Over Linie Plukker

https://nl.wikipedia.org/wiki/Megchel_Doewina

Vrijwilliger dan vrijwillig…

We hebben dus een pretkabinet, vol cynische leugens en ambetant onbenul. Geeft niet, rariteiten zijn altijd interessant en de BTW op brood en spelen – chips en volksvermaak – wordt laag, dus als het toch niks kost, hoop ik dat dit ‘collectief’ zolang mogelijk blijft zitten. Je moet even omschakelen, maar dan is het werkelijk een verademing om zo totaal onthecht naar een circusact te kijken. Je hoeft met niemand mee te leven. Of ze nou keihard uit de nok te pletter vallen of door de geest uit hun eigen fles worden vernietigd, ‘ze doen het zelf’, om met de BN’er verderop in deze blog te spreken. En ik vermaak me helemaal plat, met een lekkere vette snack binnen handbereik. Alleen Schoof gaat me een beetje aan het hart. Bij Schoof voel ik toch ondanks alles bijna iets van mededogen. Hij kent ook heus zijn geschiedenis wel, maar hij dacht dat dit heel wat anders was dan Weimar-zondebok-noodwet-demagogie. Dit zag Schoof wel zitten.

Dus wij dachten: zijn kabinet kun je net zo goed ergens anders bewonderen, laten we een weekje gaan fietsen in Oost-Groningen. Wij ook eens echt vakantie..

De mensen in Oost-Groningen nu bleken opvallend aardig, veel vriendelijker dan die in en om Oranjewoud in Friesland, waar we vorig jaar waren. Het is een cultuurverschil, zoals ook tussen Wijchen en Malden bijvoorbeeld, toch grenzend aan elkaar. In Oost-Groningen groeten ze je al voor je ze zelf ziet. Als je afstapt van je fiets en een beetje onnozel – dat is bij mij aangeboren, maar dat weten zij niet – om je heen kijkt, komen ze naar je toe en vragen of ze je ergens mee van dienst kunnen zijn. In Oranjewoud en omgeving roepen ze dan dat je daar verkeerd staat en meer aan de kant moet, ze willen er langs. Maar ook in Friesland, verneem ik uit welingelichte bron, schijnen de verschillen merkwaardig plaatselijk te zijn: Heerenveen bepaald stuurs, Drachten bovenmodaal hartelijk. De welingelichte bron woonde vele jaren zelf in beide plaatsen.

Over wel of niet aardig gesproken: alweer enkele weken terug, het was nog prachtig weer, zat ik na het zwemmen even aan de kant in de Berendonck, mijn waterplas zo’n 5 kilometer van ons huis, om op te drogen. Maar de zon scheen zo onbedaarlijk fel dat ik voor het eerst van mijn leven wel wat zonnebrand wou. Dus stond ik op – ja, dat oogt makkelijker dan het is, als diverse onderdelen piepen en kraken en je nieuwe heup kreunend protesteert tegen alles wat geen crawlen is – liep naar mijn naaste buur en vroeg haar of ik een likje van haar crème mocht. Ze was een jaar of zestig, mollig, bruin gebrand en platinablond bijgewerkt en zag er zodoende uit, zou Garrison Keillor zeggen, als een vrouw van 38 met een heel zwaar leven achter de rug. Gul stak ze me niettemin haar hele tube toe en zei ‘Neem maar zoveel je wilt, niet te zuinig, ik heb genoeg.’ Erg aardig dus, je zou willen dat alle mensen zo waren. En toen begon ze te praten.

Ze was net dinsdag twee dagen terug met een vriendin op weg geweest naar een of ander Grieks eiland. Om 4 uur ’s nachts zou hun vliegtuig vertrekken. Eenmaal de auto lang geparkeerd en zelf op vliegveld Eindhoven hoorden ze dat hun vlucht niet doorging. Daarna uren lang geen enkele informatie meer. Pas tegen de middag vernamen ze dat ‘alle digitale systemen plat lagen’ en ze voorlopig helemaal nergens naartoe konden, behalve terug naar huis. Hun hele vakantie naar de knoppen dus. En nu maar zien of ze nog wat geld terug kregen. De reisverzekering zei: overmacht. De langparkeerinstantie zei: overmacht. De vliegmaatschappij zei: overmacht. Ja, misschien dat ze met veel soebatten hier en daar toch nog wat restitutie konden verwachten, maar het betekende al met al alleen maar extra gedoe in plaats van hun welverdiende vakantie, waarvoor ze toch het hele jaar hard gewerkt hadden! Het was één grote corrupte bende tegenwoordig in dit land, je werd door alle instanties genaaid waar je bij stond, een gewoon mens had hier geen leven meer, nergens kwam je zoveel onrecht tegen als in Nederland. 
‘Nou ja’ probeerde ik, ‘misschien in Gaza?’
‘Nee! Dat is hun eigen schuld!’
‘Wat bedoel je, van wie?’
‘Die doen het allemaal zelf!’
‘Hamas bedoel je?’
‘Nee, daarginds, die maken het er zelf naar!’

Daarom bedankte ik haar nog maar eens voor haar vrijgevigheid en ook snapte ik best waar haar frustratie vandaan kwam. Als al die op sociaal vlak en in wezen aardige en behulpzame mensen – ik heb het nu voor de goede orde even niet over ons kabinet – hun eigen spontane goedhartigheid nou ook eens wat ruimdenkender zouden inzetten, wat zouden we dan allemaal gelukkig zijn. Onderwijs dus. Maar ik verdom het om D’66 te stemmen. Ik ben zoals je weet van de partij voor mensen die zelf pvv stemmen. Het is om gek van te worden.

Deze vrouw had ik trouwens déjà-vu-achtig al gezien, besefte ik toen ik me weer – via het op handen en knieën voorover zakken en dan op goed geluk vanzelf verder naar links of naar rechts doorrollen op mijn handdoek – in uiteindelijk toch een soort zitstand had gemanoeuvreerd. Het was in het journaal, de avond ervoor, waar ze ons volk recht in het gezicht beloofde ‘nóóit, nóóit meer’ te zullen vliegen. ‘Ja’, riep ze mij toe, niet zonder enige tevredenheid over in ieder geval deze vorm van compensatie: ‘Ik ben nou wèl een BN’er.’

‘Alles digitaal onvoorspelbaar af en toe plat en de milieuverwoestende pleziervliegreizen sterven een volkomen natuurlijke dood’ las ik ergens. Ja, zo kun je het ook bekijken.

Maar dit alles terzijde.
Oost-Groningen!

In de oude katholieke nu gereformeerde kerk – uit 1200 – in Appingedam leek de vrijwilliger van dienst erg op de vrijwilliger in de Menkemaborg in Uithuizen, van de dag ervoor. A. vond de gelijkenis meer Oost-Gronings – allemaal gezonde, ronde gezichten – dan familiaal, dus zij liep door, fijn de kerk bekijken. Ik keerde om. Ik: Bent u misschien een broer van de vrijwilliger in de Menkemaborg, waar wij gisteren waren? Want u lijkt daar zo op. Hij: Ja. Ik: Bent u dan misschien zijn twéélingbroer? Hij: Nee, ik ben het zelf. Hij was de ene dag vrijwilliger hier en de andere daar (Snip en  Snap: het is niet me broer, toch is het een zoon van me vader, ra, ra, wie ben ik?).

In het restaurant bij de Menkemaborg kwam een gast naar de ober toe. Hij had een klacht. De ober noodde hem vlak bij ons aan een vrij tafeltje en schoof daar met hem aan. De gast had zijn pannenkoek op, die was erg lekker geweest, maar ook nogal, hoe zou hij het zeggen: dun. Te dun eigenlijk. Vooral omdat hij zo lekker was, dan wou je niet dat zo’n pannenkoek zo dun was als deze. De ober knikte begrijpend. Dus u wilt graag uw geld terug? Nou, ja, eigenlijk wel. Okay, dan doen we dat. En samen liepen ze naar de kassa, waar de gast zijn geld terugkreeg. Alles in alle rust en redelijkheid, van beide kanten. Hoe wil je het waar dan ook nog aardiger hebben, zelfs al was die gast misschien een notoire klager over de dikte van pannenkoeken. Ik vroeg aan A. of wij dit misschien droomden, maar zij dacht van niet.

Ergens op de weg terug naar ons appartementje zag ik op een aanplakbord zo’n soort boodschap als ‘God geef kracht aan hen die zieke kinderen hebben’. Je noteert het en denkt vagelijk ‘okay, ze zijn hier een beetje biblebelterig misschien, maar vast ook goed geweest in de oorlog’. Net zo half bewust – want je moet ook op de fat bikes en die ene overstekende meerkoet letten – interpreteerde ik de dicht opeen in hoofdletters geplaatste tekst bij alle bruggetjes als een soort godsdienstige incrowd-boodschap: 

BIJBELSIGNAAL
BRUGVRIJMAKEN

Het duurde zeker een dag of drie tot ik helemaal uit mezelf wat ruimte tussen de letters inlaste en zag dat er stond: BIJ BELSIGNAAL BRUG VRIJMAKEN

Nou ja, zo zien onze vakanties er dus uit, globaliter.
Best avontuurlijk, hè?

Garrelsweer in Oost-Groningen

Stress

Iemand wou zichzelf door een periode heen manifesteren, las ik ergens. Het was iets met yoga, mediteren en andere zelfontwikkelingshulp in tijden van maatschappelijke stress. Ik weet nog niet hoe, maar dat wil ik ook: mezelf door deze periode heen manifesteren. Niet gewoon ‘Hoi, hier ben ik weer’, maar meer ‘Dit was ik, toen manifesteerde ik mijzelf door de PVV heen en nu ben ik zo!’ Maar dan zonder yoga.

Onlangs, tweede week augustus, hoorde ik een overnamegesprekje tussen twee presentatoren van NPO4, de klassieke zender. De één (1) kwam, de ander (2) vertrok.
1. Ik kom altijd op de fiets naar het werk.
2. Ik ook.
1. Onderweg luister ik naar een podcast of muziek, jij?
2. Ik heb nooit oortjes in op de fiets.
1. Geen oortjes? Maar hoe luister je dan?
2. Ik luister gewoon rechtstreeks naar de vogels en neem de omgeving in me op.
1. Dat meen je niet! Geen oortjes in tijdens zo’n tocht? Heb je daar de rust voor?

Multitasken Fons, de generaties na ons hebben geen tijd meer voor maar één ding. Terwijl dat vroeger toch zo’n staande uitdrukking was: hou op met zeuren, pappa kan maar één ding tegelijk. 

Moeders konden zodoende multitasken in één zin, met die dubbele boodschap erin, waarmee ze hun man enerzijds in bescherming namen tegen zijn irritante kind en anderzijds duidelijk maakten dat hij iets niet kon en zij wel.

En als je dan in je onschuld vroeg ’tegelijk waarmee kan pappa maar één ding?’ knepen ze je in je bovenarm, in dat zachte stukje aan de achterkant, midden in de blauwe plek nog van de vorige keer. 

De huidige jonge vaders echter kunnen zelf ook minder goed multitasken dan ze denken. Ze lopen aan ons huis voorbij met hun kinderen van twee, drie en kijken op hun mobiel. De kinderen vragen nog wel ‘wat is dat pap, kijk dáár?’, maar krijgen geen antwoord, behalve soms zoiets als ‘Hier blijven Joey, niet op de weg!’ Als Joey 6 is, vraagt hij niks meer, maar tuurt, voortstiefelend op net zulke O-beentjes als zijn vader, ook op zijn mobiel. 

Ook nog even in het kader van de maatschappelijke stress terugkomend op jouw ervaringen met de exotische denkwereld van PvdA’ers: wat is jou eigenlijk precies duidelijk geworden over de reserves onder sommigen van hen over samenwerking met GL? Gaat het dan om de kloof tussen laag en hoog opgeleid? En daarmee samenhangend die tussen vooral eigen economische bestaanszekerheid en een wat ruimer zicht op natuur, dierenwelzijn en milieu? Om cultureel bepaalde verschillen misschien tussen dwepen met André Rieu en zwijmelen bij Gidon Kremer? Of een beetje van dit en een beetje van dat? Linksom of rechtsom of beter nog door het midden, maar eigenlijk toch gewoon het liefst linksom, hoop ik met jou dat GL/PvdA niet alleen in Voorschoten één partij wordt. 

Als jij daar nou het meer praktische werk voor doet Fons, probeer ik mij overal zo positief mogelijk doorheen te manifesteren.

Mag wel, hoeft niet…

Gewoonlijk schrijf ik langere blogs dan jij. Jij zit vaker te piekeren: waar zal ik het nu eens over hebben. Bij mij rolt het er makkelijker uit. Denk jij.

Laten we maar es kijken dan. Zo hebben wij hier mijn voeten tijdens het lezen van het weergaloos goede De Zwijger van René van Stipriaan over Willem van Oranje. Het is een rechter (R) en een linker (L) voet. Samen vangen zij het boek op als het omvalt. Meestal valt het om als ik probeer op te staan.

Ik ben op p. 97. Willem heeft net zijn eerste kind en 250 Bourgondische dorpen platgebrand. Nou ja, dat kind, samen met Anna van Buren, heeft hij niet platgebrand natuurlijk. Hij kon niet overal tegelijk alles platbranden. Maar waar het om gaat: de schrijver is zowel historicus als Neerlandicus, een unieke combinatie, omdat mijn voeten dan ontspannen op de voetensteun, onder het boek op zijn eigen voetstuk in de vorm van een boekenplankje op het dienblad over de armleuningen van de fauteuil, kunnen blijven liggen zonder telkens te struikelen over grammaticaal of anderszins stilistisch hobbelige zinnen. Om het boek heen heb ik ter bescherming het omslag van De Ontdekking van de Hemel gedaan, omdat buurman Frans, die mij De Zwijger uitleende nadat ik hem De Bourgondiërs had gegeven, de omslagen van zijn boeken altijd bij hem thuis houdt. Als ik dan een vlekje op het harde kaft maak, kan hij er gewoon weer zijn ongerepte omslag om doen. Ik bezoedel nu alleen mijn eigen omslag van De Ontdekking van de Hemel. Dat was een minder dik boek, dus het omslag wil niet zo heel goed om De Zwijger heen. Zie dan de boel maar eens niet te verontreinigen met bijvoorbeeld Emmenthalervingers als A. je rond 16.30 een stukje kaas komt brengen. ‘Hier, dit moet op.’ Dat je niet denkt dat het om liefde gaat of zoiets. Maar tot op heden, p. 97, gaat alles goed dankzij mijn ingenieuze leesstoel-met-boekenplankje-op-dienbladconstructie. Een misschien gering maar wel gevoelig nadeel van deze constructie is dat ik niet meer zonder schrammen, bultjes en blauwe plekken zelfstandig uit die stoel kan komen, hoewel hij volgens zichzelf een sta-op-stoel is, maar als De Zwijger van zijn voetstuk valt, moeten mijn eigen voeten hem wel eerst opvangen. Je snapt zo wel beter waarom de meeste mensen niet eens beginnen aan het lezen van een boek. Toch weet ikzelf ondanks al die tegenslagen telkens weer min of meer tot wederopstanding te geraken. Eigenlijk bestaat er te weinig publieke waardering voor dit soort voorbeeldgedrag en by the way: als er zinnen als de voorgaande door mijn hoofd lopen, vraag ik mij nooit af waar ze nu precies over gaan, alleen of ze goed lopen, zonder te struikelen.

Dat is jouw probleem Fons, jij wilt ook nog over de inhoud van je zinnen nadenken. 

Dankjewel evengoed voor je correctie inzake de Rioms. Op eigen kracht was ik nooit achter die naamsverwisseling gekomen, maar jouw tekeningen worden er beslist niet minder fraai om. Niks Gustave of Georges: Alphonse willen wij!

Trouwens, nou we het toch over kunst hebben: jouw C. maakt inderdaad prachtige dingen. En dan wordt van zo’n sculptuur als haar imponerende vrouwenhoofd wel gezegd dat je gewoon alles weg moet halen wat geen imponerend vrouwenhoofd is, maar mij zou het toch minder goed afgaan. Ik kom er ook niet echt uit wat er precies mis is met die definitie van het gewoon weghalen. Hoe heeft ze het eigenlijk gedaan? Welk overbodig materiaal is er verwijderd? Klei? Ik denk klei.

Intussen loop ik bijna over van enthousiasme voor het team Harris-Walz. Niet goed natuurlijk, al die gelukzaligheid, eerst maar eens rustig afwachten hoezeer het gaat winnen straks. Maar laten we mij deze hemelse voorpret een poosje gunnen. Ik was niet eens meer latent depri door die andere twee, hoe zullen we ze noemen, wacht ik heb het: losers! Er ontstaan momenteel allerlei groepen als ‘Zwarte vrouwen voor Harris’, ‘Witte mannen voor Harris’, ‘Amerikaanse Joden voor Harris’ en zelfs ‘Republikeinen voor Harris’. Hoe weird wil je het hebben? ‘Trumpaanhangers voor Harris’. Nu alleen hopen dat ons team beschaafd blijft reageren en de scheldkannonades van de overkant demonstratief negeert. ‘Just weird’ volstaat.

Zitten we nog wel met die bestormers van moskeeën, opvangplaatsen voor asielzoekers en andere van islamitische sympathieën verdachte locaties. Ook deze bestormers branden bij voorkeur alles plat. Bij Willems troepen hoefde er wat hem betrof niks meer uit de as te verrijzen, maar de huidige beschermers van de westerse waarden willen onze mooie blanke jaren-50-samenleving terug. Ze doen het allemaal voor ons. Als zij zegevieren zijn wij wel allemaal dood, maar allah, ‘collateral dammage’ en elke revolutie eet haar eigen kinderen nou eenmaal op. Heilg verontwaardigd verzet tegen de islam als vermomming van rancuneuze vreemdelingenhaat.

Tot slot – want ik moet grasmaaien hier, om alvast te wennen aan de voorspelde broeierig tropische temperaturen morgen, als we naar een uitvaart in Amsterdam gaan – nog een wijze raad uit ‘Het Etiquetteboek voor de Jeugd’ (1530) van Desiderius Erasmus, iemand die duidelijk wèl nadacht over de inhoud van zijn zinnen, in dit geval één van zijn richtlijnen voor goed gedrag in gezelschappen:

‘Nooit de schaamdelen ontbloten als dat niet echt nodig is’.

Dus het mag wel Fons, maar alleen als het echt niet anders kan.

klusseniers, kunst en een falend brein

Nou hèbben ze allemaal hun geweer in Amerika, schieten ze nog mis!

Ben ik een complotdenker als ik me in gemoede afvraag hoe je iemand met zo’n dikke kop niet kunt raken?

Dank Fons voor je vakantieblog met de prachtige foto’s. Die geven de burger weer een beetje moed. Want we komen om in de vaklui hier. Gedurende een week of wat dagelijks een timmerman, twee schilders en een manusje van alles in en om huis. Buiten- en binnenwerkrenovatie, een heidens karwei. Alleen hun verzorging al, voortdurend koffie, stroopwafels, chocokoekjes, thee, fris, of doe mij nou maar een pilsje schat. En maar lullen, ongelooflijk, wat kunnen mannen oeverloos zwetsen! Van de acht uur dat ze hier zijn, wordt er effectief geen zes uur gewerkt. Wij vinden dit best, de sfeer is prima, ik weet nu alles over het huwelijk van de één en de diarree van de ander en de werkgever ziet dat het goed is. Ze leveren namelijk wel vakwerk. We hebben gelukkig een fixed price afgesproken, dus hoeven zelf alleen de ravitaillering op orde te houden.

Het manusje blowt. Het is een jongen van een jaar of 16. Hij zit nog op school. Ik weet niet of hij daar ook elk uur een kwartier op de wc doorbrengt, maar bij ons wel. De ontluchtingsknop, waarvan ik het bestaan niet eens kende, heeft hij ook meteen gevonden en daarna sprayt hij, vermoeden wij, de wiet zo goed mogelijk weg met de toiletverfrisser. Hij zegt dat hij buikpijn heeft, al vijf dagen, en erg veel last van diarree. De schilders zeggen dat hij eigenlijk altijd buikpijn heeft. Van zijn ouders moet hij toch aan het werk. Die hebben waarschijnlijk geen ontluchtingsknop.

Maar goed, alle vier, ook het blowertje, drijven de spot met mij. ‘Zeg eens snijbladsla schat?’

Dat kwam zo. Ik kon niet op de naam van het vrouwelijk geslachtshormoon komen. Testosteron lukte wel, omdat ze het daar zelf almaar over hadden, maar hoe heet dat van ons ook weer? Zij hadden geen idee en bij mij was het ook weg. Dat gebeurt steeds vaker. Soms, na een uur fietsen, kondigt zo’n vergeten woord zich heel schroomvallig aan. Niet over de autobahn, zoals vroeger, niet via allerlei andere intussen ook met eiwitplaques dichtgeslibde B-weggetjes, maar langs een kennelijk nog openliggende sluiproute, zo van ‘euthanasie… nee, euthanasie niet… hé, wat een leuke koe…  androgyn… nee, dat is wel iets, maar… pas op voor die trekker, pas zèlf op voor die trekker … gynostron… androgeen… de naaktslakken nog killen zometeen… genocide… had ik nou net wel verse koffie voor de mannen gezet, ach, dat zal toch wel… genietroepen… typogenie… oeh bijna…. typogeen… OESTROGEEN!

In het moestuincomplex kunnen sommige mensen drie keer of meer – Theo bijvoorbeeld wel tien – heel snel snijbladsla achter elkaar zeggen. Ik niet. Ik zeg bij de eerste keer al puur van de stress snijbadsna. Heel vervelend. Want als ik nu op weg naar onze kavel langs die klojo’s kom, dan roepen die mij heel hard SNIJBADSNA na. Terwijl ik dus thuis ook al met een timmerman, een blowend gabbertje en twee schilders zit, waarvan één met een moeizaam huwelijk. Nou, zo’n huwelijk is wel zielig hoor, arme schilder, geef mij in vredesnaam dan maar diarree.

Jij krijgt dit soort breinstoornissen niet hoor, Fons, die krijgen mensen alleen als ze al ruim een halve eeuw aan de slaapmedicatie zijn en dan is het hun eigen schuld. Ze worden er wel wat kregelig van soms. Zo kan ik steeds slechter tegen allerlei orders in de trant van ‘Maak uw lens schoon voor duidelijke foto’s’. Doe het zelf, denk ik dan. Of ‘kijk jij maar uit’, bij zo’n bordje met ‘Kijk uit: wegopbreking’. Waar bemoeien ze zich mee.

Nu even de ‘omvolking’, anders vergeet ik die weer. De ‘omvolking’ vindt met of zonder sturende elite gewoon plaats. Daar is ook in principe niks mis mee. Er ontstaat pas een probleem als de nieuwkomers de regels, wetten, waarden en normen van hun godsdienst boven die van ons bloedeigen democratische staatsbestel plaatsen. Ik heb meer angst voor de Marjolein-Faberachtigen in onze huidige regering, het type dat ontkent dat de aarde rond is en vindt dat je niet gestudeerd hoeft te hebben om te weten dat je belazerd wordt door academici die er een of ander elitair belang bij hebben glashard iets anders te beweren. ‘Maar Pythagoras dan, mevrouw?’ ‘Dat zijn uitspraken uit het verleden, ik houd me alleen bezig met de toekomst en daarin is de aarde plat.’

En die afschuwelijke Klever, woorden schieten tekort.

Met stomheid geslagen kijkt de rest het dus aan. Dat de zwijgende meerderheid nog eens links zou zijn Fons, wie had dat ooit gedacht? Maar goed, de Britten slaan terug, de Fransen ook en Ursula von der Leyen keert Orbán de rug toe. Het tij keert wel weer. Jammer alleen dat je zo’n land als Hongarije niet vrij eenvoudig uit de EU kunt zetten. Maar ja, dan was Polen er ook uit gegooid, terwijl nu wel fijn Tusk daar zit.

Tussen de bedrijven door heb ik toch nog het boek van Nop Maas over Hanny Michaelis gelezen, de ex-echtgenote van Gerard Reve. Prachtig. Eén en al roddel over schrijvers en kunstenaars van na WO2. Wat me vooral bij zal blijven is dat zij in het werk van Hugo Claus heel veel rechtstreeks plagiaat had aangetroffen uit boeken van Amerikaanse schrijvers, waarvan Claus ’terecht vermoedde’ dat toch niemand hier die las. Maar Michaelis dus wel. Zoiets treft mij extra omdat Claus zich zo denigrerend uitsprak over dat Poolse ‘huismoedertje’ dat de Nobelprijs voor literatuur had gewonnen. Claus heeft nergens een Nobelprijs mee gewonnen. Szymborska wel. Met prachtige poëzie.

En ook Catch 22 van Joseph Heller eindelijk uit. Algemeen na publicatie in 1961 als de beste Amerikaanse roman tot dan sinds WO2 de hemel in geprezen. Ik vind het stilistisch het slechtste boek dat ik ooit gelezen heb. Nooit zag ik zoveel volstrekt overbodige en daardoor alleen maar irritante adjectieven en bijwoorden, om maar te zwijgen van alle onnodige uitlegpassages, in één boek verzameld. Ze buitelen als dronken torren over elkaar heen. ‘Het afgemeten, moeizame, indringende schraapgeluid…’ of ‘… zei de verveelde stem van de korporaal…’ of ‘… verklaarde majoor Danby nadrukkelijk, op blij energieke, enthousiaste toon.’ Er zijn nog veel ergere voorbeelden te geven, maar dan geloof je me niet meer. En tot overmaat een hoofdpersoon die telkens weer uitdrukkelijk gepresenteerd wordt als echt een goed mens, dat we dat toch vooral niet vergeten tussen alle andere edelkitsch. De sfeer en de gebeurtenissen zijn wel geestig, kolderiek meestal, verzonnen en beschreven, maar pas teruggebracht tot een derde was dit een bovengemiddeld goed boek geweest. Lees het maar niet.

Tot slot, vers van de pers: wat een foeilelijk wanstaltig, gedrochtelijk – om er ook maar eens wat adjectieven tegenaan te gooien – beeld hebben ze daar op het Leidse Plein neergezet ter ere van Peter R. De Vries…

Misselijk, moe en koppijn

Mijn lieve nicht van 80, die veel narigheid heeft meegemaakt in haar leven, maar gelukkig niet bepaald aan anorexia lijdt, was misselijk met Pasen. Wel stond er een grote schaal met paaseitjes op tafel. En elke keer als ze daar langs kwam, aarzelde ze even, dacht dan ‘Nou ja, ik ben toch al misselijk’ en nam er nog één. Deze houding wou ik mij ook eigen maken. Je kon er veel aan hebben, leek mij.

Eerst echter gingen we een midweek naar Münster, teneinde daar omheen te fietsen. In de folder stond namelijk: ‘Ook bospaden, wandelpaden en landweggetjes zijn geïntegreerd in het fietspadennetwerk en bieden zo veel afwisseling in het zadel.’ Die afwisseling in het zadel, daar was het ons om begonnen. Verder kan ik je ervan vertellen dat de fietstochten rond Münster niets voorstellen. Rond jouw Voorschoten en mijn Wijchen zijn ze 9 keer mooier, hetgeen neerkomt op 10 keer zo mooi, maar leg dit soort subtiliteiten maar eens uit aan de media. Ik heb het geprobeerd, de Volkskrant voorop, ze snappen het niet. Dus blijft ons land de gekste statistische uitkomsten als ‘feit’ voorgeschoteld krijgen. Waar iemand 150 reed, reed hij ‘drie keer meer dan’ de toegestane 50. Ik hoop dat Wilders hier iets aan gaat doen.

Maar die botanische tuin van Münster!
Wat kun je daar naast de ingang fijn op een bankje zitten!

Er kwamen twee botanische nerds op af, man en vrouw van om en nabij de 60 en zeer waarschijnlijk broer en zus, want ze liepen allebei met de rechtervoet keurig recht vooruit, maar de linker duidelijk een graad of 20 naar buiten gericht. Niet heel erg dus, maar ik zie zoiets, omdat ik na mijn heup opnieuw moest leren lopen en vooral moest oefenen om mijn ene voet weer gewoon recht vooruit te zetten. Dat had ik vermoedelijk vóór die tijd ook nooit gedaan, maar nu moest het van de fysiotherapeut, die het werkelijk een schande vond, zover als ik die ene voet naar buiten draaide. 

Ik wees mijn beide reisgenoten, wier namen ik hier niet zal noemen, ook niet bij wijze van vermoeiend ‘maar ze heten zus en zo’ op de Duitse voeten. Ze gaven mij verbaasd gelijk: wat een opmerkelijk loopje! Dat was niet slim. Je moet nooit nogal opvallend naar mensen hun voeten turen en dan verbaasd beginnen te lachen. Dus vroeg de mannetjesnerd aan mij:
– Um Gotteswillen, was ist mit unseren Füszen?
– Nichts, nichts, aber wir dachten Sie sind vielleicht Geschwister.
– Sind wir auch, das ist meine Schwester.
– Dachten wir uns schon.
– Aber warum denn?
– Ja, man sieht es kaum, wirklich wahr, aber ich achte auf Füsze seit ich eine neue Hüpfe habe und von Neu an wieder laufen lernen muszte.
– Eine was?
– Hüpfe.
– Meinen Sie vielleicht Hüfte?
– Es ist durchaus möglich dasz ich Hüfte meine.
– Aber was ist denn los mit unseren Füszen?
– Gar nichts ist mit Ihren Füszen los, wer es nicht weisz sieht es gar nicht, so unbedeutend ist es, aber Ihr linker Fusz steht etwas nach auszen beim Gehen und der linke Fusz Ihrer Schwester macht genau das Gleiche.

Ach, werkelijk? Nou, dan zouden ze daar eens op letten, einen schönen Tag noch.

Ze wandelden verder en bestudeerden nu hoe ze dat eigenlijk precies deden. Toen keek de broer over zijn schouder naar mij, stak een duimpje op en riep:
– Sie haben ja Recht, unsere Füsze sind tatsächlich etwas nach auszen gerichtet.
Hij grijnsde breed, ik grijnsde breed terug en riep:
– Ich weisz! Das sieht man doch aus groszer Entfernung schon!
Gelukkig schoot zijn zuster nu ook in de lach, terwijl mijn beide reisgenoten, wier naam er minder toe doet dan ooit, zich dood geneerden. Maar dat weten ze vantevoren, dan moeten ze hun afwisseling in het zadel maar met iemand anders zoeken.

Ik vraag me bij al deze dingen in Duitsland eigenijk alleen af of ik wel de juiste naamvallen gebruik. Daar moet je maar het beste van hopen (hopfen).

Terug in eigen land vind ik, even afgezien van wat je over die oorlogen in Oekraine, Gaza en Soedan voorgeschoteld krijgt, de twee allerergste dingen op tv The Passion en het Songfestival. Het is niet eens edelkitsch, het is pure wansmaak. Het Songfestival nog het minst erg misschien. The Passion kan niet eens verexcuseerd worden als campy bedoeld.

Weet je wie wel campy doet? Gini, mijn rolstoelbejaarde. Er is eigenlijk geen ordentelijk gesprek meer met Gini te voeren, dus rol ik haar elke week naar een groot commercieel moestuinencomplex een eind bij ons vandaan, beheerd door een officiële staf, i.c. Monique. Daar toon ik Gini de voortgang in de verschillende groeistuipen van groentes, bloemen en fruit. Ze komt zelf van een boerderij, dus veel van die stuipen herkent ze nog. Op het aardbeienveld zag ik afgelopen dinsdag 14 mei één grote, al dieprood gerijpte aardbei. Op het plukken van aardbeien staat in dit complex de doodstraf, dus die ene mooie bood ik Gini aan. Nee, hoefde ze niet, ze wou liever een hele handvol en die dan vanavond op de boterham. ‘Gini, dat kunnen we niet maken, die aardbeien zijn van andere mensen, daar mogen wij niet zomaar een handvol van plukken.’ Ze keek me wat wezenloos aan. Maar ja, je bent nooit te dement om te leren, denk ik altijd maar. Een poosje daarna komen we Monique zelf tegen. Met haar maak ik altijd een uitgebreid praatje, omdat dat leuk is voor Gini. Die zit de hele dag maar in zo’n verpleegtehuis en heeft alleen aanspraak aan mensen die nog verder heen zijn. Dus ik zeg tegen Monique, ik zeg: ‘Jullie aardbeien beginnen ook te komen, het ziet er goed uit allemaal’. Monique knikt verguld en Gini zegt:
‘Aardbeien zijn heerlijk, ik wou dat ik een aardbei had.’
‘Maar lieverd’, zeg ik, ‘Zonet wou ik die ene voor je plukken en toen hoefde je niet!’
‘Nee’, zegt zij verontwaardigd, met een schuin oog op de nu enigszins fronsende Monique: ‘Dat kun je toch niet máken!’

Intussen zit onze eigen moestuin weer vol Coloradokevers, vanaf begin mei al kill ik me ongelukkig. Om maar te zwijgen over al die nareizende eitjes, die zich aan de onderkant van het blad in de illegaliteit verzamelen. En de ouders maar doorfokkken hè, ze lopen zich te vermenigvuldigen waar je bij staat, zo onbeschoft, typisch buitenlanders, het is en blijft tuig, aanpakken die handel, weg ermee, oprotten, saneren, uitzetten, eigen kevers eerst. Maar ja, die eigen kevers zijn weer hartstikke lui, die zitten alleen maar te zitten, slechts een enkeling waagt zich aan een stukje stam van de bessenstruik, de rest kijkt lamlendig toe. Zelfs de Hollandse werkbij voert geen klap meer uit tegenwoordig. Eten en drinken gaat nog wel, maar moe, moe…
Op de vraag ooit van een journalist ‘Hoeveel mensen werken er nou eigenlijk in het Vaticaan?’, antwoordde Paus Johannes XXIII: ‘Ik hoop de helft’.
Nou, daar kun je bij onze eigen insecten wel naar fluiten.
Kijken hoe Wilders dit probleem aanpakt.

Want we zitten dus sinds gisteren met Wilders.
Zeg jij hier eens iets zinnigs over graag.

Ook in onze eigen moestuin maak ik evengoed erg veel praatjes met allerlei mensen, wier namen ik evenmin als die van mijn reisgenoten zal noemen, in dit geval omdat ik ze allemaal door elkaar haal. Maar gisteren voerden we een echt goed gesprek, de beheerder van ons complex en ik, over het absolute taboe op chemische bestrijdingsmiddelen en waarom er dan toch Roundup is aangetroffen in de tuin van Joop en Anja.
‘De meeste mensen trekken zich nergens wat van aan’ foeterde hij.
‘Zo is het, Henk’ antwoordde ik.
‘Hij heet Theo’, zei Goos, vanuit de tuin naast de onze.

Ik kon me wel weer voor de kop slaan, Fons.
Dus deed ik dat, ik had toch al hoofdpijn.