De krenten uit de pap pikken is iets dat ik nooit goed heb begrepen. Bij echte pap al niet, maar bijvoorbeeld ook niet bij klassieke muziek. Er zijn mensen die de hele dag luisteren naar Classic FM, dat aan de lopende band krenten serveert. En eigenlijk doet Radio 4 het ook zo. Wat minder rabiaat dan Classic, maar ook hier bekogelen ze je met het Adagietto uit Mahlers vijfde, de Bloemenwals uit de Notenkraker of het Allegretto uit Beethovens Zevende. Ik vind dat een soort doodzonde, want die krenten zijn nu juist zo lekker dankzij de pap en omgekeerd. Maar ze er bij voetbal uit pikken, zoals jij doet, vind ik wel slim. Want wat een wereld aan saaiheid, technisch onvermogen, teams die geen team zijn, aanstelleritis, theatraal valgedrag, ordinair geschop hebben we intussen voorgeschoteld gekregen. Letterlijk tot je geen pap meer zeggen kunt soms. Engeland tegen Colombia, een aanfluiting voor iedere vorm sportiviteit. Blij dat Columbia eruit ligt en Engeland kan ook weg nou wat mij betreft. Gelukkig besef ik door een goddelijke vonk tijdens dit toernooi bijtijds dat ik ook naar Father Brown kan zappen en zelfs als ik absoluut niet wil weten wie het gedaan heeft – want Father Brown is toch wel een soort dieptepunt in het knusse detectivegenre – blijf ik liever daar hangen dan bij Tunesië tegen Panama.
Het kan verkeren. Ooit raakte ik werkelijk van slag als er tijdens Zweden-Zwitserland, hoe slaapverwekkend ook, ineens bezoek voor de deur stond, dat niet van voetbal hield, maar evengoed wel binnen wilde komen. So wie so keek ik liever in mijn eentje dan met vreemden erbij, want dat leidt maar af, die moeten koffie en andere aandacht (pils, nootjes). Tegenwoordig vind ik bezoek vaak fijner dan bijvoorbeeld Egypte tegen Rusland. Sommig bezoek dan, hè. Niet alle. Zo’n echtpaar bijvoorbeeld dat mij met de blijde boodschap onder de arm wil overtuigen van het bestaan van God of überhaupt het onbegrijpelijke wonder der schepping vind ik altijd wel gezellig. Je keuvelt wat over en weer, zij vinden jou en jij vindt hen inderdaad vrij wonderlijk en na de koffie vervolgt ieder, gesterkt in de eigen opvatting, zijn weg. Eigenlijk waren zij liever gesterkt door de via hun eigen overtuigingskracht toegenomen omvang van het aantal gewonnen zielen – want als zó veel anderen het ook geloven, moet het toch wel waar zijn – maar indien in die opzet niet geslaagd, vinden ze koffie met een koekje beslist een goed alternatief. Zelf voel ik mij altijd gesterkt omdat ik nou eenmaal van nature geneigd ben overal mijn gelijk in bevestigd te zien. Zonnig karakter, hè? Goud waard. Zeker in tijden van tegenvallende voetbaltoernooien.
Wat nu viel ons verder nog op bij dit WK?
Het publiek. Als toeschouwers zichzelf terugzien op het grote stadionscherm reageren ze enthousiast en gaan zitten zwaaien naar dat scherm. Dat doen ze ook als ze kennelijk niet recht in de camera kijken, omdat die toevallig op de zijkant van hun gezicht staat gericht. Vervolgens maakt verwarring zich meester van diezelfde zijkant en zijgt het gezwaai ineen als een leegflubberende ballon.
De Nederlandse commentator. Hem waardeer ik vooral zolang hij zijn mond houdt. Want als hij wel iets zegt, is het meestal irritante informatie over irrelevante privézaken van een speler. Of het is ronduit noninformatie over misstanden op het veld die iedere kijker heeft gezien, behalve de commentator. Nog erger wordt het als hij wil imponeren, zoals in de vierde wedstrijd van Mexico. Dan maakt hij ons deelgenoot van zijn insiderskennis en suggereert op veelbetekenende toon de doem van ‘la quinta partido’. En dat niet één maar ongeveer zesentachtig keer. Ik overdrijf niet. Hartstikke door de wol geverfd, deze expert. Alleen: ‘la’ en ‘partido’ kunnen helemaal niet samen, ook al herhaal je het vijfentachtig keer. Een vrouwelijk lidwoord en een mannelijk zelfstandig naamwoord: geen Mexicaan die ze ooit combineert. Geen Spanjaard die zoiets wel eens heeft geprobeerd. Geen Latino, Portugees of Braziliaan. Colombianen? Ze schoppen je met liefde dood, maar niemand zegt ´la quinta partido´. Voor de kijker wordt het dus overschakelen naar BRT, ZDF of BBC. Daar is voetbalcommentaar een vak.
En dan mijn favoriet, de talkshowgast. Op welke zender het ook is, de talkshowgast maakt spontaan een goede grap, bedwingt met zichtbare moeite zijn neiging daar zelf om te proesten, maar schatert het alsnog uit als meteen daarop iemand anders met een veel flauwere opmerking hem het alibi verschaft. Heel mooi om te zien, dit soort bevrijding uit het korset van sociale conventies.
Nu De Heilige Rita. Het spijt mij dat ik je dat zo aanbevolen heb. Je geeft met je leeservaring van Wieringa versus Forsythe precies het accentverschil tussen ons beiden weer. Jij het wat, ik het hoe. Jij houdt van spionagethrillers, die jou de pagina’s doen omzwiepen. Ik hou van bladzijden waarop weinig gebeurt, als dat weinige dan maar zo beschreven wordt dat ik huis en haard wil verlaten om te gaan zorgen voor die aandoenlijke Hedwiges, die niet eens porno op zijn pc heeft.
De Avonden van Van het Reve!
Het ultieme Niets.
In dit verband, schiet mij nu tebinnen, is het volgende misschien aardig om te vertellen. Bij mijn omroep, waar ik nu ruim een jaar werk, heb je vogels van diverse pluimage. Ieder fluit z’n eigen deuntje, sommigen maken een hoop herrie, anderen nauwelijks en eentje hoor je niet eens, maar die staat in al zijn bescheidenheid wel altijd klaar voor anderen. Hij kijkt ook stiekem naar Father Brown trouwens, als er eigenlijk voetbal is. En, zo bleek mij onlangs, hij heeft in de jaren ’80 drie romans geschreven, gepubliceerd bij de Bezige Bij, waarin niks gebeurt maar bijna elke passage om te smullen is. Jij zou erbij in slaap vallen. Ik stond mezelf na ontdekking van dit wonder van schrijfvernuft elke dag 2 (twee) bladzijden toe, omdat zo’n boek anders veel te snel uit zou zijn. Vergelijk het met wat Mac van Dinther, restaurantrecensent van de Volkskrant, gisteren vertelde bij Jinek. Zijn allerlekkerste gerecht ooit – ik meen een mousse van iets vermengd met een mousse van iets anders – had hij na het eerste goddelijke hapje zo lang mogelijk onaangeroerd voor zich op tafel laten staan, omdat ieder volgend hapje het eind van de mengelmousse naderbij zou brengen.
De één verslindt zijn voorkeursgerecht, de ander verhongert bij het zijne.
Met andere woorden: jij leeft langer dan ik.
Daarom zou ik qua home improvement zeggen: neem alvast een traplift.
Dan kun je tot en met je laatste toetje gewoon aan je eigen tafel blijven zitten.