Een klasgenoot van vroeger, ook 70+, meldde op Feestboek een nieuwe ontwikkeling in zijn geestelijke vermogens:
‘Ezel… een paar weken geleden ben ik een gehoorapparaat verloren. waarschijnlijk – ongemerkt – weggeslingerd bij het afdoen van m’n mondkapje. Vandaag merkte ik, dat ik ook het apparaat van het andere oor ben verloren… waarschijnlijk – ongemerkt – weggeslingerd bij het afdoen van mijn mondkapje. Twee identieke gevallen, alleen het oor verschilt. Er is een bekend dier, dat zich niet tweemaal aan dezelfde steen stoot. Nou, ik dus wel. En eigenlijk is het al de derde keer: maanden geleden is het ook al eens gebeurd, toen heb ik het gelukkig snel gemerkt en lag het nog voor de winkel, waar ik geweest was… .’
Ik stak hem een riem onder het hart met: ‘Kop op jongen, jouw hersens zijn nog goed genoeg om zoiets na te vertellen, ik zou al bij het eerste apparaatje de tel kwijt zijn.’ En: ‘Wie zich tweemaal aan dezelfde steen stoot, is per definitie geen ezel!’
Zo verspreid ik overal om mij heen vreugde en hernieuwde levenslust.
Maar je moet het willen zien.
Veel mensen herkennen het gewoon niet.
Heb jij eigenlijk al een gehoorapparaat?
Ik kom alleen nog op plekken waar ze ondertiteling hebben.
Of boeken. Een half jaar terug las ik er een van Joost Prinsen, waar ik me het volgende nog van herinner. Prinsen treedt op een keer op in België en die avond wordt een klaterend succes. Dus komt hij vol adrenaline en strak van de euforie weer thuis. Het is natuurlijk laat geworden en zijn vrouw ligt al in bed. Maar ja, wat doe je als je één brok extase bent? En Joost Prinsen heet? Hij kruipt naast zijn vrouw, die misschien wel, misschien niet slaapt en doet zijn huwelijkse plicht, waarop zijn vrouw alsnog slaperig informeert: ‘Was jij dat, Joost?’
Intussen alweer een boek of zes verder – het gaat hard tegenwoordig – ben ik in dat nieuwste van Jonathan Franzen bezig, meer dan 600 bladzijden dichtbedrukte zelfreflexie van de hoofdpersonen, vol inzicht in de rol die hun eigenbelang speelt in moreel vlekkeloos denken en handelen, stilistisch prachtig, een knap en subtiel boek, met als gevoelig voordeel vergeleken met Ilja Pfeiffer niet één mopje dat in het Engels op Skopje rijmt, maar toch weet ik zeker dat ik me er over een jaar of wat weinig meer van herinner, maar nog wel regelmatig in de lach schiet om de vrouw van Joost Prinsen. Ach, had ik maar één zo’n vrouw! De vergelijking tussen beide boeken gaat verder volledig mank, je kunt je geliefde met een gerust hart Franzens roman cadeau doen. Die heet ‘Crossroads’, of ‘Kruispunt’ in haastklusvertaling.
Nu even jouw recente blogs, waarbij ik enigszins afzie van de Groen-Links-perikelen, want daar zijn we het blindelings over eens toch. Ben jij trouwens ook zo blij met de nieuwe regering in Duitsland? Ik verheug me echt op dat kabinet.
Om te beginnen nog van harte gefeliciteerd met jullie 43-jarig huwelijk. Wij zijn zelf pakweg 30 à 35 à 40 jaar onderweg, maar wij weten geen precieze datum meer, alleen dat het lang geleden is. Kampen lijkt mij, gezien jouw verslag-met-kerk, wel een gepast uitje voor zo’n viering, Parijs eigenlijk nog iets meer, maar ja wij vieren het dus nooit, want wij zouden niet weten wanneer.
Het Woestijngevecht van Herman Brood vind ik afgrijselijk, maar mijn weerzin graag voor die van anderen hoor. Krabbé’s heb ik intussen ook genoeg gezien, een of twee maal in de Fundatie inderdaad en een andere keer op een soort landgoed, waar een vriendin een prachtig kunstboek van eigen hand presenteerde. De naam van het landgoed is mij ontschoten, die van het kunstboek ook. Beide keren spraken de Krabbé’s mij niet bijzonder aan. Alleen zijn kleurgebruik bekoort mij soms, maar waarschijnlijk mis ik perceptioneel gezien gewoon de juiste attitude. Wel kijk ik graag naar andere mensen – Krabbé zelf voorop – die gerust, zonder zichtbaar verlangen ergens anders te zijn, uren naar een werk van zijn hand staan te kijken. Daar ben ik echt moeilijk bij weg te slaan, vooral als ik er zelf bij kan zitten.
De achterkant van mensen is vaak intrigerender dan hun voorkant, is je dat wel eens opgevallen? Je ziet aan hun achterkant beter wat hun voorkant ergens van vindt. Uit die ontdekking is het impressionisme voortgekomen.
Ach Ollie, wat ben je toch knap, zegt mijn vriendin vaak tegen mij, met zo’n vileine grijns. Zo heeft iedereen zijn eigen Doddeltje, een unieke bubbel van karakterstoornissen en persoonlijkheidsfouten.
Leuk, jouw verwijzing naar de opleiding Fashion & Textiles Technologies in Enschede. Van zulke initiatieven moeten we het hebben. Ik draag persoonlijk nog kleren van meer dan 30 jaar geleden, omdat a. verspilling des duivels oorkussen is, b. ze lekker zitten en c. ze nog niet versleten zijn. Nou ja, soms zijn ze wel versleten en scheurt er ineens, bijvoorbeeld tijdens mijn altijd weer imponerende uitvoering van de push-up-oefening tegen de rand van het aanrecht, met veel gekraak een elleboog uiteen. Maar dan knipt Doddeltje de mouwen eraf en heb ik weer een nieuwe bloes die lekker zit. Kleren die we echt niet meer aandoen maar nog wel draagbaar zijn: Kringloop. Alleen afgetrapt schoeisel gaat regelrecht het restafval in. Doe een ander niet wat gij … eeh … als men begrijpt wat ik bedoel.
De calvinistische opvoeding is een kruis dat men zijn hele leven met zich meezeult. Daar hebben we geen Kringloop voor.
Moedig dat ze je het verkiezingsprogramma toevertrouwen.
Ware doodsverachting, dat siert een partij!