Afgelopen zaterdag kregen we bij de uitgang van Albert Heijn allebei een wintervast viooltje aangeboden door de D’66-campagne. Ik accepteerde het verheugd, want gek op viooltjes, maar zei er eerlijkheidshalve wel bij dat ik zelf lid van de PvdA was, waarop de D’66-mevrouw mij geschrokken, maar ook oprecht bezorgd, aankeek en zei: ‘Nog stééds?’ Dus zo staat de sociaal-democratie er voor momenteel: meelijwekkend. A.’s viooltje is diepblauw met wit, het mijne geel met donkerbruin. We zijn er erg blij mee. Morgen maar eens kijken of ik er nog een rode roos bij kan scoren, voor in mijn glazen éénmansvaasje, dat ik doorgaans de derde dag omgooi. Of zal ik zelf rozen uit gaan delen, op de grote markt? Want niemand wil nog zo’n ding, dus dan heb ik ’s avonds een heel boeket over, voor in de zware dikbuikvaas van tante Beerteke. Die kun je niet eens omgooien, ook al wil je nog zo graag. De vaas, hè? Tante Beerteke lukt wel. Maar daar moet je dan eerst weer zo’n roteind voor reizen.
En zo komen we als vanzelf op de intensieve veehouderij. Het wordt inderdaad tijd om die in haar geheel op te doeken. Ik erger me ook dood aan de boze veeboer met zijn hooi. Zijn eigen varkens, de domste exemplaren tien maal intelligenter dan het slimste Heckrund, mogen op stalen roosters volcontinue zoveel mogelijk biggen tegelijk zogen. Zijn eigen koeien transporteert hij naar veilingen waar ze, als dat onderweg al niet is gebeurd, op gebroken poten worden voortgeknuppeld. Ja, ik zeg het maar zoals het is. Wie de praktijken van veevervoer, veiling en slachthuis kent, kotst van de bio-industrie. En wie anno nu nog kiloknallers koopt: in de kliko met u.
Jouw taakverdeling lijkt de beste oplossing. Als stadstaat wordt Nederland een kennis- en diensteneconomie, de EU bepaalt onder welke condities vee gehouden wordt en vervolgens waar, hoe en in welke aantallen dat naar de slacht gaat. Vlees wordt niet meer in levenden lijve, maar uitsluitend nog gekoeld en voorverpakt vervoerd. En waar mogelijk wordt ons voedsel straks driedimensionaal geprint. Zo gaan we het doen en niet anders. Alleen de kleinschalige bioboer mag blijven, voor de broodnodige groene hartjes in de stadstaat.
Als de PvdA verdwijnt, stem ik op de Partij voor de Dieren.
Een minpuntje aan die Oostvaardersplassen vind ik wel, dat de zogenaamde wilde dieren daar qua omheining nogal beperkt rondgrazen. Ze kunnen ingeval van honger niet behoorlijk op zoek naar een betere plek. Dus ik zou zeggen schiet de zwakkeren tijdig af. Laat ze niet doodhongeren, want daar is onder deze omstandigheden weinig natuurlijks aan. Nog even afgezien van de vraag of ‘natuurlijk’ zo goed is. Het staat vaker wel dan niet op gespannen voet met ‘diervriendelijk’ of ‘humaan’. Maar daarover een andere keer. Want intussen hebben de actievoerders, die merkwaardige congsie van goedbedoelende zwevers en boze boeren, al gewonnen. De beesten worden bijgevoederd, tot de golf van onbenul weer is weggeëbt en men terug kan op verstandig natuurbeheer.
Nu de zere arm van A.: het is lief dat je zo met hem meeleeft, maar hij verdient het niet. Hij kan niks, het is een loser. Het ligt niet aan A., die doet heus haar best wel, maar zelden zag men iets zo lamlendig uit zijn kom hangen. Als ik de voorgeschreven oefeningen met bal en ballon met hem wil doen, weet hij niet hoe gauw hij zich achter A.’s rug moet verbergen. Ja, dan kan hij ineens wèl draaien, de lul. Moet je hem zien als ik hem een hand wil geven. Hoe halfslachtig en zonder enige daadkracht hij zich dan negen, nou vooruit tien, centimeter verheft en vervolgens weer zieltogend terugzakt. Het is geen gezicht. Je kunt beter gewoon zo’n imam hebben die het niet eens probeert, call me old fashioned. En met deze mentaliteit traint hij zijn eigen spieren natuurlijk niet. Dus die bollen nu van pure verveling alle kanten op, onder de schouderkom een soort pudding vormend, die een geheel nieuw licht werpt op het verschijnsel spierbal.
Niettemin heeft hij, samen met wat sterkere armen uit het dorp, onlangs een museumclub opgericht en daar wil hij nou morgen mee naar Haarlem. Geen art deco, maar iets rond ‘Humor in de Gouden Eeuw’. Ik zou wel mee willen, maar moet de Kindergemeenteraad verslaan, althans tienjarigen interviewen over plannen die ze hebben bedacht om 2.500 euro van de gemeente in de wacht te slepen. Had jij wel eens van de Kindergemeenteraad gehoord? Ik ook niet. Zoiets hadden wij vroeger niet, op onze lagere school. Gemeenten hadden we wel vrij veel, als daar zijn Zoutkamp, Appingedam, Hoogezand, Sappemeer, Wildervank, Oude-Pekela, Nieuwe-Pekela en Ter Apel, die je in deze volgorde uit je hoofd moest leren, want nog geen TomTom. Nu hoeven kinderen niks meer uit hun hoofd te leren, niet eens meer Bali, Lombok, Soemba, Soembawa of Flores, laat staan Timor, want: Wikipedia. Wel zitten ze nu pontificaal in zo’n Kindergemeenteraad, die toegegeven een aardige, speelse kennismaking met het politieke handwerk biedt. Zo komen in Wijchen afgevaardigden van alle circa 15 scholen de eerste maanden van het jaar vier keer bijeen in de officiële Raadszaal, waar ze onder leiding van een echt gemeenteraadslid discussiëren over hun eigen voorstellen. Elke keer valt er na stemming een aantal voorstellen af. Morgen, in de eindronde, wordt het beste van de vier overgebleven gekozen. Spannend!