Mijn vriendin N. te V. (68), die almaar dover werd, besloot eindelijk om dan toch maar gehoorapparatuur aan te schaffen. Zo beschikt zij nu sinds kort over van die leuke minuscule bolletjes, in ieder oor één. En van het ene moment op het andere werd zij weer allerhande geluiden gewaar, die sluipenderwijs uit haar bestaan verdwenen waren. De eerste keer dat zij en haar bolletjes de markt opkwamen, werd met grote, bijna barbaarse slagen van de kerkklok haar frêle gestalte effectief aan het wankelen gebracht. Zó intens galmde het haar onthutste hoofd in, dat zij zich vast moest grijpen aan een passerende klusjesman, je weet wel in zo’n blauwe overall, met uit zijn zakken puilende hamer, duimstok, potloden en zware shag. Vroeger hadden die vast werk, maar nu hijgen ze over de markt van het ene flexbaantje naar het andere. Niet zo leuk voor henzelf misschien, maar reuze handig voor te hard horende bejaarden. Ook het gespin van haar kat Jimmy Boy, die ze alleen nog langs haar benen voelde gonzen, registreren de bolletjes nu onvervalst en niet te vergeten het gerucht van een aantal buren, wier bestaan zij tot dan toe maar net aan vermoedde. Het op één na fijnste van alles vond ze dat ze gesprekken in een groep weer gewoon kon volgen en mee kon lachen om het soort grapjes, dat zijn charme ontleent aan het niet drie keer hoeven herhalen van de clou. Het allermeest echter genoot ze van het gezang van al die vogeltjes, in de tuin, op straat, in het park, overal waar ze maar wandelde en zelfs binnenshuis, dat heldere, sonore gefluit dat ze al die tijd zo node had gemist, meer nog dan de grapjes of het gespin van Jimmy Boy. Helaas duurde die euforie maar een dag of wat, tot bleek dat het hier niet zozeer vrolijk getsjilp betrof, als wel het signaal dat de batterijtjes opraakten. Het waren oude testbatterijtjes…
Verder ben ik momenteel weliswaar nogal woest bezig in zowel Red ons Maria Montanelli van Koch, Klont van Februari, Het Gewicht van de Woorden van Mercier, de Burnierbiografie van Lockhorn als de slechtste Asterix ooit verschenen, maar wil ik nu zo spoedig mogelijk ook alles van Thomas Verbogt lezen. Hoe kon ik die toch ooit zo lamlendig over het hoofd zien? Hij zou de tentoonstelling ‘Van die dingen…’ openen van zijn vriend, de alom als uitermate bescheiden bekend staande graficus Koos van Tol, wiens werk nu te zien is in Kasteel Doorwerth. Verbogt zei ongeveer: ‘KOOS VAN TOL… Wie zijn website opent ziet bovenin groot en breed over het scherm “KOOS VAN TOL, Graficus” … en wie dan daaronder op de welkomknop naast zijn foto klikt, komt op een pagina waar weer vrij groot staat: “KOOS VAN TOL, Graficus” … en wie dan naar de tekst daaronder scrollt, leest “Welkom op mijn website, mijn naam is Koos van Tol, ik ben al 50 jaar werkzaam als graficus”. Tegen die tijd was ik, door de Godfried-Bomansachtige manier waarop de spreker ons toesprak, al zo slap van de lach, dat ik eigenlijk niet goed meer op kon houden, ook blaastechnisch gezien. Toen hij klaar was en bevrijd van het podium stapte, werd hij daar overigens per ommegaande weer op terug gedirigeerd, omdat hij het enige dat hij eigenlijk moest doen, de expositie openen, was vergeten. Maar die expositie is wel prachtig. Google anders zelf even naar Koos van Tol, graficus. Zijn werk, vooral de computer generated print, zal jou als Gustave Riom designer beslist aanspreken. Hij is naast graficus ook een begenadigd fotograaf. Bekijk in zijn Portfolio bijvoorbeeld zijn collage van al die Romeinse kerkinterieurs, zo mooi…
Ik hou van puntjes. Ze suggereren zoveel méér dan geen puntjes. Stilte bijvoorbeeld, om eens even goed in na te denken. Zo vertegenwoordigen de puntjes van Verbogt een zelfde soort pauzes als kenmerkend voor de stijl – Ach, had mijn vrouw maar één zo’n been… – van Bomans, met zijn adoratie voor Marlene Dietrich. Ik had het gisteren met mijn klasgenoot van heel vroeger, die ik onlangs als stadsmonnik in Vlaanderen hervond, over mijn liefde voor met name drie puntjes. Hij hield ook van puntjes, gaf hij meteen grif toe, maar hij had er liever twee. Drie vond hij dan meteen weer zoveel. Daar kon ik wel een stukje in meegaan, al denk je volgens mij bij slechts twee puntjes toch gauw dat de schrijver er per ongeluk één teveel heeft gezet, dus dat er sprake is van een stotterpuntje, terwijl drie puntjes zonneklaar bedoeld zijn als drie. Nou, ik wil er nu niet al te diep op ingaan, maar de reserve van de stadsmonnik ten aanzien van het derde puntje deed mij wel denken aan die geblaseerde tv-types tegenwoordig, die andere geblaseerde tv-types twee keer toi toewensen, omdat drie keer toi echt teveel van ze gevraagd is in hun stressvolle tv-type-bestaan. Natuurlijk zei ik dit niet tegen mijn stadsmonnik. Veel te blij dat ik hem teruggevonden heb. En ook eerst maar eens tot op de bodem uitzoeken hoe het in vredesnaam mogelijk is, dat hij zich niet meer herinnert hoe wij vroeger gezoend hebben, terwijl ik die zoen nog in al z’n zinderende dimensies door mij heen voel gonzen…
Maar Lineke, dat heb je niet goed begrepen! Ik herinner me zeer goed dat we hebben gezoend en schreef zelfs dat jij me eigenlijk leerde ( tong)zoenen! Of is hier sprake van dichterlijke vrijheid?
Ja shit Coos, dat is ook zo, je herinnerde je wel iets, maar het overtuigde me denk ik niet, omdat je er de naam Lenie mee associeerde en er veel mooie meisjes in Lochem waren die wel een oogje op je hadden, ik dacht daar zat vast wel een Lenie bij… Zoen van mij!
ik weet zelfs nog waar het was: achter jouw huis. Ik had je van één of ander feest nar huis gebracht.. 😉
Misschien was het dan toch een Lenie, Coos, want ik herinner mij vooral de divan in onze woonkamer en mijn angst dat mijn ouders eerder dan verwacht terugkeerden…. Zouden wij dan soms allebei twee anderen zijn geweest? 😋