“Wulp is een sterk vergrijzende gemeente. Van de mensen die je er tegenkomt is een derde bijna dood. Toch vind je ook onder hen relatief veel vrijwilligers.
Het Wulpse Erfgoed bijvoorbeeld draait volledig op vrijwilligers, van wie er welgeteld niet één helemaal normaal is. Beetje bijzonder zeggen de andere dorpsbewoners, die de kerk graag in het midden laten en overigens zelf evenmin overtuigend voldoen aan wat de rest van het land als psychisch gezond beschouwt. Die in Wulp zitten er niet mee. Is normaal zo goed dan soms? ‘Geen Wulpenaar die ooit op Hitler heeft gestemd’, voert de burgemeester tijdens hoogtijdagen van kermis, carnaval of bloesemfeest graag aan, want in appels met peren vergelijken zijn ze, de burgemeester voorop, juist weer bovengemiddeld bedreven. En voor het overige elke gek z’n gebrek, niet moeilijk doen, elkaar wat gunnen, zolang je de ander maar niet teveel voor de voeten loopt met je adhd, autismespectrumstoornis, pd-nos, pleinvrees, glutenallergie of om het even welke inteeltuitwas verder nog, angst-en paniekstoornis, latex-, nikkel- of chroomintolerantie, meelwormfobie. Vroeger, toen Wulp nog een geïsoleerde plattelandsgemeente was, mankeerde niemand er ooit wat, maar sinds het internet ook dit unieke dorp ontsloot, heeft het een enorme inhaalslag gemaakt. Geen mode gaat er nog ongemerkt voorbij. Hedwig kan erover meepraten. Tics in haar linkerwang, een bovengemiddeld ontzag voor te grote tuinkabouters en niet gewoon één, maar verscheidene dwangneurosen, waaronder die van het altijd ook even links krabben als ze rechts jeuk heeft (maar nooit andersom). En dan is ze ook nog vegetariër, zij het niet helemaal zuiver op de graat, omdat ze zich wel altijd heilig verontwaardigd betoont over onze omgang met dieren, met name varkens, maar zelf geregeld plakjes kalkoen nuttigt, omdat kalkoen goed is tegen slapeloosheid. Een en ander levert Hedwig nogal wat emotionele dissonantie op, maar zolang ze die de baas blijft, is de kalkoen het haasje. Woordspelingen vindt ze de ergste spelingen denkbaar, dus krabt zij bij zo’n gedachte meteen zowel het linker als het rechter oorlelletje een beetje kapot. Als kers op de taart bezit Hedwig een pittige hartritmestoornis, het vermoedelijke gevolg van compulsief met voedsel bezig zijn. Zoals haar goede vriend Waling Motte elke zes minuten aan seks met buurman Raf Rikken denkt, zo krijgt Hedwig zelfs eens per drie minuten een pop-up van iets lekkers-bij-de-thee voor haar geestesoog. Maar dan zonder thee, want je kunt natuurlijk niet de hele dag door thee drinken, Hedwig is niet achterlijk of zo. Dat haar hartslag toch zo onregelmatig is, komt omdat het bij die drie minuten om een statistisch gemiddelde gaat. Nu eens denkt Hedwig maar eens in de zeven mintuten aan een snickers, mars, of bounty, dan weer wel zes keer in een halve minuut.
Op zijn beurt heeft Wobke Motte, slapend bestuurslid van de Stuurgroep Cultuur – een onderafdeling van de Werkgroep Locaal Erfgoed, zelf een sectie van de Stichting Regionale Heemkunde – zijn hele leven al last van tropofobie (angst om te bewegen). De rest van Nederland zou denken dat vooral zijn omgeving daar last van heeft, maar zo kijken zijn dorpsgenoten niet naar hem. Ze geven er de voorkeur aan Wobke als een vaste waarde in het locale erfgoed te beschouwen, iemand op wie je aan kunt, die nooit anders dan voor het raam van zijn door neef Waling verbouwde hoeve zit, zijn jonge klare op de vensterbank, zijn meerschuimen pijp in de hand, zijn pruimtabak voor het grijpen in zijn vestzak, zijn roman in wording achter zijn Ravensburger legpuzzel op zijn grote, eikenhouten keukentafel. Waarom zou je een man die zoveel tegelijk om handen heeft liever lui dan moe noemen? Bovendien: helemáál niks doet Wobke ook weer niet, want als hij niet zit te multitasken voor het raam, legt hij inderdaad puzzels of werkt aan zijn roman ‘Sint Nicolaas en de IJsheiligen’.
Over Sint Nicolaas zonder de IJsheiligen heeft Hedwig onlangs een woordenwisseling met Wobke gehad. Hedwig mist in die hele Zwarte-Pietendiscussie van de laatste jaren namelijk serieus de rol van de vrouw. ‘Had Sint Nicolaas geen dochter of zo, die bij op dat paard kon? Of, als hij net als andere bisschoppen liever met kleine jongens wipte, had-ie dan geen zuster? Een moeder? Hè? ‘Ik ben het zo zat’ zei Hedwig, ‘dat zelfs een zwarte knecht en een ordinaire schimmel hiërarchisch nog belangrijker zijn dan welke vrouw ook. Laten we het dáár de komende jaren eens over hebben!’ Maar Wobke wisselde tijdens haar tirade slechts zijn pruimtabak van de ene naar de andere wang en zei dat vrouwen er nou eenmaal niet zo toe deden, niet in de heemkunde, niet in het locale erfgoed en ook bij de IJsheiligen bijvoorbeeld maar een heel, heel klein beetje. De bona fide IJsheiligen waren Sint Mamerus, Sint Pancratius, Sint Servatius van Maastricht en Sint Bonifatius van Tarsus. En alleen voor de show soms, een heel enkele keer, in een of andere duistere landstreek, was er sprake van Sophia van Rome, ook wel ‘kouwe Sophie’ genoemd, want daar was niks heiligs aan, aan die hele Sophie niet.
Een echte dorpsvete echter, zo een met terugwerkende kracht, ontstond pas begin dit jaar, toen Julle Boomgaard, penningmeester van de Stichting Regionale Heemkunde, als overkoepelende instantie inzage eiste in de financiële stukken van de Stuurgroep Cultuur. Er was geld van donateuren uit de kas ontvreemd, volgens Julle al jaren achtereen, en wel, waar het nu naar uitzag, rechttoe rechtaan richting het aannemersbedrijf Waling Motte en Zn.
De kas van de Stuurgroep Cultuur wordt beheerd door Hedwig van der Plas.”
Tot zover het begin van mijn volgende roman.
Nou alleen de rest nog opschrijven.
Busje komt zo, denkt A…