Ja, wij willen ook best een paar korte vakanties plannen. Of beter nog een paar lange. En dan bij voorkeur naar voor ons onbekend gebied zoals Nieuw Zeeland, Australië, of zo’n ander land waar ze geen cultuur hebben. Dat je lekker kunt lezen, stukje slenteren, beetje zwemmen en ook eens rustig blowen, zonder dat knagende besef steeds van de aanwezigheid van musea, want dat zeg ik net, die hebben ze daar niet. Ex-kolonies hè. Zitten vol nakomelingen van gevangenen uit Engeland, die echt hun hoofd niet naar cultuur hebben staan. Hoewel, er zijn ook nog wat autochtone overlevenden van de Britse tsunami en die kunnen daar natuurlijk niks aan doen, aan al die criminelen. Omgekeerd is het wel een aardig eind gelukt met de uitroeierij. Nou, misschien dat we dan één cultureel ding van de autochtonen gaan bekijken. Een boombastschildering. Voorouders vereeuwigd in hout. Maar meer ook niet, want met al dat geblow kun je er gewoon weinig meer naast hebben. Of zo’n lange pijp, je weet wel. Dat is nog eens blowen Fons! Een depressieve kennis van mij – ik heb eigenlijk alleen maar depressieve kennissen – blaast elke avond voor het slapen gaan een half uur volledig vergoed op zo’n pijp. Geen eigen risico zei de huisarts, maar hij blies een keer zo hard dat hij wel mooi zijn stem een week lang kwijt was. Didgeridoo, nu weet ik het weer. Hij blaast daar op tegen zijn apneu, wat een deftig woord is voor levensbedreigend snurken. Dat wil zeggen dan snurk je zodanig dat je ook je eigen welzijn, naast dat van je bedgenoot, ondermijnt. Als ergens een deftig woord voor gevonden is, wordt het Diagnose-Behandel-Combinatie-waardig en bijgevolg gedekt door de verzekering. Die kennis volgt nu een Didgeridoocursus. Het is erg moeilijk, vindt hij, bepaald geen fluitje van een cent, maar de verzekering betaalt, dus dan ben je een dief van je eigen portemonnee en zo voort. Hoewel hij veel oefent, omdat hij toch nergens anders zin in heeft, brengt hij er opvallend weinig van terecht. Dus hij zal dit jaar wel blijven zitten. Niet goed voor zijn gemoed. Maar onze interesse is gevoed, dus wij gaan daarginds authentieke didgeridoos bekijken.
Voorlopig echter zitten we nog vast aan A.’s zere arm, dus met die vakantieplannen zal het zo’n vaart niet lopen. Van de week bij de fysiotherapeut oogde het nogal imponerende litteken – 17 cm lang – mooi zacht en roze, maar even later, toen ik hielp met douchen, was het bont en blauw met een gemeen paarse rand. Wat hier nu weer van te denken? Niets, besloten wij. Te mat, moe en murw. Te lauw, flauw en fleps. Laks, slap en lamlendig. We zijn hem kortom zat, de arm. Aansluitend echter kregen wij bij het afdrogen zodanig de slappe lach dat mijn gebroken rib in de V-stand sprong en A. zelf een formidabele reeks reutelende windjes voortbracht. Mijn rib interesseerde haar in het geheel niet, maar het gereutel moest meteen in de groepsevalutatie. Ik analyseerde dat het psychisch was, dus geen aandacht aan besteden. Psychische dingen moet je negeren, dan gaan ze het snelst weer over. Pas als ze dat niet doen, moet je na gaan denken over een DBC-waardige term. Flatulaire Fractuur Intolerantie bijvoorbeeld, FFI. Oh wat erg, tante Rie heeft FFI! Ach, erg, erg… ja, fijn is het niet, maar je mag er wel meteen ook weer drie keer zo lang mee over allerlei tests doen, als daar zijn het examen didgeridooblazen. Hoezo psychisch, wilde A., nog wat napruttelend, weten. Woede, zei ik, frustratie, het moet er wel op de één of andere manier uit natuurlijk. Waarna ik meende klaar te zijn met haar voeten.
Maar nee, zei zij, die andere moest ook nog. Met de voeten gaat het als volgt. Ik zit op het badkamerkrukje en zij zet één voor één haar voeten op de handdoek op mijn knie, opdat ik de rest van de handdoek tussen al die tenen door haal. Dat is elke keer een heel karwei, want qua tenen is A. een beetje ongelukkig gebouwd. Ze zitten onvoorstelbaar als spreeuwen zo dicht op elkaar, alsof elk afzonderlijk op die manier minder risico loopt er door een sperwer tussenuit te worden gesnapt. Niettemin had ik twee voeten grondig gedaan en daarmee de klus weer geklaard, dacht ik, maar toen zei zij dat ik de andere voet ook nog moest, want deze ene had zij na het drogen weliswaar terug op de vloer gezet maar vervolgens gewoon nog een keer op mijn knie, omdat hij bij nadere beschouwing onvoldoende gedroogd aanvoelde tussen met name de ring- en de middelteen. Daarop kreeg zij de slappe lach. En van de zenuwen ik toen ook. Terwijl het helemaal niet leuk was.
De schouder intussen werkt niet mee. Alles zit muurvast. Dat de botbreuk niet weer aan wil groeien vond de specialist nog niet zo erg – daar hebben we tenslotte die mooie plaat met al die schroeven voor – maar dat het kapsel, de spieren en de pezen na vier maanden één blok gewapend beton vormen, dat baarde hem zorgen. Dus sindsdien moeten we iedere week met de arm naar Grave, waar een heel centrum draait op gewapend beton. Toch weten ze er ook daar nog niet goed raad mee. En ons begint hij helemáál te vervelen, met z’n gehang. ‘Mobiliseren’, zegt Grave, al zwengelend aan de elleboog, ‘eerst maar eens kijken of we er toch niet wat beweging in kunnen krijgen’. Want behalve pijn doet de arm dus niks. Omhoog ho maar, opzij ho maar, niente, noppes, nada. En bij de gedachte alleen al aan de geringste vorm van arbeidsparticipatie gaat hij onmiddellijk extra slap hangen. Je leert hem zo wel terdege kennen, beter dan je lief is, in al zijn verschillende vormen van slapte. Dus kijken we stiekem uit naar de dag waarop hij alleen naar Grave kan. Hèt moment om er zelf tussenuit te knijpen, naar het land van de didgeridoo’s.
Mijn depressieve vriendin N. probeert ons op te beuren. Na regen komt zonneschijn. Het gaat op en af in het leven. Vergelijk het met Luik-Bastenaken-Luik, op onderdelen misschien twijfelachtig, maar in z’n geheel één groot feest. Op die gedachte fixeren wij ons nu. Wijchen-Grave-Wijchen, één groot feest. En zo slecht is het in Grave ook weer niet, want weet je wat ze daar hebben? Bossche Bollen. En wel om precies te zijn Bossche Bollen die groter zijn dan de Bossche Bollen in Den Bosch. A. knapt er telkens weer enorm van op, meer dan van welke therapie ook, dus strooi ik ze gul om mij heen. Want wie A zegt moet ook limentatie zeggen.
Voor een korte vakantie kun je ook naar Weris in de Ardennen gaan. Het is daar heilig en er is ook een hunebed. Wie weet?
Voor de apneu zou ik een midwinterhoorn nemen en dan vanaf de Lochemse berg gaan blazen, maar ja ik ben daar geboren en getogen tot mijn negentiende
We nemen het in overweging, Gerda. De vakantie, niet de midwinterhoorn. Onze eigen authentieke didgeridoo!