“Mijn optimisme is nergens op gebaseerd,” zeg je, “het is een keuze. Er ligt geen grondige analyse aan ten grondslag, het is een geloof dat het wel goed zal komen.”
Dan hebben we elkaar daar toch min of meer gevonden, want dat is precies mijn stelling. Als je er niet teveel bij nadenkt kun je heel gelukkig zijn. De juiste mate van bewustzijnsvernauwing, daar gaat het om. En op de juiste momenten, dat ook. En of je het zelf wilt.
Want hoeveel ‘wegkijken’ wil je jezelf toestaan en wanneer en hoelang? Het hoeft niet eens over grote dingen te gaan. Zo passeer je soms in je auto een half doodgereden duif in de berm. Het gebeurde mij afgelopen woensdag weer. Hij fladdert nog wat en als je pech hebt, kijk je hem recht in zijn smekende oogjes. Maar niet zeuren nou. Je moet nog langs de Aldi. Het voetballen begint zo. En je hebt toch pas nog zo’n andere loser… Hè? Wat dat nou scheelt, even omdraaien? Dat scheelt inderdaad vijf minuten, meer niet. Dus je draait zuchtend de hele volgende rotonde mee, passeert het gestuiptrek opnieuw, brengt het overige verkeer in levensgevaar door midden op de weg te keren, stuurt je vehikel de berm in en boldert de baal met veren alsnog aan gort. Doif ies dood, mieneer. En waarom? Omdat je geen geknaag aan je zelfbeeld wilt. Goed, slecht, iets ertussenin, daar gaat het om, ook bij de kleine dingetjes, dag in dag uit. Daarom lijkt het mij zo fijn om een algoritme te zijn.
Wat de grotere dingen betreft zie ik wel één sprankje hoop voor de toekomst en dat is dat er in de geschiedenis van de mensheid langzaam toch iets zichtbaar wordt van morele vooruitgang. Tenminste binnen de laatste twee eeuwen. Tenminste in bepaalde delen van de wereld. In de Oudheid met haar brood en spelen en de Middeleeuwen met hun alom gewaardeerde openbare beulswerk lachten de mensen zich nog slap om vierendelen, radbraken, ontdarming, levend koken en zo voort, brandstapels. In de lengte door midden zagen, kaakverbrijzeling, tonguittrekking, levend begraven. Wat dat laatste betreft overigens: het idee was zonder meer aardig, de praktijk veelvuldig toegepast, maar de mensen vonden er qua vertier toch minder aan, omdat je het niet goed tot het eind toe kon zien. Zand erover, het komt wel goed, dat is jouw stelling, maar die van toen waren het daar beslist niet mee eens.
Tegenwoordig kunnen wij ons dit soort volksvermaak niet meer voorstellen. Wij hebben nu Frans Bauer als amusement, de Toppers en Youp van ’t Hek. De omgekeerde wereld, Snof! Marteling van het publiek, dat kan toch ook de bedoeling niet zijn. Maar regimes waaronder gevangenen nog steeds gefolterd worden, voelen zich vandaag de dag geroepen een en ander te ontkennen of te bagatelliseren. ‘Genocide? Nee, nee, wij niet, het was wel oorlog en natuurlijk sneuvelden daarbij wat Armeense christenen, maar dat hele volk, nee, nee, wij niet.’ Of: ‘Ja, ja, wij martelen Jihadisten, maar niet op Amerikaanse bodem, nou ja een beetje misschien, maar we moeten wel, het gaat tenslotte om een oorlog tegen terrorisme!’ Hier en daar, wil ik maar zeggen, is wel de behoefte ontstaan zich te legitimeren voor wreedheid die vroeger geen excuus behoefde, maar het is een druppel op een gloeiende plaat. En wie van die twee, de druppel of de plaat, uiteindelijk wint, staat nog maar te bezien. De Rechten van de Mens? Decadente westerse verzinsels. Kunnen zo weer van tafel geveegd. Beetje rekken, beetje strekken, in de lengte doormidden, hoe moeilijk kan het zijn? We beginnen vast met de Sharia.
Een geheel andere kwestie schoot mij van de week tebinnen, toen je mij vertelde wat het meest recente virus allemaal uit je lijf tevoorschijn toverde. Onlangs kon A. van beroerdigheid haast niet kiezen in welke volgorde – kop of kont nee toch maar kop – ze boven de wc zou gaan hangen. Toen alles wat eruit kon er ook metterdaad uit was ging ze mismoedig op de bril zitten wachten wat deze dag verder nog in petto had. ‘De mens,’ zo mompelde ze gelaten, ‘bestaat voornamelijk uit maagzuur, pies, gele gal, zwarte gal, slijm, etter, snot, pus en poep.’ ‘Nou, nou, voornámelijk’, wierp ik nog tegen, maar ik moest toegeven dat ze een godvergeten aanblik bood. Een beetje zoals de man in Het Huwelijk van Willem Elsschot. Of de Denker van Rodin, maar dan met de broek omlaag. En ze had gelijk natuurlijk. Van binnen dan, hè? Van buiten wordt het een heel ander verhaal. Dan is er echt wel meer over de mens te zeggen. Ik heb het pas nog weer gezien, bij ons op de markt met Koningsdag. Schilfers, korsten, roos. Spataderen, moedervlekken, hoofdluis. Blaren, vlooien, zweertjes. Bulten, acné, eczeem, pigmentvlekken, schimmel en zo voort en zo verder, schurft, kleine wratjes, hielkloven.
Weet je wie van dit alles geen last hebben?
Algoritmen.
Ik wens jullie een fijne wandelvakantie toe.
Doe maar niet teveel in de berm kijken.