Over Linie Plukker

https://nl.wikipedia.org/wiki/Megchel_Doewina

Uw brievenbuspakket

Van Habermas, Reve en Renate Dorrestein heb ik persoonlijk gesigneerde boeken! In de jaren zeventig verzamelde ik die, omdat ik nog niet zo goed raad wist met het leven. Voor als ik dat wel wist, oefende ik zelf alvast met links schrijven ingeval ik tegen die tijd bijvoorbeeld door een infarct rechts verlamd was geraakt.

Maar nu eerst even iets anders, anders vergeet ik dat weer.

In ons zwaar geromantiseerde dorp hebben wij, sinds het vertrek van een echte boekhandel, alleen nog een Bruna. Daar vind je uitsluitend bestsellers, Lucinda Rily en zo, Dikke stapels van elke titel. Ik weet niet waarover ze gaan en wil dat, vergelijkbaar met mijn huiver voor het verschijnsel podcast, graag zo houden. Sommige angsten moet je koesteren, ze behoeden je voor het absolute kwaad.

Dus voor ‘Vraag dat maar aan de pelikanen’ van Nicolette Smabers wendde ik mij tot Bolcom. De situatie ontwikkelde zich als volgt.

Op woensdag 17 mei bestelde en betaalde ik dit boek. Op dinsdag 23 mei om 00.13 uur in de vroege ochtend mailde Bolcom mij, met als onderwerpregel ‘uiterlijk dinsdag wordt je pakket bezorgd’, dat mijn bestelling aan de bezorgdienst was meegegeven en als extra geruststelling: ‘Je vindt het pakket vanzelf in je brievenbus’. Ik hoefde er niks voor te doen Fons, ik vond het allemaal vanzelf! De volgende mail, nu van PostNL, kwam diezelfde dinsdag om 17.15 binnen en meldde dat het pakket zojuist, om precies te zijn om 16.58, in mijn brievenbus was bezorgd. Ik zat boven op mijn pc ons erfgoed te bevorderen, las dit bericht pas rond 18.00 en herinnerde mij met terugwerkende kracht inderdaad een vrij zware, doffe dreun op de deurmat. Dus boog ik mij reikhalzend over de overloopleuning. Er lag niets op de deurmat. Dan de trap maar af en nog eens beter kijken. Misschien was het pakket door de kracht van de worp in de dode hoek naast de mat terechtgekomen. Het pakket lag niet in de dode hoek naast de mat. Okay, dan had A. het waarschijnlijk voor ze naar de moestuin vertrok opgeraapt en in haar keuken op tafel gelegd. Het pakket lag niet in haar keuken op tafel. In haar woonkamer dan? Ook niet. Op het tafeltje in de gang bij de badkamer? Nee. In mijn woonkamer dan? Ook niet. In mijn keuken? Daar loopt ze dagelijks tig keer doorheen, op weg naar of terug van de kas buiten, het schuurtje in de tuin, of zinloos gebabbel met allerhande voorbijgangers bij het hek. Echt, als er iets niet als privé wordt beschouwd in dit huis, is het mijn keuken. Of mijn woonkamer. Of net gelijk wat je verder nog kunt verzinnen. Maar in mijn keuken lag het pakket evenmin, dus ik begon een beetje te zweten. Die doffe plof. Dat bericht van Bolcom. Het gortdroog exacte tijdstip van bezorgd zijn. Ik moest denken aan De Komst van Joachim Stiller, het boek van Hubert Lampo, dat destijds een zelfde soort beklemming teweegbracht. Of aan de Kat van Schrödinger: als ik ga kijken is het er niet, als ik niet ga kijken is het er volgens PostNL wel. Om precies te zijn sinds 16.58 reeds, in je brievenbus. Kijk nog maar eens goed. Ik ging nog een keer op de deurmat kijken. Ja, waarom niet. Als ik toch gek werd, maakte dat ook niks meer uit. Dan kon ik ook gerust nóg een keer al die keukens en huiskamers een beurt geven, als je doordraait moet je het goed doen. Vervolgens kwam A. thuis en deed ik amechtig verslag van de doffe dreun, de emailberichten, de exacte tijdstippen en hoe ik ERBIJ was toen er iets NIET werd bezorgd! Waarop zij antwoordde dat zij vóór ze naar de moestuin ging onze beide VPRO-gidsen van de mat had geraapt. Ze lagen gewoon op tafel in haar keuken. Daar had ik ze ook wel gezien, een paar keer zelfs en telkens flitste er een lichtje door mijn toenemende verbijstering: wat zien die VPRO-gidsen er toch altijd wonderschoon uit! Wist jij trouwens Fons, dat die best zwaar zijn, VPRO-gidsen? Echt, daar kan geen ander brievenbuspakket tegenop, qua dofheid van de plof met name.
De volgende dag, woensdag 24 mei, gleed rond 11.30 het bestelde boek op de mat. De postbode, een aardige, jonge vrouw, die zich niet snel genoeg uit de voeten wist te maken, legde mij uit dat het tegenwoordig regelmatig voorkwam dat mensen dit soort premature mails ontvingen van PostNL en dat dat kwam door het digitale tijdperk mevrouw, waarin wij nu leven.

Ik heb best veel last van het digitale tijdperk, maar daarover een andere keer meer. Ook heb ik last van alles waar jij in je laatste blog gewag maakt, plus tinnitus, minus nierstenen, plus een heup. Jouw nierstenen overigens zijn om door een ringetje te halen Fons, veel mooier dan mijn tinnitus. Om maar te zwijgen van mijn heup. Die wil vaak niet eens de trap meer op. Eraf gaat nog wel, maar wat heb je daaraan als je er niet op kunt. Ik ga jouw nierstenen op onze erfgoedwebsite plaatsen, als in de achtertuin opgegraven Romeinse artefacten. Wij hebben massa’s zevenbladwortels uit onze tuin getrokken en die zijn kilometers lang, dus dan kom je onderweg de gekste dingen tegen. Romeinse nierstenen! Of misschien Merovingische, van Clovis of zo, nog interessanter. Een Kelt? Die zijn hier ook geweest, de Kelten. En nou denk je: helemaal vanuit Ierland? Maar daar kwamen ze sowieso niet vandaan, ze kwamen van de Klein-Aziatische steppen. Nou ja, zand erover, je kunt niet alles weten. Maar ook de Kelten hadden wel degelijk nieren en ze zijn hier geweest, hoerend, snoerend en handel drijvend, wat mij ruim voldoende lijkt om hun stenen nu eindelijk eens op onze site te zetten. Dank dus daarvoor, laten we het verder onder ons houden.

Nu netjes terug naar de gesigneerde boeken. Over Habermas in jouw voorlaatste blog gesproken: we waren hier aan het opruimen en A., groot bewonderaarster van de Frankfurter Schule, kwam in een oude doos de onderstaande titel van hem tegen. Heel opgetogen kwam ze ermee aanzetten – moet je eens kijken wat ik nou toch heb gevonden! – want Habermas was in de jaren zeventig in Nijmegen geweest, dus na zijn lezing had ik vast zijn Technik und Wissenschaft laten signeren. Ze toonde het me triomfantelijk, zelfs met een vaag als verliefd herkenbare blik, waarvan ik niet zeker wist of die mij of Habermas gold. Dus ik heb een gepast zwijgen betracht. Je kunt in het tweede voorbeeld zien hoe goed ik hoofd- en bijzaken ook toen al van elkaar kon onderscheiden.

Precariaat

Wat is dat toch met ons bejaarden tegenwoordig Fons, hoezo te druk om te bloggen? Denk eens aan al die jonge mensen die omkomen van de stress en daarbij evengoed nog bloggen. Veel aan ons hoofd, weinig om het lijf, dat is het inderdaad, zoals jij terecht kapitelt. Hoewel? Ik heb deze winter veel meer om het lijf dan voorheen, want ik krijg het bijna niet meer warm. Continue dooie vingers en maar bibberen. Sokjes aan in bed. Niet meer goed kunnen denken van de kou en dus het verkeerde boek van Daanje aanschaffen. Zoiets gebeurde mij vroeger toch echt nooit. Nou ja, niet klagen maar dragen. En er was nog iets troostrijks, maar dat ben ik vergeten.

Nu jouw vraag of ik net als jij wel eens vrijwilligers heb gecoördineerd: nee. Ik heb al moeite zat, zoals je intussen begrijpt, om mijzelf te coördineren, vooral op zon- en feestdagen, of als ik een paar dagen naar Amsterdam moet. Rolkoffertje ja, maar wat moet erin? Hè? En ga ik met dat idiote ding van de Postcodeloterij lopen of neem ik het leuke exemplaar dat ik ooit van mijn werk kreeg, maar waar altijd net niet genoeg in kan?

Wij waren dus drie dagen in Amsterdam. Dzjiezus, wat een koleirestad is dat intussen geworden zeg. Natuurlijk zijn die grachtenpanden fantastisch en natuurlijk verbaasde ik mij weer over het vooroverhangen ervan, omdat ik telkens opnieuw vergeet dat ze met opzet zo zijn gebouwd, omdat je anders niks langs de muren naar de bovenste verdieping kunt takelen. Telkens weer denk ik aan de Toren van Pisa en nooit slaat dat ergens op.

De verschrikking wordt gevormd door de mensenmassa’s, zowel binnen in de musea als buiten in het centrum. Die zijn niet meer te harden. De Paasvakantie zal ook een rol gespeeld hebben, maar de helft minder mensen zou nog veel te veel zijn. En iedereen met zichzelf en zijn telefoontje bezig, ook zoiets. Je wordt voortgeduwd, net als in de massa’s tijdens de Vierdaagse of de kermis van Nijmegen. En als je weer thuis bent heb je Corona.

Het was evengoed een verademing om weer in Wijchen te zijn, waar mensen elkaar vriendelijk groeten en de ander aankijken om te zien of die een praatje wil maken. In Amsterdam kijkt de receptionist van het hotel niet eens op als je binnenkomt, laat staan welke willekeurige passant op straat dan ook. Bij ons roepen ze ‘Hé!’ als je in gedachten verzonken langs ze heen wilt lopen. Dus kijk je op en dan zeggen ze ‘Hoi?’, ook als je ze niet kent. Nou ja, zoiets overkomt me heel soms, maar als je iemands blik kruist, groet die je. Dorp, hè? Is misschien in Voorschoten ook zo. Maar dat is al met al wel deftiger dan Wijchen, heb ik de indruk. Hier is nog duidelijk de oude, arme bevolking traceerbaar in het uiterlijk van de mensen en hun omgangsvormen.

Als ik zo mijn conditierondjes maak door mijn zwaar geromantiseerde dorp denk ik altijd aan andere dingen dan aan het hier en nu, want als ik mij daarop richt, besef ik steevast dat ik eigenlijk liever thuis zit met mijn krantje en mijn koffie. Dat zijn geen goede, frisse beseffen, dus probeer ik op andere te komen. Zo zocht ik drie dagen achtereen, tijdens mijn loopje, naar synoniemen voor ‘de heffe des volks’. Ik wist niet heel exact wat de gevoelswaarde van ‘heffe’ was, maar mij leek het niet best. Een grote, drabachtige massa, leerde vervolgens de Van Dale. En van drab is bekend dat het niet van de daken schreeuwt drab te zijn. Al wandelend kwam ik zo via addergebroed, a-socialen, canaille, crapuul, gajes, grauw, geteisem, gepeupel en gespuis langs horden, havelozen, janhagel, lompenprolerariaat, minima, onderlaag, plebs, plebejers en proletariaat tot rapaille, schorem, schorriemorie, tuig, uitschot, uitvaagsel, vulgus en zelfkant.

Het kwam door dat nieuwe woord ‘precariaat’. Ik heb altijd gemeend dat wij van nature, bij onze geboorte, al zoveel onrechtvaardigheid aantreffen dat we daar niet kunstmatig nog allerlei maatschappelijke ellende aan toe moeten voegen. Eén van die natuurlijke gegevens is de uiterlijke aantrekkelijkheid en in de term precariaat hebben ze die nu ook binnengehaald. Daar kan iedereen het wel mee eens zijn, lijkt mij, want als we het even heel neutraal in algemene zin zo objectief mogelijk bekijken, dan is toch wel zonneklaar dat mooie en aantrekkelijke mensen altijd veel vriendelijker, welwillender en toeschietelijker worden bejegend dan ik. 

De mooie mensen vind je significant meer in Leiden en Wassenaar dan in Wijchen of Wulp. Dus ik dacht ‘wat voor termen hebben we eigenlijk aan de andere kant van de heffe des volks?’ Ik kwam tot: adel, elite, hogere klasse, beau monde, keurkorps, bloem der natie, puikje, establishment, aristocratie en fine fleur, meer niet, notabelen.

Waarom maar zo weinig van deze termen, hoe kwam dat? Nou, dat kwam natuurlijk omdat de upper class de norm bepaalt, de termen bedenkt, de negatieve gevoelswaarde ook.

Deze ontdekking stemde mij zeer tevreden, tot mijn vriendin welterusten kwam zeggen. Zij gaat rond half een naar bed, een in mijn ogen belachelijk soort tijdstip. Wie dat bedacht heeft, moet echt een spuitje. ‘Wat ben je aan het doen’ vroeg ze. Dus ik zeg: ‘Ik schrijf Herman – die heel veel weet, dus vast ook hiervan – over de heffe des volks versus de fine fleur. Dat er zo weinig woorden zijn voor de heersende klasse en dat die allemaal een positieve gevoelswaarde hebben. En ik leg Herman uit dat dat komt omdat zij de norm bepalen.’
‘O ja?, zegt zij, zelf een betreurenswaardig arbeiderskind, ‘Wat dachten Herman en jij van intellectuelen, politici, machthebbers, Haagse kliek, academici, uitbuiters, zakkenvullers, journaille, reptielen en kale kak?’
Kijk, daar was ik dus in drie dagen diep nadenken niet opgekomen. Een snelle uitvlucht leek mij geboden.
‘Nou… intellectuelen, die zijn toch geen bedenkelijke soort?’
‘Bij ons wel en al die andere termen zijn ook negatief, jij dacht er alleen niet aan omdat je zelf uit de middle class komt, jij hebt mijn vader nog nooit het woord intellectuelen horen uitspugen!’
Toen vloekte ze en ging een beetje krom staan.
‘Heb je in je broek geniesd, lieverd?’
Dit was inderdaad het geval, zodat ik toch nog een beetje een ha-ha-erlebnis had.

Herman en ik zijn het er overigens wel over eens, dat al die mensen, die sinds Max Verstappen plotseling uitzinnige Formule-1-fans blijken te zijn, één grote drab van kale racekak vormen.

Als gewone, authentieke kale kak had ik zelf op verkiezingsdag veel plezier met het precariaat. Aanvankelijk wou ik rond enen, met mijn rolstoelbejaarde, de waterschappen en provincies er even snel doorjassen, maar bleek er in het wijkcentrum een onverwacht lange rij monter ogende kiesgerechtigden te staan. Dus probeerde ik het rond drieën nog eens, nu zonder rolstoelbejaarde. Trouwens bejaarde? Mijn huidige verpleeghuisbejaarde is jonger dan ik, maar al wel wat ‘verder heen’, althans dat vinden haar kinderen. Daarom wou ik geen kinderen. Niettemin stond er rond drieën een nog veel langere rij. Maar de stemming daarbinnen was opperbest en met de mevrouw vóór mij raakte ik in een heel aangenaam entre-nous gewikkeld, als mijn vriendin haar vader mij deze faux pas toestaat. Hij leeft allang niet meer en onder ons gezegd vond hij mij veel leuker dan zijn eigen kinderen. Die waren vrijwillig de intellectuele weg opgegaan, terwijl ik er niks aan kon doen, ik was zo geboren. Als ze bitterkoekjespudding hadden, schoof hij mij het mooiste stuk toe. Ik liet hem ook altijd uitpraten, voor hem een bijzondere ervaring. 

In de verkiezingsrij intussen ging het nergens over, maar was toch iedereen met elkaar in gesprek, misschien een klein beetje opgepookt door mij. Op een gegeven moment werd de mevrouw met wie ik stond te keuvelen het, voornamelijk door die extra waterschappen veroorzaakte al te langzame, geschuifel toch wat beu en vroeg ze mij, wijzend op haar echtgenoot vóór haar: ‘Zal ik mijn man anders eens een duw geven?’ Mij leek dit bij uitstek een welkom verzetje, dus ik antwoordde dat ik, en met mij waarschijnlijk de hele rij, zo’n gebaar enorm op prijs zouden stellen. Van verschillende kanten klonk instemmend gemompel, maar toen zag de vrouw ineens dat er 3 (!) stemhokjes waren en vroeg ze mij om verantwoording. Provincies, waterschappen en wat in godsnaam nog meer? Niemand had enig idee, dat is wel een beetje een minpunt van het precariaat. Dus lichtte ik toe dat we ook de gemeenten deden vandaag. In dat geval, zo gaf de rij te kennen, gingen ze allemaal op Wijchen stemmen. Nadat we eindelijk zelf aan de beurt waren en ik overal de PvdA rood had gemaakt – van zichzelf hebben ze weinig tot geen kleur meer – praatte ik nog even met de mevrouw aan het tafeltje tussen de beide stembussen, omdat die er wat onaangesproken uitzag. ‘Fijn dat het zo druk is, hè?’ zei ik, waarop zij mij veelbetekenend aankeek en antwoordde: ‘Ja, de mensen worden eindelijk wakker, dat werd ook wel eens tijd!’

Als ik de uitslagen van Wijchen goed heb begrepen, heeft mijn hele rij BBB gestemd.
Had jij in jouw dorp de vrijwilligers beter gecoördineerd?

Onlangs zat ik bij voorheen ‘Het Wapen’ te eten met iemand uit het erfgoed, die ik niet heel goed ken, het was zo half en half een werkafspraak. We waren ongeveer op driekwart van ons maal toen hij ineens zijn mes en vork op zijn bord legde, op zo’n geladen-moment-manier, mij in de ogen keek en zei: ‘Mag ik je eens iets vragen?’ Ik schoot meteen in de paniekstand. ‘Als het maar naar de zin van het leven is’, dacht ik, want daar weet ik wel raad mee, maar in vredesnaam niet iets praktisch, een advies over de behandeling van zijn exceem of hoe hij een appeltaart moet bakken, of waarom ik bijna al zijn zinnen in zijn bijdrage voor mijn nieuwsbrief tot leesbare proporties heb teruggesnoeid. ‘Natuurlijk’ glimlachte ik tussen hoop en vrees, ‘Zeg het maar’. ‘Nou’ zegt hij, ‘Waarom zit je haar altijd zo raar?’ ‘Jemig’ zei ik, ‘Moet je daar echt je bestek voor neerleggen?’ Maar goed, toen heb ik thuis zelf mijn haar een flink eind afgeknipt en nou zit het weer acceptabel, hoop ik. Als haren maar kort genoeg zijn, krijgen ze gewoon de kans niet meer om raar te zitten. Kijk maar naar Johnny Heitinga of Erik ten Hag. Okay, die ken jij natuurlijk niet. Minister Kuipers dan. Kijk naar minister Kuipers. Zit altijd goed!

To chat or not to chat

Ik ga straks op Heidepol liggen. Dat is een natuurbegraafplaats. Het is tevens een prachtig park, waar mensen vrijelijk mogen wandelen. Men heeft mij daar een gat toegewezen, waar ik met gods wil in word gelegd. De keuze is vooral gemaakt met het oog op de macht der gewoonte van andere mensen. Dan kunnen ze gewoon over mij heen blijven lopen.

Zelfmedelijden, nou dat weer. Wie loopt er allemaal over mij heen dan? Nou, iedereen, dat zeg ik net. Hier in huis sowieso. Ik begin een zin, mijn vriendin walst er overheen en de visite luistert verder naar mijn vriendin. Ze praten er ook mee, dat is nog goorder. Tegen mij wordt meestal volstaan met een vriendelijk knikken of meewarig hoofdschudden, overwegend dat laatste. Het komt misschien ook, behalve door mijn aanwezigheidszwakke existentie, door de doofheid in de medeklinkers. Onlangs ging het met de visite een hele tijd over zeewier en ik dacht almaar ‘Okay, ik snap niet helemaal wat de bedoeling is, maar dat komt vanzelf, rustig maar’. Intussen gooide ik wel minstens één interessant weetje over zeewier op tafel – ‘het is een prima alternatief voor vlees’ – maar daar werd niet op gereageerd, dus dat liet ik verder maar. Na een minuut of tien bleek dat ze het over Schakespeare hadden. ‘Een goed alternatief voor vlees’ zei ik toen nog maar eens. Ze knikten vriendelijk en zeiden dat ik dat al gezegd had. Ze horen het wel Fons, maar ze luisteren niet, zo zit het eigenlijk, maar ik vond toch dat ik me er redelijk uit had gered, weinig tot geen gezichtsverlies anders dan het gebruikelijke ‘we weten niet wat precies, maar er is iets mee’. Dus schreef ik hierover, in de hoop ook misschien op een woord van troost, aan mijn filosofische vriend en die antwoordde: ‘Toch moet je ook de Verzamelde Werken van Zeewier niet onderschatten!’ Ach, wacht maar jullie allemaal, tot mijn Tinnitussonate in d klein klaar is, dan praten jullie wel anders. Er komt ook een refrein bij:
‘Tinnitus’ (d f b )
‘Niet echt iets om in stilte aan te lijden’ (b a g f g a a g f g d).
Sterke tekst, hè.

Hoe is het als bestuurslid GL in de plaatselijke politiek? Luisteren ze naar jou wel een beetje? Heb je het manipuleren al enigszins onder de knie? Vast wel, maar dat ga je hier niet toegeven natuurlijk. Mijn Voorschotense vriendin bezoekt nu ook julllie website regelmatig. Misschien gaat ze wel op jullie stemmen, al heb ik daar een hard hoofd in, want iedere keer zeg ik dat dit moet en iedere keer vinkt ze, vriendelijk dan wel meewarig gestemd, weer iets christelijks aan. Bij de Stemwijzer kom ikzelf ook wel tegen heug en meug altijd uit bij de CU, maar daar hoef je je toch niks van aan te trekken? Je kunt toch ook gewoon het puntje van je potlood lekker lang boven de Partij voor de Dieren laten zweven en dan heel vet aangezet de PvdA rood maken? Iemand moet het doen. Zelf zijn ze er te kleurloos voor.

Op Fbook woedde een discussie over welk ingrediënt men beslist niet duldde in zijn maaltijd. Er waren er veel die geen koriander beliefden. Lever, ook zoiets. Ik zei: ‘Mayonaise! Onvoorstelbaar wat mensen elkaar aandoen met behulp van mayonaise’. Daar kwamen verontwaardigde reacties op, in de trant van ‘Zeker nog nooit van tomatenketchup gehoord’. Of: ‘Wat kun jij overdrijven zeg, denk eens na over wat Putin de mensen in Oekraïne aandoet’. Dus ik nadenken. Maar ik kwam er niet uit. Het lijken verstandige tegenwerpingen. Maar tomatenketchup haalt het toch qua vuile intenties niet bij mayonaise, waarom geloven mensen al die fake info? En van Putin kun je zeggen wat je wilt, maar tot nog toe dringt hij niemand mayonaise op. Ik denk wel dat hij het achter de hand houdt, als laatste troef zeg maar. Zijn dreigementen blijven bewust nog vaag, maar je voelt aan je water: één kleine misstap en we worden ermee doodgegooid.

Ik was binnen het Erfgoed wat te loslippig geweest en begonnen over dat boek van Wengrow en Graeber ‘Het Begin van Alles’, erg dik, meer dan 600 dichtbedrukte pagina’s, maar ook erg goed. Harari maar dan beter zelfs, volgens Rutger Bigmans, of hoe heet hij. Eigenlijk moet ik in gezelschap liever mijn mond houden. Hier in huis kan het als gezegd geen kwaad, maar daarbuiten in het Erfgoed soms wel. Zo vroegen ze me voor hun leesclubje. Maar ik ben bang voor leesclubjes. Ze wilden weten waarom. Dat kon ik niet goed beargumenteren, want al die boeken die zij noemden, van Hoetmer en Hoogenberk via Knausgard tot Franzen en Yanagihara, van gebakken suikerspin via egoplum tot winterkost met mayo, had ik ook gelezen, dus wat nou bang? Maar ik dacht aan het eveneens genoemde ‘Bakkersliefde’ en ‘Bloemen in de Winter’ die ik allebei niet kende en hield voet bij stuk. Bovendien, als de nood het hoogst is, is de redding nabij. Dus heb ik Gummbah’s kijk op de kwestie, die van de week in de Volkskrant stond, even rondgestuurd. Kijken of ze nou zelf nog wel verder willen…*

*Deze blog is geschreven door ChatGPT met als vraag ‘heeft mijn leven zin?’ en als trefwoorden Heidepol, zeewier en mayonaise.

Kerstgedachten

Onze wandelvriendin Bertien heeft een schildpad, die Jan heet en onlangs 40 is geworden. Toen hij 16 was, legde Jan echter een ei. Dat schiep voor heel het gezin een moment van herbezinning, dat zoals de meeste momenten van herbezinning nergens toe leidde, zodat dezelfde Jan vorige week na 24 jaar opnieuw een ei kon leggen. Twee eieren in totaal heeft Jan in zijn leven tot nu toe gelegd. Dit is nieuws vers van de pers, doe er iets nuttigs mee.

Intussen maakte A. het huis weer eindejaarspremiewaardig. Ik trof haar in die hoedanigheid op Kerstmiddag, nadat zij ’s ochtends was begonnen met het optuigen van de kerstboom, daar enigszins laveloos onder aan. Hij was nog maar half klaar, er hingen al wel lampjes in, maar verder nog geen bal.
‘Wat is dát nou, A.?
‘Klelstboom.’
‘Ja, dat zie ik ook, maar hij is nog niet bepaald af, hè?’
‘Dee…’
Ze had één keer en nog een keer en toen voor alle zekerheid een derde maal geproefd van de Rümtopf. Rümtopf maakt zij zelf. Het is hier in huis een proces van maanden achtereen secuur kelderbezoek om telkens weer wat vruchten van het seizoen toe te voegen aan de rum in de grote glazen pot onder de schap met de weckflessen en het resultaat is de ene keer sterker dan de andere. Ditmaal beviel het in ieder geval A. echt goed.

Zelf heb ik dezer dagen een pianostuk gecomponeerd op de drie lage tinnitus-drilboortonen in mijn ene oor. In het andere zit alleen maar één heel hoog volcontinue schril geluid, als van een wanhopige parkiet in een kooitje, daar kun je niks mee op een piano. De drilboortonen zijn tenminste duidelijk een d, een g en een b. Deze eerste tinnitussonate is nog in d-groot, maar die in mineur volgt beslist, want van tinnitus word je uiteindelijk stapelkrankjorum. Bij één van de heden welig tierende vrijwilligersrecepties sprak ik de technicus, ik meen dat hij Sjaak heet, van het geluid en het licht bij de lezingen en de expo’s in ons kasteel en die had ook tinnitus, zei hij, want ik begin altijd ieder gesprek over tinnitus, mensen worden er horendol van. Maar Sjaak had geen last van de tinnitus, zei hij, want hij negeerde het! Gewoon niet op letten, haal die focus weg, denk aan fijne dingen, lichtschakelaars, beamers, powerpointpresentaties. Maar ja, hij had maar één toon en hij wist niet eens welke, zo kan ik het ook. Verder was hij paragnost. Hij kon heel veel voorzien van wat er aan narigheid stond te gebeuren met allerlei personen. Met mij ook? Ja, met mij ook, maar hij vertelde zoiets nooit aan iemand. Wel zou hij mij, als hij in een soort sneaky preview zag dat ik straks buiten overreden zou worden, aan de praat houden, net zolang tot in ieder geval het spitsuur voorbij was. Dus ik probeerde ‘dan ga ik nu even buiten een luchtje scheppen’, waarop hij zei ‘dat kun je gerust doen’. Toen ben ik maar naar het hoekje met de bitterballen gegaan, waar het heel gezellig was, al riep iemand besmuikt ‘Je komt hier toch geen koffie zetten?’

Vlak vóór die receptie namelijk was er weer zo’n bestuursvergadering, waar ik al hondsmoe aankwam, maar toch koffie moest zetten, terwijl achteraf bleek dat die koffie al gezet was en klaar stond in een thermoskan. En onder het tellen van de koffieschepjes praatte de penningmeester honderduit tegen mij over zijn bloeddruk, zijn hartslag, het aantal stappen dat hij dagelijks zette en zijn in het algemeen als laconiek te omschrijven levenswijze i.t.t. die van zijn zuster Leida, die erg angstig was aangelegd, steeds vergeetachtiger werd en ook regelmatig een gat in haar hoofd viel, bij voorkeur in de badkamer, want daar zaten 5 handgrepen, twee bij het bad, drie in de douche en één naast de w.c. en dan greep ze juist omdat het er zoveel waren nogal eens mis, dan dacht ze dat er drie bij het bad zaten of twee bij de wc, zodat ik al met al de tel van de koffieschepjes kwijtraakte, meende dat ik teveel in het filter had gedaan en daarom nog twee duizelige kopjes water bij in de langzaam vollopende kan goot, dus let wel: niet in het waterbijvulgedeelte, maar rechtstreeks in de kan, omdat ik niet geslapen had, waarna de andere bestuursleden binnendruppelden en de koffie niet meer als zodanig herkenden. De secretaris kon zelfs turend in zijn kopje de bodem zien. Nou ja, zo moeilijk was dat ook weer niet, want de penningmeester had als eigen bijdrage aan de vergadering espressokopjes klaargezet, zodat iedereen in één slok door de ellende heen was en vervolgens, voor de verandering eens eensgezind, géén tweede kopje meer hoefde. 

Dat vergeetachtige zoals bij Leida kan lastig zijn. Maar wanneer wordt het dementie? Ik vergeet vaak een naam, zoek een passende uitdrukking en vind die niet, weet niet meer wat ‘Frya’ ook alweer precies voor crisis was. Zolang je nog wel onthoudt dat je iets kwijt bent, lijkt het me geen dementie. Maar als je niet meer weet dat je zoiets wel ooit geweten hebt, wordt het précair. Ik zoek een ander woord, maar alleen précair wil me tebinnenschieten. Penibel?

Ik begon te tobben over de zuster van de penningmeester. Ze is nog maar 68, dus dat misgrijpen in de badkamer komt te vroeg. Dat is meer iets voor als je 83 bent, eerder niet. Dus ik dacht hoe kan ik haar helpen met al die handgrepen, want ik ken haar wel een beetje, maar niet goed genoeg om daar eens even aan te bellen, de oubollige echtgenoot opzij te duwen en haar een truc te leren, de truc van het houvast.

Volgens A. ben ik een pleaser en wel enigszins misprijzend uitgesproken, omdat ik mij teveel inleef in de sores van anderen teneinde zelf aardig gevonden te worden. Eigenbelang dus, zoals alles tenslotte. Die laatste observatie is wel juist, maar in dit geval is de oorzaak een andere. Ik verplaats me vooral graag in anderen, omdat ik dan zelf niet zo hoef te leven. Maar leg zoiets maar eens uit aan mensen die dronken onder een kerstboom liggen.

Ben je al bij de tweede uroloog geweest intussen? Staat er een nieuwe operatie op de rol? Heb je erg veel last van die stenen? Moet ik eraan komen?

Brigadier Snuf ziet het licht… of niet?

Mijn ene vriendin, die van de twin peaks, was liever prenataal gebleven en nog liever preconceptueel. Ze vindt haar depressies en eigenlijk het hele leven bijna niet te doen. Maar preconceptueel blijven, zo hield ik haar voor, dat krijgen we niet meer voor elkaar, tenzij de tijd zich omdraait in zijn graf. Alleen dan valt er misschien preventief nog wat in te grijpen. Maar makkelijk wordt het niet. Dus heeft ze besloten toch maar gewoon T.S. Eliot te blijven lezen, haar favoriete dichter (‘In my beginning is my end.’).

Intussen lees ik de autobiografie van Jeremy Denk. Dik, dikker, dikst. 500 Bladzijden vol frappante détails over componisten, hun symfonieën, pianoconcerten, sonates, préludes, cantates, mazurka’s en zo voort, impromptu’s. En al die détails wil ik dan verifiëren, of in ieder geval begrijpen. Dat betekent één bladzij lezen en vervolgens anderhalf uur zoeken op Internet en luisteren of het waar is wat hij zegt over opus 488 van Mozart of maat 5 in de eerste prélude van Bachs Wohltemperierte Klavier, je weet wel, waar Gounod zijn Avé Maria op losliet. Het is allemaal waar en ik begrijp ineens waarom sommige passages in bepaalde stukken me altijd zo ontroerden. Het blijkt die ene dissonant gevolgd door dat bijna bevrijdende septiemakkoord en ingelost in een simpel C-groot. Je moet er maar opkomen! Ik hoor van mezelf niet eens in welke toonsoort iets geschreven is. Dus ik zal de rest van mijn leven nodig hebben voor het verwerken van dit prachtige boek. Als ik het überhaupt red. Of, om nog eens met T.S. Eliot te spreken: ‘Hell is oneself’. Of, om ook nog eens met J.P. Sartre te spreken: ‘l’enfer c’est les autres’. We hoeven niet te kiezen, allebei klopt en is zo waar als een koe.

Ooit, tijdens mijn studietijd, had ik kort verkering met een aantrekkkelijke jongen om te zien, type Jonathan Franzen of Godfried Bomans. Hij had conservatorium gedaan en speelde grandioos – dat was in die jaren het modewoord voor vet gaaf, awesome of episch – piano. Gevat was hij ook, sprankelend zelfs, hij paste naadloos in het plaatje van de man die ik mijn broer altijd al als zwager cadeau wilde doen. Ik schreef naar Zambia: ‘Han, ik heb een ideale zwager voor je: hij houdt van kaarten, is ad rem, belezen en muzikaal, wacht ik sluit een foto bij’. Zo gezegd, zo gedaan, maar toen bleek koud twee weken later de potentiële zwager van mijn broer VVD’er te zijn en maakte ik het uit. Ja, je kunt toch niet je hele leven verdoen met een VVV’der? Dat is toch een te wezenlijke persoonlijkheidsstoornis? Ik heb het mijn broer niet eens meer voorgelegd, want die had waarschijnlijk gezegd: ‘Als hij klaverjast: aanhouden!’ En dan zat ik ermee.

Mijn opa, de smid van zijn dorp, vredestichter bij uitstek, de man van de wijze raad, bij wie iedereen aanklopte ingeval van conflicten, geldzorgen of andere problemen, was vermoedelijk ook VVD’er. Wat wil je, een middenstander, dan mag het. Maar een pianoleraar? Dat is toch nergens voor nodig? Ik weiger zoiets te begrijpen.

En wat ik ook niet begrijp: wat heeft Corona met de Jehova’s gedaan? Nu het virus volledig is geaccepteerd, kunnen die toch ook wel weer aan de deur komen? Niet één meer gezien, ik mis ze.

Wel belden gisteren, 14 november jl., twee agentes van politie aan. Ze waren donkerblauw gekleed, maar zo te zien niet echt in uniform. Degene die het woord deed, klapte meteen geroutineerd haar ID-kaart uit. De ander ging als brigadier Snuf ijverig, met haar bebrilde neus zo ongeveer in haar mobieltje, notities staan maken. Maar hoe moet ik nou zien of zo’n legitimatiebewijs echt is? Wat zou jij doen in zo’n geval? De vraag was of wij een camera aan het huis hadden. Want er was op 8 november jl. een misdaad gepleegd in onze wijk. Nee, wat voor misdaad en waar precies, daarover mochten ze niks zeggen. De woordvoerster wees op ons alarmlampje in de hoek tussen garage en voordeur. Zo’n lampje, je kent het wel, dat aangaat als een stalker zijn lettres d’amour ’s nachts te ver door de brievenbus de gang in mikt, waarna een hels kabaal uitbreekt en wij in onze onderbroek naar de wapens grijpen. Was dat een camera? ‘Ja’ zei ik, want ik wist zo gauw niet meer hoe je nee zegt. ‘Maar hij doet niks’ voegde ik er wel aan toe. ‘Ach’ antwoordde zij begripvol, ‘een dummy dus.’ Brigadier Snuf keek even fronsend op uit haar mobiel, maar zakte er ook meteen weer in terug, waarschijnlijk om ‘een dummy’ te noteren. En nou vraag ik me af Fons, of een agent van politie niet meteen ziet dat zoiets geen camera maar een lampje is! Dus nou twijfel ik of het niet gewoon twee criminelen waren, die de buurt op camera’s verkenden. En of wij dus binnenkort een inval kunnen verwachten. De officiële reden voor het onderzoek luidde, dat ze wilden checken of de misdadigers ergens op camera stonden. Dat klonk op zich wel goed, vond ik. Toch heb ik voor de zekerheid ook maar een melding van e.e.a. gemaakt via de website van de plaatselijke politie. Want ik vind teveel mensen, eigenlijk iedereen, altijd aardig, dat blijft een aandachtspunt, vindt mijn vriendin. Ze heeft gelijk. Telkens opnieuw trap ik in de val. Zo dom. De hel, het zijn echt de anderen plus ikzelf.

Niettemin vond ik het al met al een geslaagde middag.
Nou maar hopen dat ook de Jehova’s gauw weer komen.