Stenen des aanstoots

Veel dank voor je twee laatste blogs. Ik heb ze met veel plezier gelezen. Mis jij de Jehova’s? Betekent dat, dat jij de deur voor ze open doet en een gesprek begint? En waar hebben jullie het dan over? Jezus? De eeuwegeit?

Laat ik beginnen met je belangrijkste vraag te beantwoorden: ja ook wij hebben een dorpspomp. Hij staat in het meest schilderachtige straatje van ons dorp. Hij wordt niet meer als pomp gebruikt maar alleen nog voor de krantenrubriek “Ontmoeting bij de dorpspomp”. Min of meer bekende dorpelingen worden, poserend bij de pomp, uitgehoord over hun hobbies, favoriete gerechten en andere wezenlijke zaken en dat wordt dan in de krant gezet.

Dorpspomp

Sinds jongstleden zaterdag ben ik officieel bestuurslid van de afdeling van GroenLinks in ons dorp. Er zit ook werk aan vast, want nu coördineer ik meteen de verkiezingen voor de provinciale staten, althans wat ons dorp daaraan moet bijdragen. Want het zijn de lokale afdelingen, die de provinciale verkiezingen (15 maart, noteer dat alvast) moeten uitventen. Ik heb net folders en posters besteld, en binnenkort gaan we met een campagnecommissie bedenken hoe we vrijwilligers gaan organiseren die de folders gaan rondbrengen.

Ik neem aan dat jij het WK volgt? Zie jij alle wedstrijden? Is A. nu voetbalweduwe? Of valt dat allemaal wel mee? Ik heb alleen een enkele samenvatting gezien. Louis van Gaal gelooft dat Nederland wereldkampioen kan worden. Ik geloof steevast dat ze het ook niet kunnen worden. Ik hoor het wel tegen die tijd.

Ik weet niet of ik het al verteld had, maar C. is een middag per week vrijwilliger in het Scheveningse museum Beelden aan Zee. Af en toe ga ik even kijken, vooral om C. aan het werk te zien, en ook omdat ik dan een mooie fietstocht door de duinen kan maken, en dat is dan weer goed voor mijn algemeen welzijn. Ik ga niet voor de beelden. Ik ken eigenlijk niet veel mooie beeldenkunst. Meestal vind ik het tentoongestelde maar niks of mwah. Vaak is de reis aangenamer dan het doel.

Sculptuur van Elmar Trenkwalder (Oostenrijk)

Nee, dan Balenciaga. Die zagen wij van de week in het Kunstmuseum. Hij maakte kleding voor vrouwen, alleen zwart. Dan werd je niet afgeleid door de kleuren, en kwamen vorm en model beter tot hun recht, vond hij. Er was veel van Balenciaga te zien in het museum, maar ze hadden de verlichting erg schaars gehouden. Allemaal zwarte kleding in schaarsverlichte zalen dus. Het was vast allemaal erg mooi, maar ik denk dat ik veel gemist heb.

Het is denkbaar dat er een medische ingreep in het verschiet ligt. De uroloog heeft in één van mijn nieren veel nierstenen waargenomen, en omdat van mij bekend is dat die niet vanzelf worden afgevoerd, moeten ze er via een operatie uit worden gehaald. Hij heeft mij  doorverwezen naar een andere uroloog, die weet hoe je dat moet doen. Daar ga ik volgende maand op bezoek, en dan hoor ik het wel. Voorlopig ben ik dus weer nierpatiënt. De vorige steenverwijderingsingreep was acht jaar geleden, dus dat is zo’n beetje de frequentie waarmee dat bij mij moet plaatsvinden. Als ik 80 ben moet ik weer, denk ik. Nu eerst maar deze ingreep, en daarna maar eens kijken of ik de 80 kan halen . . . 

Brigadier Snuf ziet het licht… of niet?

Mijn ene vriendin, die van de twin peaks, was liever prenataal gebleven en nog liever preconceptueel. Ze vindt haar depressies en eigenlijk het hele leven bijna niet te doen. Maar preconceptueel blijven, zo hield ik haar voor, dat krijgen we niet meer voor elkaar, tenzij de tijd zich omdraait in zijn graf. Alleen dan valt er misschien preventief nog wat in te grijpen. Maar makkelijk wordt het niet. Dus heeft ze besloten toch maar gewoon T.S. Eliot te blijven lezen, haar favoriete dichter (‘In my beginning is my end.’).

Intussen lees ik de autobiografie van Jeremy Denk. Dik, dikker, dikst. 500 Bladzijden vol frappante détails over componisten, hun symfonieën, pianoconcerten, sonates, préludes, cantates, mazurka’s en zo voort, impromptu’s. En al die détails wil ik dan verifiëren, of in ieder geval begrijpen. Dat betekent één bladzij lezen en vervolgens anderhalf uur zoeken op Internet en luisteren of het waar is wat hij zegt over opus 488 van Mozart of maat 5 in de eerste prélude van Bachs Wohltemperierte Klavier, je weet wel, waar Gounod zijn Avé Maria op losliet. Het is allemaal waar en ik begrijp ineens waarom sommige passages in bepaalde stukken me altijd zo ontroerden. Het blijkt die ene dissonant gevolgd door dat bijna bevrijdende septiemakkoord en ingelost in een simpel C-groot. Je moet er maar opkomen! Ik hoor van mezelf niet eens in welke toonsoort iets geschreven is. Dus ik zal de rest van mijn leven nodig hebben voor het verwerken van dit prachtige boek. Als ik het überhaupt red. Of, om nog eens met T.S. Eliot te spreken: ‘Hell is oneself’. Of, om ook nog eens met J.P. Sartre te spreken: ‘l’enfer c’est les autres’. We hoeven niet te kiezen, allebei klopt en is zo waar als een koe.

Ooit, tijdens mijn studietijd, had ik kort verkering met een aantrekkkelijke jongen om te zien, type Jonathan Franzen of Godfried Bomans. Hij had conservatorium gedaan en speelde grandioos – dat was in die jaren het modewoord voor vet gaaf, awesome of episch – piano. Gevat was hij ook, sprankelend zelfs, hij paste naadloos in het plaatje van de man die ik mijn broer altijd al als zwager cadeau wilde doen. Ik schreef naar Zambia: ‘Han, ik heb een ideale zwager voor je: hij houdt van kaarten, is ad rem, belezen en muzikaal, wacht ik sluit een foto bij’. Zo gezegd, zo gedaan, maar toen bleek koud twee weken later de potentiële zwager van mijn broer VVD’er te zijn en maakte ik het uit. Ja, je kunt toch niet je hele leven verdoen met een VVV’der? Dat is toch een te wezenlijke persoonlijkheidsstoornis? Ik heb het mijn broer niet eens meer voorgelegd, want die had waarschijnlijk gezegd: ‘Als hij klaverjast: aanhouden!’ En dan zat ik ermee.

Mijn opa, de smid van zijn dorp, vredestichter bij uitstek, de man van de wijze raad, bij wie iedereen aanklopte ingeval van conflicten, geldzorgen of andere problemen, was vermoedelijk ook VVD’er. Wat wil je, een middenstander, dan mag het. Maar een pianoleraar? Dat is toch nergens voor nodig? Ik weiger zoiets te begrijpen.

En wat ik ook niet begrijp: wat heeft Corona met de Jehova’s gedaan? Nu het virus volledig is geaccepteerd, kunnen die toch ook wel weer aan de deur komen? Niet één meer gezien, ik mis ze.

Wel belden gisteren, 14 november jl., twee agentes van politie aan. Ze waren donkerblauw gekleed, maar zo te zien niet echt in uniform. Degene die het woord deed, klapte meteen geroutineerd haar ID-kaart uit. De ander ging als brigadier Snuf ijverig, met haar bebrilde neus zo ongeveer in haar mobieltje, notities staan maken. Maar hoe moet ik nou zien of zo’n legitimatiebewijs echt is? Wat zou jij doen in zo’n geval? De vraag was of wij een camera aan het huis hadden. Want er was op 8 november jl. een misdaad gepleegd in onze wijk. Nee, wat voor misdaad en waar precies, daarover mochten ze niks zeggen. De woordvoerster wees op ons alarmlampje in de hoek tussen garage en voordeur. Zo’n lampje, je kent het wel, dat aangaat als een stalker zijn lettres d’amour ’s nachts te ver door de brievenbus de gang in mikt, waarna een hels kabaal uitbreekt en wij in onze onderbroek naar de wapens grijpen. Was dat een camera? ‘Ja’ zei ik, want ik wist zo gauw niet meer hoe je nee zegt. ‘Maar hij doet niks’ voegde ik er wel aan toe. ‘Ach’ antwoordde zij begripvol, ‘een dummy dus.’ Brigadier Snuf keek even fronsend op uit haar mobiel, maar zakte er ook meteen weer in terug, waarschijnlijk om ‘een dummy’ te noteren. En nou vraag ik me af Fons, of een agent van politie niet meteen ziet dat zoiets geen camera maar een lampje is! Dus nou twijfel ik of het niet gewoon twee criminelen waren, die de buurt op camera’s verkenden. En of wij dus binnenkort een inval kunnen verwachten. De officiële reden voor het onderzoek luidde, dat ze wilden checken of de misdadigers ergens op camera stonden. Dat klonk op zich wel goed, vond ik. Toch heb ik voor de zekerheid ook maar een melding van e.e.a. gemaakt via de website van de plaatselijke politie. Want ik vind teveel mensen, eigenlijk iedereen, altijd aardig, dat blijft een aandachtspunt, vindt mijn vriendin. Ze heeft gelijk. Telkens opnieuw trap ik in de val. Zo dom. De hel, het zijn echt de anderen plus ikzelf.

Niettemin vond ik het al met al een geslaagde middag.
Nou maar hopen dat ook de Jehova’s gauw weer komen.

Stralen of bestraald worden

Wel gefeliciteerd Fons met je bestuurslidmaatschap van Groen Links Voorschoten en ook met het Progressief Akkoord dat er is gesloten over leuke dingen voor de mensen in het dorp. Auto’s op het plein zijn inderdaad een affront voor het gemoed, er hoort in het midden een degelijke, ouderwetse pomp te staan. Bij ons is die verplaatsbaar. Als je boven zijn putje zwengelt komt er echt water uit de pomp, maar als er markt is, wordt hij in zijn geheel naar de rand van het plein verplaatst. Alles is mogelijk in dit prachtige dorp. Hebben jullie überhaupt wel een pomp? Anders is een overdekte muziekkoepel ook mooi en goed hoor, doen jullie maar zoals het jullie het best lijkt.

Onze pomp. Op zon- en feestdagen gaat zijn tuitje omhoog.

Afgezien van dat tuitje gebeurt hier weinig. Er is uiteraard een hoop gedoe in het culturele circuit, maar waar niet? Er zijn ontieglijk veel besturen in ons circuit. Ik ken zelf dan ook weinig tot geen dorpelingen die niet in een bestuur zitten. Of vlak eronder, in een themagroep, ook heel belangrijk. De secretaris van één zo’n bestuur nu toonde zich onlangs uitermate geschoffeerd door een vrouw uit een ander bestuur, die hem kennelijk met iets had ontriefd. Ik had deze secretaris al eens eerder tijdens een cultureel verantwoorde – ik kom zelf uitsluitend naar cultureel verantwoorde evenementen en de kermis, want daar willen de verpleeghuisrolstoelers standaard ieder jaar naartoe, regen en wind geen bezwaar, wij zijn niet van suiker mens, kom duw eens wat dóór – filmavond bij de entree van deze vrouw nogal luid horen verzuchten ‘oh, dat creatuur, affreus, alleen al hoe ze daar weer binnen komt stevenen!’ En vervolgens, wat zachter achter zijn hand tegen mij: ‘Ik ben tánkcommandant geweest, maar deze vrouw… ach, woorden schieten mij tekort!’ Ik begreep hem wel. Hij is ongeveer de liefste oudere van dagen die ik ken, maar ook wel gedeeltelijk opgetrokken uit een voor zijn generatie nog gangbare mengeling van minachting en vrees voor voortvarende vrouwen in het publieke domein. Dat zijn gewoon lastige dingen voor een tankcommandant.

Verder hebben wij net als jullie natuurlijk vrienden, familie en kennissen die akelige ziektes krijgen. En daar zit evenmin iemand bij die zoiets ‘verdiend’ heeft. Maar het meest confronterend vind ik toch altijd weer de dementerende bejaarden die ik elke week in dat tehuis tegenkom. Die klampen zich aan je vast, om met wanhopige blik en betraand gezicht te vragen waarom zij zo gestraft worden, waaraan ze dit verdiend hebben, of jij niet wat kunt doen om ze uit deze gevangenis te bevrijden. Nee, dat kun je niet. ‘Alstublieft, alstublieft, helpt u mij toch!’ Ja, maar hoe?

Ik heb dan minder moeite met degenen die bij mijn binnenkomst reeds beginnen te roepen dat ik een godvergeten klootzak ben, een halve gare zool, sodemieter toch op met die schijnheilige kliek van je, die gore gestapobende… hoer! Dit zijn uitingen binnen een goed doordachte variant op de hedendaagse complotbubbelagressie en als zodanig inschikkelijk tegemoet te treden. ‘Daar hebt u wel een punt meneer Gubbels, ik kan u eigenlijk alleen maar gelijk geven, het is één grote gestoorde zooi hier, maar gaat u nou even aan de kant alstublieft, ik moet naar huiskamer 2.’ En dan kan het gebeuren dat zo iemand zomaar verandert in een galante heer, die met een grijns op zijn gezicht opzij stapt, terwijl hij zachtjes maar met instemming zijn nieuwe mantra ‘grote gestoorde zóói’ herhaalt.

Mijn ene vriendin – uitbestraald en wel – is intussen gelukkiger dan ooit, omdat ze twee jaar terug een man heeft leren kennen met wie ze honderd hoopt te worden. Het stralen doet ze sindsdien zelf, net als hij. Van de week zaten ze op een terrasje in Zutphen met thee en gebak, toen er een mevrouw naar hen toekwam die vroeg of ze met hun eigen toestel een foto van ze mocht maken, want ze had nog nooit twee mensen zo blij met elkaar zien zijn. En nou denk je ‘Die ging er dus met hun mobieltje vandoor’, maar dat was niet zo, en gisteren liet die vriendin het resultaat zien. Zelfs die foto straalt. Bovendien lijken ze uiterlijk op elkaar, net broer en zus. En nog meer bovendien: hij is vijf jaar jonger dan zij. Dat is één van zijn vele mooie eigenschappen, intelligent, bescheiden, muzikaal, geestig en aantrekkelijk om te zien. Knappe mannen van 65 op zoek naar een vrouw verlangen er meestal één die toch wat jonger is, bij voorkeur een jaar of 30. Hem interesseert haar leeftijd niet in het minst. ‘Ach’ zeggen ze allebei, ‘Hadden wij elkaar maar vijftig jaar eerder ontmoet!’

Wat ik ook zo prettig aan ze vind, maar dit echt terzijde, is dat ze wel op vakantie gaan, maar niet teneinde een rollercoaster aan ervaringen op te doen, nieuwe herinneringen te maken of om de haverklap what the fuck te roepen. Van dat modieus hersenloze taalgebruik krijg ik zappend langs de zenders telkens weer schimmel en blaasjes rond de neusvleugels. Van mijn partner mag ik daarom niet meer zappen, alleen nog Gardeners World kijken. Ze heeft inderdaad zelf geen last van schimmel of blaasjes, maar bijvoorbeeld wel van brandend maagzuur door al die chocola, die kennelijk nodig is om Garderners World uit te zitten.

De andere vriendin ondergaat op haar beurt momenteel haar 15 bestralingen en wel bewonderenswaardig opgewekt, vooral gezien haar verleden van periodiek terugkerende hevige en langdurige depressies. Ik hoop met heel mijn hart dat ze daar nu niet nog eens in terechtkomt. Fietsend door verlaten dreven het uitschreeuwen van ellende, hele dagen in de kelder van haar appartement op de grond zitten, ogen dicht, hoofd tussen de knieën, je hebt er vaak nauwelijks een idee van hoe anderen, aan wie je zo op het oog niets ziet, eraan toe kunnen zijn. En dan ook nog die energiekosten in het vooruitzicht. Maar voorlopig krijgen ze haar niet klein. Ze heeft het douchen al teruggebracht tot eens in de zoveel tijd: ‘Anders wordt het ook zo’n sleur’.

Sleur staat in een kwaad daglicht. Waarom is mij niet helemaal duidelijk. Zelf floreer ik er nogal bij – 10.000 stappen op een dag, 2,5 uur krant lezen, 3 kwartier pianospelen – het kan mij eigenlijk niet sleurig genoeg zijn. Maar dat bazuin ik maar niet rond. De mensen zien het zo ook wel.