Meteen maar beginnen over de dood, dan hebben we dat vast gehad: je tweede goede idee Fons, in verbluffend korte tijd. Wel vraag ik mij af, als je nog niet eens aan je voorlaatste levensfase bent begonnen, wat al die herfsttinten in onze lay-out daar dan eigenlijk doen. Want jij zit dus nog volop in de zomerbloei, terwijl ik zelf juist meer het gevoel heb onderhand met een eerste voetje in de sneeuw te staan. Nou vooruit, voorlopig alleen de grote teen misschien, maar terug naar de herfst, met beide voeten in de klamme kledder van een natte bladerbrij, zit er toch niet meer in. Niet eens zozeer vanwege het fysieke verval, dat onbeschroomd voortschrijdt, maar vooral vanwege het Grote Vergeten, dat na een wat aarzelend begin nu stevig doorpakt. Mijn vriend Erwin op Curaçao – je hebt hem vast gekend, hij studeerde sociologie met ons, andere richting, zelfde onzin – vroeg mij van de week om hem daar eens even een haiku over te zenden, wat ik uiteraard, omdat ik het anders maar weer zou vergeten, per kerende boemerang deed, met een citaat uit het prachtige De Slingerberg van mijzelf:
Wat je nog onthoudt
past allengs in een haiku
of een laatste zin
In Uw handen Heer
beveel ik mijn geest er zit
toch haast niks meer in
Want zo hangt de vlag er intussen wel bij. Het denkraam rammelt in zijn sponningen en daarachter spookt het ook. Daarom is het heel verstandig dat we nou noteren wat we allemaal nog weten en waarom. Voor het te laat is.
Wat jij je van je oom herinnert, past ook mooi in één zin. En soms is dat genoeg. Ik teken er tenminste voor als mijn beide neven zich aan mijn graf nog een pretlichtje, al was het maar in één oog, van hun tante herinneren. Eigenlijk, nu ik erover na kom te denken, zou het al heel mooi zijn als ze daar überhaupt staan. Hulde, bedoel ik, lang zullen ze leven.
Jij herkende allerlei familieleden van veertig jaar terug nog feilloos. Ik herken verzorgenden uit het verpleeghuis, waar ik al jaren als vrijwilliger werk, niet eens als ik ze ergens in een winkel tegenkom. Ze moeten op de plek blijven waar ze horen. Vrijelijk bewegen door het dorp wordt niet op prijs gesteld. Er zit niet voor niks een slot met een code op dat tehuis.
Af en toe toets ik daar de code in van het alarm van ons eigen huis.
Het duurt dan soms best lang voor er een belletje gaat rinkelen.
Vreemd eigenlijk dat die dames van de uitvaartonderneming een paar sterke bezoekers nodig hadden voor het laten zakken van de kist met jouw oom. Hoe hadden ze zich de kwestie voorgesteld als de gasten merendeels ziek, zwak en krakkemikkig waren geweest? Het is balanceren op het randje vind ik, wat zulke dames doen. Wie van u komt er even helpen? Niemand? Jezus Greet, dat hebben wij weer.
Van mijn vorige generatie leeft niemand meer. Geen ouders, geen ooms, geen tantes, alles passé défini. Mijn vader had zes broers en zussen. Mijn moeder was enig kind. Maar zij had wel een nicht, die ook enig kind was. Zelf had ik alleen maar broers. Dus het leek ons – mij en mijn achternicht, intussen 74 maar vol levenslust – onlangs een goede zet elkaar tot zus te promoveren, met als bonus voor mij een schat van een zwager erbij. Het rammelt in de sponningen en ook daarachter spookt het, maar zo hou je het toch nog een beetje warm, met één voet al in de sneeuw.