Het was te warm om te bloggen, te warm om na te denken zelfs, maar nu de hittegolf voorbij is en niet terugkomt, als we de verwachters mogen geloven, kunnen we weer. Hoe ik de hittegolf ben doorgekomen? Door gewoon te blijven doen wat ik leuk vind (uitstapjes), of niet (strijken!). Dan heb ik het maar te warm. Af en toe biggelden de zweetdruppels langs mijn lijf, maar als je dan het tempo verlaagt en de schaduw opzoekt, gaat het wel weer. Business as usual, maar dan trager.
De verjaardag van C. viel precies in de hittegolf en ook zij wilde iets leuks gaan doen in plaats van bewegingloos in de schaduw blijven liggen. “Laten we naar Amersfoort gaan”. Daar was ik nou nooit opgekomen, maar dat is dan ook de kracht van C. Zij wil weten wat daar te zien is, terwijl ik al gauw denk: daar is toch niets te zien? Dat had ik dus mis.
Wij naar Amersfoort. Eerst naar de dierentuin. Daar waren we jaren geleden al eens geweest, maar daar kon ik me niets meer van herinneren. Voor mij was het alsof we er voor de eerste keer kwamen. Ik moet zeggen: het was een leuk ingerichte tuin. De hele opzet was vooral gericht op kinderen, wat misschien ook wel de belangrijkste functie is van een dierentuin: uitleggen hoe de beesten leven en dat we er zuinig op moeten zijn. Want verder vind ik het vooral voor de dieren niet leuk dat we ze opsluiten. En de dieren vinden het ook maar niks. Ze onttrekken zich zoveel hun kooien en verblijven dat toelaten aan de blikken van de bezoekers. “Ze hebben ook last van de warmte, daarom liggen ze te slapen in de schaduw” hoorde ik een moeder zeggen. Echt niet. Als je opgesloten bent, word je vanzelf een dooie pier. Op een bordje bij de chimpansees stond dat de oudste chimpansee daar “al meer dan 50 jaar bij ons verblijft”. Ik zag hem zitten, met zijn rug tegen een muur, levend maar niet levendig. Hij had er niet voor gekozen.
De volgende ochtend, toen het nog koel was, wandelden wij door het oude centrum. Dat wordt omgeven, net als in veel andere steden, door een rond lopende gracht die in vroeger eeuwen als verdediging tegen ongewenste elementen diende, maar nu vooral bijdroeg aan het mooie stadsgezicht. Mijn eerste bezoek aan Amersfoort was voor mij een openbaring.
Ook het geboorthuis van Piet Mondriaan staat er en ik kreeg van C. toestemming om er te gaan kijken. C. heeft nu eenmaal weinig affiniteit met het werk van Mondriaan, ik vind het juist heel intrigerend. Het huis is als museum ingericht. Wij werden bij binnenkomst welkom geheten door een vrijwilliger. Dat is iemand die overloopt van enthousiasme, meer vertelt dan je wilt weten, en niet te stuiten is. Je kunt pas aan je bezoek beginnen als hij je heeft laten gaan. Het kleine museum bevat veel van het vroege werk van Mondraan, vooral landschappen. “Mondriaan is de belangrijkste landschapsschilder van Nederland”, had de vrijwilliger gezegd. Die opvatting deel ik niet, en ze is ook niet algemeen gangbaar.
Mondriaan is pas vanaf zijn veertigste abstracter gaan schilderen, en de beroemde abstracte werken, de gekleurde vakjes zal ik maar zeggen, zijn van na zijn vijftigste. “Ik wil de waarheid zoo dicht mogelijk benaderen en daarom alles abstraheeren tot ik kom tot het fundament der dingen”, aldus Piet in 1914. Paradoxaal, want hoe meer je abstraheert, het woord zegt het al, hoe verder je weg raakt van de werkelijkheid. Kunst is maar net hoe je het zelf ziet. Nepnieuws kennen we daar niet.
Wat zou Mondriaan ervan hebben gevonden als zijn werk gebruikt werd voor WC-deksels en WC-rollen? Jammer dat ik hem dat niet meer kan vragen.
En wat heb ik verder nog gedaan in de hitte? Een tijd geleden alweer, ver vóór de hittegolf, werden wij uitgenodigd voor een Golden Earring-fietstour door Den Haag. Toen de afspraak werd gemaakt heb ik niet goed opgelet, dus ik had geen idee hoe dat zo kwam en wat het inhield. Maar een uitstapje met mijn vrienden is altijd leuk, dus ik dacht: het komt vast goed. De afspraak viel, zo bleek achteraf, in een dipje tussen twee hittegolven, dus het weer zat ook al mee. Wij fietsten gezessen naar Den Haag en daar aangekomen troffen wij vrienden van vrienden, die wij alleen kenden van feestjes van jaren geleden. En die bleken weer bevriend met de gids van de fietstour: Peter de Ronde, die van 1963 tot 1966 lid was van de Golden Earrings. Peter leidde ons door de Haagse wijk Oostbroek, want daar is het allemaal begonnen. Daar gingen de jongens op school, vormden ze later muziekbandjes met elkaar en traden ze op in zaaltjes in de wijk. In die tijd, eerste helft zestiger jaren, wemelde het letterlijk van de popgroepjes in Den Haag, je had ze zowat bijna op elke straathoek. Wat later de Golden Earring is gaan heten (zonder s er achter) heeft niet van begin af aan dezelfde groepssamenstelling gehad. In totaal hebben 12 mensen deel uitgemaakt van de band. Sinds 1978 bestaat de band uit de huidige leden: Barry, Rinus, George en Cesar. Nou ja, the rest is history, zoals we dan zeggen.
Peter, ook al een enthousiaste vrijwilliger, liet ons zien waar de bandleden waren geboren of hadden gewoond, waar ze op school hadden gezeten, waar ze elkaar hadden leren kennen, en waar ze hadden opgetreden. Hij vertelde veel details over hoe het er vroeger aan toeging en deed dat met veel plezier. Als het over de Earring ging viel het mij op dat hij sprak over “wij” en “onze groep”. Hij mag dan meer dan een halve eeuw geleden de groep hebben verlaten, de Golden Earring heeft hem niet verlaten.
Ik heb 35 jaar in Den Haag gewerkt, tot 2012, maar was nog nooit in Oostbroek geweest. Het is een prettige woonwijk met een geheel eigen sfeer. Ook dat bezoek was een openbaring. En als je een paar jaar ergens niet komt, blijken er weer dingen veranderd. In het centrum is een beeld neergezet van Haagse Harry, buiten Den Haag een minder bekende stripfiguur, maar in Den Haag een begrip. Ik ben erg trots dat ik samen met hem op de foto mocht.