leek mij wel wat, dus dat heb ik voor mijn verjaardag aangeschaft. Ik ben niet speciaal dol op moderne kunst, maar ik weet er ook niks van, dus dit was een goede gelegenheid om mijn onwetendheid wat te kunnen maskeren op feestjes en partijen. Acht lezingen van museumdirecteuren, steeds op dinsdagavond. Ik heb er nu vijf gehad, de kwaliteit is wat wisselend, maar ik ga sommige werken toch wat anders bekijken, en dat leer ik er dan van.

En weet je wat ik gekocht heb? De nederlandse vertaling van Strukturwandel der Öffentlichkeit. Het is één van de boeken waar ik indertijd het meest van heb opgestoken, en ik heb goede herinneringen aan de werkcolleges van Hoefnagels over dat boek. Ik wil graag weten wat ik nu, na een halve eeuw, en doende met lokale politiek, participatie en inspraak, van dat boek vind: is het nog actueel, of achterhaald, en begrijp ik het überhaupt nog? Habermas heeft recent trouwens een aanvulling op zijn boek geschreven, omdat de öffentlichkeit door de sociale media enorm veranderd is, en zijn visie daarop heeft hij ook willen boekstaven. Binnenkort verschijnt het in Nederland.

Ik laat het hier even bij Linie, in mijn volgende blog zal het vooral gaan over mijn nieren, mijn oren, mijn zelftests, en wellicht mijn ogen.

To chat or not to chat

Ik ga straks op Heidepol liggen. Dat is een natuurbegraafplaats. Het is tevens een prachtig park, waar mensen vrijelijk mogen wandelen. Men heeft mij daar een gat toegewezen, waar ik met gods wil in word gelegd. De keuze is vooral gemaakt met het oog op de macht der gewoonte van andere mensen. Dan kunnen ze gewoon over mij heen blijven lopen.

Zelfmedelijden, nou dat weer. Wie loopt er allemaal over mij heen dan? Nou, iedereen, dat zeg ik net. Hier in huis sowieso. Ik begin een zin, mijn vriendin walst er overheen en de visite luistert verder naar mijn vriendin. Ze praten er ook mee, dat is nog goorder. Tegen mij wordt meestal volstaan met een vriendelijk knikken of meewarig hoofdschudden, overwegend dat laatste. Het komt misschien ook, behalve door mijn aanwezigheidszwakke existentie, door de doofheid in de medeklinkers. Onlangs ging het met de visite een hele tijd over zeewier en ik dacht almaar ‘Okay, ik snap niet helemaal wat de bedoeling is, maar dat komt vanzelf, rustig maar’. Intussen gooide ik wel minstens één interessant weetje over zeewier op tafel – ‘het is een prima alternatief voor vlees’ – maar daar werd niet op gereageerd, dus dat liet ik verder maar. Na een minuut of tien bleek dat ze het over Schakespeare hadden. ‘Een goed alternatief voor vlees’ zei ik toen nog maar eens. Ze knikten vriendelijk en zeiden dat ik dat al gezegd had. Ze horen het wel Fons, maar ze luisteren niet, zo zit het eigenlijk, maar ik vond toch dat ik me er redelijk uit had gered, weinig tot geen gezichtsverlies anders dan het gebruikelijke ‘we weten niet wat precies, maar er is iets mee’. Dus schreef ik hierover, in de hoop ook misschien op een woord van troost, aan mijn filosofische vriend en die antwoordde: ‘Toch moet je ook de Verzamelde Werken van Zeewier niet onderschatten!’ Ach, wacht maar jullie allemaal, tot mijn Tinnitussonate in d klein klaar is, dan praten jullie wel anders. Er komt ook een refrein bij:
‘Tinnitus’ (d f b )
‘Niet echt iets om in stilte aan te lijden’ (b a g f g a a g f g d).
Sterke tekst, hè.

Hoe is het als bestuurslid GL in de plaatselijke politiek? Luisteren ze naar jou wel een beetje? Heb je het manipuleren al enigszins onder de knie? Vast wel, maar dat ga je hier niet toegeven natuurlijk. Mijn Voorschotense vriendin bezoekt nu ook julllie website regelmatig. Misschien gaat ze wel op jullie stemmen, al heb ik daar een hard hoofd in, want iedere keer zeg ik dat dit moet en iedere keer vinkt ze, vriendelijk dan wel meewarig gestemd, weer iets christelijks aan. Bij de Stemwijzer kom ikzelf ook wel tegen heug en meug altijd uit bij de CU, maar daar hoef je je toch niks van aan te trekken? Je kunt toch ook gewoon het puntje van je potlood lekker lang boven de Partij voor de Dieren laten zweven en dan heel vet aangezet de PvdA rood maken? Iemand moet het doen. Zelf zijn ze er te kleurloos voor.

Op Fbook woedde een discussie over welk ingrediënt men beslist niet duldde in zijn maaltijd. Er waren er veel die geen koriander beliefden. Lever, ook zoiets. Ik zei: ‘Mayonaise! Onvoorstelbaar wat mensen elkaar aandoen met behulp van mayonaise’. Daar kwamen verontwaardigde reacties op, in de trant van ‘Zeker nog nooit van tomatenketchup gehoord’. Of: ‘Wat kun jij overdrijven zeg, denk eens na over wat Putin de mensen in Oekraïne aandoet’. Dus ik nadenken. Maar ik kwam er niet uit. Het lijken verstandige tegenwerpingen. Maar tomatenketchup haalt het toch qua vuile intenties niet bij mayonaise, waarom geloven mensen al die fake info? En van Putin kun je zeggen wat je wilt, maar tot nog toe dringt hij niemand mayonaise op. Ik denk wel dat hij het achter de hand houdt, als laatste troef zeg maar. Zijn dreigementen blijven bewust nog vaag, maar je voelt aan je water: één kleine misstap en we worden ermee doodgegooid.

Ik was binnen het Erfgoed wat te loslippig geweest en begonnen over dat boek van Wengrow en Graeber ‘Het Begin van Alles’, erg dik, meer dan 600 dichtbedrukte pagina’s, maar ook erg goed. Harari maar dan beter zelfs, volgens Rutger Bigmans, of hoe heet hij. Eigenlijk moet ik in gezelschap liever mijn mond houden. Hier in huis kan het als gezegd geen kwaad, maar daarbuiten in het Erfgoed soms wel. Zo vroegen ze me voor hun leesclubje. Maar ik ben bang voor leesclubjes. Ze wilden weten waarom. Dat kon ik niet goed beargumenteren, want al die boeken die zij noemden, van Hoetmer en Hoogenberk via Knausgard tot Franzen en Yanagihara, van gebakken suikerspin via egoplum tot winterkost met mayo, had ik ook gelezen, dus wat nou bang? Maar ik dacht aan het eveneens genoemde ‘Bakkersliefde’ en ‘Bloemen in de Winter’ die ik allebei niet kende en hield voet bij stuk. Bovendien, als de nood het hoogst is, is de redding nabij. Dus heb ik Gummbah’s kijk op de kwestie, die van de week in de Volkskrant stond, even rondgestuurd. Kijken of ze nou zelf nog wel verder willen…*

*Deze blog is geschreven door ChatGPT met als vraag ‘heeft mijn leven zin?’ en als trefwoorden Heidepol, zeewier en mayonaise.

Kerstgedachten

Onze wandelvriendin Bertien heeft een schildpad, die Jan heet en onlangs 40 is geworden. Toen hij 16 was, legde Jan echter een ei. Dat schiep voor heel het gezin een moment van herbezinning, dat zoals de meeste momenten van herbezinning nergens toe leidde, zodat dezelfde Jan vorige week na 24 jaar opnieuw een ei kon leggen. Twee eieren in totaal heeft Jan in zijn leven tot nu toe gelegd. Dit is nieuws vers van de pers, doe er iets nuttigs mee.

Intussen maakte A. het huis weer eindejaarspremiewaardig. Ik trof haar in die hoedanigheid op Kerstmiddag, nadat zij ’s ochtends was begonnen met het optuigen van de kerstboom, daar enigszins laveloos onder aan. Hij was nog maar half klaar, er hingen al wel lampjes in, maar verder nog geen bal.
‘Wat is dát nou, A.?
‘Klelstboom.’
‘Ja, dat zie ik ook, maar hij is nog niet bepaald af, hè?’
‘Dee…’
Ze had één keer en nog een keer en toen voor alle zekerheid een derde maal geproefd van de Rümtopf. Rümtopf maakt zij zelf. Het is hier in huis een proces van maanden achtereen secuur kelderbezoek om telkens weer wat vruchten van het seizoen toe te voegen aan de rum in de grote glazen pot onder de schap met de weckflessen en het resultaat is de ene keer sterker dan de andere. Ditmaal beviel het in ieder geval A. echt goed.

Zelf heb ik dezer dagen een pianostuk gecomponeerd op de drie lage tinnitus-drilboortonen in mijn ene oor. In het andere zit alleen maar één heel hoog volcontinue schril geluid, als van een wanhopige parkiet in een kooitje, daar kun je niks mee op een piano. De drilboortonen zijn tenminste duidelijk een d, een g en een b. Deze eerste tinnitussonate is nog in d-groot, maar die in mineur volgt beslist, want van tinnitus word je uiteindelijk stapelkrankjorum. Bij één van de heden welig tierende vrijwilligersrecepties sprak ik de technicus, ik meen dat hij Sjaak heet, van het geluid en het licht bij de lezingen en de expo’s in ons kasteel en die had ook tinnitus, zei hij, want ik begin altijd ieder gesprek over tinnitus, mensen worden er horendol van. Maar Sjaak had geen last van de tinnitus, zei hij, want hij negeerde het! Gewoon niet op letten, haal die focus weg, denk aan fijne dingen, lichtschakelaars, beamers, powerpointpresentaties. Maar ja, hij had maar één toon en hij wist niet eens welke, zo kan ik het ook. Verder was hij paragnost. Hij kon heel veel voorzien van wat er aan narigheid stond te gebeuren met allerlei personen. Met mij ook? Ja, met mij ook, maar hij vertelde zoiets nooit aan iemand. Wel zou hij mij, als hij in een soort sneaky preview zag dat ik straks buiten overreden zou worden, aan de praat houden, net zolang tot in ieder geval het spitsuur voorbij was. Dus ik probeerde ‘dan ga ik nu even buiten een luchtje scheppen’, waarop hij zei ‘dat kun je gerust doen’. Toen ben ik maar naar het hoekje met de bitterballen gegaan, waar het heel gezellig was, al riep iemand besmuikt ‘Je komt hier toch geen koffie zetten?’

Vlak vóór die receptie namelijk was er weer zo’n bestuursvergadering, waar ik al hondsmoe aankwam, maar toch koffie moest zetten, terwijl achteraf bleek dat die koffie al gezet was en klaar stond in een thermoskan. En onder het tellen van de koffieschepjes praatte de penningmeester honderduit tegen mij over zijn bloeddruk, zijn hartslag, het aantal stappen dat hij dagelijks zette en zijn in het algemeen als laconiek te omschrijven levenswijze i.t.t. die van zijn zuster Leida, die erg angstig was aangelegd, steeds vergeetachtiger werd en ook regelmatig een gat in haar hoofd viel, bij voorkeur in de badkamer, want daar zaten 5 handgrepen, twee bij het bad, drie in de douche en één naast de w.c. en dan greep ze juist omdat het er zoveel waren nogal eens mis, dan dacht ze dat er drie bij het bad zaten of twee bij de wc, zodat ik al met al de tel van de koffieschepjes kwijtraakte, meende dat ik teveel in het filter had gedaan en daarom nog twee duizelige kopjes water bij in de langzaam vollopende kan goot, dus let wel: niet in het waterbijvulgedeelte, maar rechtstreeks in de kan, omdat ik niet geslapen had, waarna de andere bestuursleden binnendruppelden en de koffie niet meer als zodanig herkenden. De secretaris kon zelfs turend in zijn kopje de bodem zien. Nou ja, zo moeilijk was dat ook weer niet, want de penningmeester had als eigen bijdrage aan de vergadering espressokopjes klaargezet, zodat iedereen in één slok door de ellende heen was en vervolgens, voor de verandering eens eensgezind, géén tweede kopje meer hoefde. 

Dat vergeetachtige zoals bij Leida kan lastig zijn. Maar wanneer wordt het dementie? Ik vergeet vaak een naam, zoek een passende uitdrukking en vind die niet, weet niet meer wat ‘Frya’ ook alweer precies voor crisis was. Zolang je nog wel onthoudt dat je iets kwijt bent, lijkt het me geen dementie. Maar als je niet meer weet dat je zoiets wel ooit geweten hebt, wordt het précair. Ik zoek een ander woord, maar alleen précair wil me tebinnenschieten. Penibel?

Ik begon te tobben over de zuster van de penningmeester. Ze is nog maar 68, dus dat misgrijpen in de badkamer komt te vroeg. Dat is meer iets voor als je 83 bent, eerder niet. Dus ik dacht hoe kan ik haar helpen met al die handgrepen, want ik ken haar wel een beetje, maar niet goed genoeg om daar eens even aan te bellen, de oubollige echtgenoot opzij te duwen en haar een truc te leren, de truc van het houvast.

Volgens A. ben ik een pleaser en wel enigszins misprijzend uitgesproken, omdat ik mij teveel inleef in de sores van anderen teneinde zelf aardig gevonden te worden. Eigenbelang dus, zoals alles tenslotte. Die laatste observatie is wel juist, maar in dit geval is de oorzaak een andere. Ik verplaats me vooral graag in anderen, omdat ik dan zelf niet zo hoef te leven. Maar leg zoiets maar eens uit aan mensen die dronken onder een kerstboom liggen.

Ben je al bij de tweede uroloog geweest intussen? Staat er een nieuwe operatie op de rol? Heb je erg veel last van die stenen? Moet ik eraan komen?

Stenen des aanstoots

Veel dank voor je twee laatste blogs. Ik heb ze met veel plezier gelezen. Mis jij de Jehova’s? Betekent dat, dat jij de deur voor ze open doet en een gesprek begint? En waar hebben jullie het dan over? Jezus? De eeuwegeit?

Laat ik beginnen met je belangrijkste vraag te beantwoorden: ja ook wij hebben een dorpspomp. Hij staat in het meest schilderachtige straatje van ons dorp. Hij wordt niet meer als pomp gebruikt maar alleen nog voor de krantenrubriek “Ontmoeting bij de dorpspomp”. Min of meer bekende dorpelingen worden, poserend bij de pomp, uitgehoord over hun hobbies, favoriete gerechten en andere wezenlijke zaken en dat wordt dan in de krant gezet.

Dorpspomp

Sinds jongstleden zaterdag ben ik officieel bestuurslid van de afdeling van GroenLinks in ons dorp. Er zit ook werk aan vast, want nu coördineer ik meteen de verkiezingen voor de provinciale staten, althans wat ons dorp daaraan moet bijdragen. Want het zijn de lokale afdelingen, die de provinciale verkiezingen (15 maart, noteer dat alvast) moeten uitventen. Ik heb net folders en posters besteld, en binnenkort gaan we met een campagnecommissie bedenken hoe we vrijwilligers gaan organiseren die de folders gaan rondbrengen.

Ik neem aan dat jij het WK volgt? Zie jij alle wedstrijden? Is A. nu voetbalweduwe? Of valt dat allemaal wel mee? Ik heb alleen een enkele samenvatting gezien. Louis van Gaal gelooft dat Nederland wereldkampioen kan worden. Ik geloof steevast dat ze het ook niet kunnen worden. Ik hoor het wel tegen die tijd.

Ik weet niet of ik het al verteld had, maar C. is een middag per week vrijwilliger in het Scheveningse museum Beelden aan Zee. Af en toe ga ik even kijken, vooral om C. aan het werk te zien, en ook omdat ik dan een mooie fietstocht door de duinen kan maken, en dat is dan weer goed voor mijn algemeen welzijn. Ik ga niet voor de beelden. Ik ken eigenlijk niet veel mooie beeldenkunst. Meestal vind ik het tentoongestelde maar niks of mwah. Vaak is de reis aangenamer dan het doel.

Sculptuur van Elmar Trenkwalder (Oostenrijk)

Nee, dan Balenciaga. Die zagen wij van de week in het Kunstmuseum. Hij maakte kleding voor vrouwen, alleen zwart. Dan werd je niet afgeleid door de kleuren, en kwamen vorm en model beter tot hun recht, vond hij. Er was veel van Balenciaga te zien in het museum, maar ze hadden de verlichting erg schaars gehouden. Allemaal zwarte kleding in schaarsverlichte zalen dus. Het was vast allemaal erg mooi, maar ik denk dat ik veel gemist heb.

Het is denkbaar dat er een medische ingreep in het verschiet ligt. De uroloog heeft in één van mijn nieren veel nierstenen waargenomen, en omdat van mij bekend is dat die niet vanzelf worden afgevoerd, moeten ze er via een operatie uit worden gehaald. Hij heeft mij  doorverwezen naar een andere uroloog, die weet hoe je dat moet doen. Daar ga ik volgende maand op bezoek, en dan hoor ik het wel. Voorlopig ben ik dus weer nierpatiënt. De vorige steenverwijderingsingreep was acht jaar geleden, dus dat is zo’n beetje de frequentie waarmee dat bij mij moet plaatsvinden. Als ik 80 ben moet ik weer, denk ik. Nu eerst maar deze ingreep, en daarna maar eens kijken of ik de 80 kan halen . . . 

Brigadier Snuf ziet het licht… of niet?

Mijn ene vriendin, die van de twin peaks, was liever prenataal gebleven en nog liever preconceptueel. Ze vindt haar depressies en eigenlijk het hele leven bijna niet te doen. Maar preconceptueel blijven, zo hield ik haar voor, dat krijgen we niet meer voor elkaar, tenzij de tijd zich omdraait in zijn graf. Alleen dan valt er misschien preventief nog wat in te grijpen. Maar makkelijk wordt het niet. Dus heeft ze besloten toch maar gewoon T.S. Eliot te blijven lezen, haar favoriete dichter (‘In my beginning is my end.’).

Intussen lees ik de autobiografie van Jeremy Denk. Dik, dikker, dikst. 500 Bladzijden vol frappante détails over componisten, hun symfonieën, pianoconcerten, sonates, préludes, cantates, mazurka’s en zo voort, impromptu’s. En al die détails wil ik dan verifiëren, of in ieder geval begrijpen. Dat betekent één bladzij lezen en vervolgens anderhalf uur zoeken op Internet en luisteren of het waar is wat hij zegt over opus 488 van Mozart of maat 5 in de eerste prélude van Bachs Wohltemperierte Klavier, je weet wel, waar Gounod zijn Avé Maria op losliet. Het is allemaal waar en ik begrijp ineens waarom sommige passages in bepaalde stukken me altijd zo ontroerden. Het blijkt die ene dissonant gevolgd door dat bijna bevrijdende septiemakkoord en ingelost in een simpel C-groot. Je moet er maar opkomen! Ik hoor van mezelf niet eens in welke toonsoort iets geschreven is. Dus ik zal de rest van mijn leven nodig hebben voor het verwerken van dit prachtige boek. Als ik het überhaupt red. Of, om nog eens met T.S. Eliot te spreken: ‘Hell is oneself’. Of, om ook nog eens met J.P. Sartre te spreken: ‘l’enfer c’est les autres’. We hoeven niet te kiezen, allebei klopt en is zo waar als een koe.

Ooit, tijdens mijn studietijd, had ik kort verkering met een aantrekkkelijke jongen om te zien, type Jonathan Franzen of Godfried Bomans. Hij had conservatorium gedaan en speelde grandioos – dat was in die jaren het modewoord voor vet gaaf, awesome of episch – piano. Gevat was hij ook, sprankelend zelfs, hij paste naadloos in het plaatje van de man die ik mijn broer altijd al als zwager cadeau wilde doen. Ik schreef naar Zambia: ‘Han, ik heb een ideale zwager voor je: hij houdt van kaarten, is ad rem, belezen en muzikaal, wacht ik sluit een foto bij’. Zo gezegd, zo gedaan, maar toen bleek koud twee weken later de potentiële zwager van mijn broer VVD’er te zijn en maakte ik het uit. Ja, je kunt toch niet je hele leven verdoen met een VVV’der? Dat is toch een te wezenlijke persoonlijkheidsstoornis? Ik heb het mijn broer niet eens meer voorgelegd, want die had waarschijnlijk gezegd: ‘Als hij klaverjast: aanhouden!’ En dan zat ik ermee.

Mijn opa, de smid van zijn dorp, vredestichter bij uitstek, de man van de wijze raad, bij wie iedereen aanklopte ingeval van conflicten, geldzorgen of andere problemen, was vermoedelijk ook VVD’er. Wat wil je, een middenstander, dan mag het. Maar een pianoleraar? Dat is toch nergens voor nodig? Ik weiger zoiets te begrijpen.

En wat ik ook niet begrijp: wat heeft Corona met de Jehova’s gedaan? Nu het virus volledig is geaccepteerd, kunnen die toch ook wel weer aan de deur komen? Niet één meer gezien, ik mis ze.

Wel belden gisteren, 14 november jl., twee agentes van politie aan. Ze waren donkerblauw gekleed, maar zo te zien niet echt in uniform. Degene die het woord deed, klapte meteen geroutineerd haar ID-kaart uit. De ander ging als brigadier Snuf ijverig, met haar bebrilde neus zo ongeveer in haar mobieltje, notities staan maken. Maar hoe moet ik nou zien of zo’n legitimatiebewijs echt is? Wat zou jij doen in zo’n geval? De vraag was of wij een camera aan het huis hadden. Want er was op 8 november jl. een misdaad gepleegd in onze wijk. Nee, wat voor misdaad en waar precies, daarover mochten ze niks zeggen. De woordvoerster wees op ons alarmlampje in de hoek tussen garage en voordeur. Zo’n lampje, je kent het wel, dat aangaat als een stalker zijn lettres d’amour ’s nachts te ver door de brievenbus de gang in mikt, waarna een hels kabaal uitbreekt en wij in onze onderbroek naar de wapens grijpen. Was dat een camera? ‘Ja’ zei ik, want ik wist zo gauw niet meer hoe je nee zegt. ‘Maar hij doet niks’ voegde ik er wel aan toe. ‘Ach’ antwoordde zij begripvol, ‘een dummy dus.’ Brigadier Snuf keek even fronsend op uit haar mobiel, maar zakte er ook meteen weer in terug, waarschijnlijk om ‘een dummy’ te noteren. En nou vraag ik me af Fons, of een agent van politie niet meteen ziet dat zoiets geen camera maar een lampje is! Dus nou twijfel ik of het niet gewoon twee criminelen waren, die de buurt op camera’s verkenden. En of wij dus binnenkort een inval kunnen verwachten. De officiële reden voor het onderzoek luidde, dat ze wilden checken of de misdadigers ergens op camera stonden. Dat klonk op zich wel goed, vond ik. Toch heb ik voor de zekerheid ook maar een melding van e.e.a. gemaakt via de website van de plaatselijke politie. Want ik vind teveel mensen, eigenlijk iedereen, altijd aardig, dat blijft een aandachtspunt, vindt mijn vriendin. Ze heeft gelijk. Telkens opnieuw trap ik in de val. Zo dom. De hel, het zijn echt de anderen plus ikzelf.

Niettemin vond ik het al met al een geslaagde middag.
Nou maar hopen dat ook de Jehova’s gauw weer komen.