Hartelijk dank voor je brein, Fons, ik vind het een mooi geschenk. En wees niet bang: ik hoef na de ingreep niet meer dezelfde te zijn. Ik weet dan immers niet meer wie ik was? Dat hele ‘ik’ slaat so wie so nergens op. Los daarvan wil ik ook best iemand anders worden. Misschien lust ik dan ineens wel mayonaise! Daar zou mijn leven echt een stuk makkelijker van worden. Al die rottige slaatjes die ze je overal maar voorzetten, ik zou beslist minder hongerig thuiskomen. Je hoort het wel eens bij mensen die het hart van iemand anders hebben gekregen. Opeens houden ze van kip! Identiteit zegt me niet zoveel. Het is maar een idee. Jezelf zijn: moderne hupsafladder.
Wel zou ik het fijn vinden met jouw brein eindelijk muzikaal te zijn, want dat mis ik nou wel vrij ernstig. Mijn ene broer was volstrekt amuzikaal, de ander had een absoluut gehoor en ik zat daar tussenin. Qua leeftijd vol overgave de jongste, qua muzikaliteit afzien. Ik ken geen verschil tussen grote en kleine terts, altsleutel en waterpomptang, bes en braam. Tot op hoge leeftijd drong niet tot mij door dat de octaven op een piano alfabetisch gerangschikt staan, dus van a via c naar g. Tot dan toe had ik altijd zo’n beetje stilzwijgend gedacht je begint bij c, die zit niet voor niks precies in het midden, en dan houdt het op bij g, dat is nou eenmaal zo besloten, en dan gaat het vandaar via a en b nog even verder naar de volgende c. Ik lieg niet. Terwijl ik vroeger op school voor niet-muzikale dingen altijd hartstikke hoge cijfers had! Ritmegevoel? Ik dacht het niet. Sterker nog ik ben de enige binnen onze stijldansclub die op de Engelse wals een tango kan dansen. Probleemloos. Alleen stelt niemand dat op prijs. Dat er twee met elkaar dansende vrouwen op de club zitten, alla. Je wilt mee met je tijd. Maar dan moet die ene niet ook nog alle perken tebuiten dansen. A. schaamt zich vaak haar ene oogje uit de kop. Zelf heb ik meestal niks in de gaten. Tot iemand mij op de schouder tikt. Die wil dan 1. zelf met A. dansen en 2. dat ik ga zitten en mijn slaatje opeet.
Kwarten en kwinten, A-mineur, kleine terts, grote fuga, ik ken de termen, maar vraag mij niet om even iets in G-groot voor te spelen. Dat gebeurt ook weinig. Ik kan met enige moeite nog wel een zelfgemaakte boogie-woogie ten gehore brengen, maar daarna wil iedereen eigenlijk liever dood.
Mijn moeder – kennelijk een blijvertje in deze blogs – hield niet van klassieke muziek. Zij was er zelfs nogal fel tegen gekant. Voor violen rezen de haartjes op haar armen als één man overeind. ‘Ik kan me er wel voor schudden!’ legde ze dan keer op keer volkomen ongevraagd uit. Dus luisterde ik in het geheim. Want als iets niet mag, wil je het pas echt. Hoe stiekemer het moet, hoe meer het bekoort. Ik ging me zelfs, de hele opkomst van de popmuziek negerend, opofferingen getroosten. Het Requiem van Brahms bijvoorbeeld. Aanvankelijk zei dat me niks. Waardeloze prut, kraak noch smaak, geen melodie te ontdekken. Maar als zoveel andere mensen dan mijn moeder het mooi vonden, dan moest het toch ergens wel iets hebben? En ik luisterde een tweede keer. Hm. Een derde. Volhouden maar. Een vierde. Hé, stak daar nu toch voorzichtig iets zijn kopje op tussen de afgevallen bloemen in het verdorde gras? Ik luisterde een vijfde keer en was verkocht. Sindsdien staat ‘Wie lieblich sind deine Wohnungen’ met stip bovenaan mijn toptien van losse Requiemonderdelen.
Zou dat fanatieke net zoiets zijn als de doorgeschoten trouw van studenten die de ontgroening bij het Corps hebben overleefd? De latente functie van ontberingen? Want je wilt daarna toch niet concluderen dat het allemaal voor niks is geweest, dat dat hele Corps een lachertje van sneue ego’s is, dat je toch echt beter iets anders met je tijd had kunnen doen dan zweren oplopen om er maar bij te mogen horen. Nee, leve het Corps en het Requiem van Brahms. Opofferingen maken je roomser dan de paus. Als je in een milieu zit waarin je vader elke zondag Das Wohltemperierte Klavier opzet, of beter nog: zelf op de natuurlijk ook aanwezige vleugel speelt, is het wat anders. Dan ontwikkelen, zoals jij al opmerkte, je hersens zich vanzelf in de juiste richting. Maar dan leer je waarschijnlijk weer niet zo goed uit bomen vallen als ik. Alles heeft een keerzij.
Wel zit ik er nou mooi mee. Want de Mattheus onderging een zelfde lot, daarna al het andere, de integrale Beethoven, met name die weergaloze late strijkkwartetten, Mozart, Schubert, ook de saaie dingen van Bach, Richard Strausz, Bruch, Fauré en Mahler, alles eigenlijk tot en met Rachmaninov, die wel pas stierf in 1943, maar muzikaal toch demonstratief zijn rug naar de twintigste eeuw keerde. Nou vooruit, Milhaud nog, maar gekker moet het niet worden. Misschien Poulenc. En Gershwin natuurlijk. Sjostakovitch.
Het is zover gekomen dat ik nu de Altrapsodie van Brahms wel bij mijn uitvaart zou willen draaien, maar daar doe ik het bezoek geen plezier mee, dus het wordt André Hazes. Of laten we niet overdrijven, maar wel iets luchtigers dan de afgevallen bloemen in het verdorde gras. Dixyland misschien, Malando of Drops Keep Falling On My Head. Easybeats, Ekseption? Cuby & The Blizzards, Oasis? Is dat wat, fucking Oasis? Het moet iets zijn dat alle mensen prettig vinden om naar te luisteren. Zij leven tenslotte nog en hebben al zo’n lange reis achter de rug. Dat wil zeggen tante Beerteke. Wij verwachten goedbeschouwd alleen tante Beerteke uit Appelscha.
Muziek goed voor de hersenen? Ik weet het niet. Maar het werkt in ieder geval wel zoals drank. Ben je in een goed humeur, het wordt nog beter. Op het derde Brandenburgs Concert dans je vanzelf mee met de Groosland-biggetjes van Maguy Marin. Ken je die? Anders even googlen: https://www.youtube.com/watch?v=9OQbU8qVT20. Tenzij je geen zin hebt in een goed humeur, omdat het vandaag niet wil met je websites. Draai dan ‘Das Gras ist verdorret und die Blume abgefallen’ en je raakt vanzelf definitief het spoor bijster.