Ik stond van de week in de keuken het eten klaar te maken, toen mijn oog viel op spetters op de vensterruit. In eerste instantie dacht ik aan vogelpoep, maar zo zag het er niet uit. Het waren witgekleurde druppels die over de hele ruit verspreid zaten. Ik liep naar buiten en toen zag ik dat de hele voorgevel van de nok tot en met het keukenraam vol met witte spetters zat. Dat was duidelijk mensenwerk, geen vogelwerk. En toen viel mijn oog op het verkiezingsaffiche, dat ik op de zolderverdieping achter het raam had geplakt, om reklame te maken voor mijn favoriete partij. Het is immers verkiezingstijd. De conclusie leek mij duidelijk: de spetters waren het werk van een andersdenkende die het nodig had gevonden ons huis te bekladden, omdat wij niet van de goede partij zijn.
Een politieke aanslag? Dat is teveel gezegd. Er zijn geen slachtoffers en er is geen schade: de spetters waren vrij eenvoudig van het keukenraam te verwijderen. De ramen van de bovenverdiepingen kun je niet openzetten, dus hoe we dat schoon moeten krijgen, moeten we nog bedenken. Het was in ieder geval geen verf. De kans is groot dat het er op den duur afregent.
C. houdt het erop, dat het kwajongenswerk is, zonder veel politieke motieven, en daar heeft het inderdaad alle schijn van. Ik weet trouwens niet zeker of C. op mijn partij stemt, ze zou net zo goed PvdA kunnen stemmen, net als jij. Ik vond trouwens de reactie die jij op straat kreeg van een andersdenkende folderaar over de PvdA heel typerend: het is een beklagenswaardige partij geworden, waar je beter maar geen lid van kunt zijn. Je oppert al de mogelijkheid van het verdwijnen van de PvdA, maar zo snel gaat dat volgens mij niet. Daarvoor bestaat die partij ook veel te lang. In de politiek moet je nooit nooit zeggen, maar een partij met zo veel historie en verdiensten kan nooit zomaar ineens verdwijnen.
Maar nog even over die kwajongensstreek. Ook al stelt de aanslag op onze voorgevel niets voor, voor mij is het toch weer een voorbeeld van de emoties die soms komen bovendrijven als het over politieke keuzes gaat. Ik heb ook wel een voorkeur, en ik betaal wel contributie aan de partij, ik ga zelfs naar het partijcongres, maar meer animo heb ik niet. Ik heb me door de jaren heen meermalen afgevraagd of een politieke carrière iets voor mij zou zijn. Als ik kamerleden of gemeenteraadsleden of wethouders soms aan het werk zie denk: dat kan ik ook, of: dat doe ik beter. Maar ik heb nooit de drive gehad om met hart en ziel een partijstandpunt uit te dragen, dat eigenlijk al vaststaat. Ik vind het juist wel prettig om van geval tot geval te bedenken: wat zal ik hier nu eens van vinden. En soms weet ik het gewoon niet, omdat het te moeilijk is, of omdat ik er niets van weet. Partijdiscipline is niets voor mij.
Toen ik op de eerste maandag in augustus 1977 begon aan mijn eerste betaalde baan als vakbondsbestuurder bij de Ambtenarenvereniging ARKA, werd ik als junior toegevoegd aan een ervaren collega. En op die eerste werkdag zei hij tegen mij: “Denk eraan, je hebt altijd gelijk”. Ik had niet meteen door wat hij bedoelde, want ik veronderstelde dat niemand altijd gelijk heeft. Maar na enige tijd begreep ik waar het hem om ging: je moet in je werk stug je eigen gelijk volhouden, dan bereik je het meeste. En ik heb me in de jaren wel eens verbaasd over wat ik bereikte, alleen maar omdat ik van de vakbond was. Maar ik heb in de periode ook geleerd dat ik die houding niet goed kon volhouden, het lag gewoon niet in mijn aard. Ik heb best prettig gewerkt bij de vakbond, maar ik ben geen vakbondsbestuurder. Geen discipline.
Mijn moeder heeft mij wel eens verteld over het politieke inzicht van háar moeder. Als het over het landsbestuur of het gemeentebestuur ging, zei mijn oma: “Da’s allemaol polletiek”. En ze zei dat met de grootst mogelijk minachting, aldus mijn moeder. Poltiek was gedraai, handjeklap, mooie woorden, geen resultaat. Iets waar je bij weg moest blijven. Daar wil ik mijn oma (moge zij rusten in vrede) niet in volgen. Politici en bestuurders krijgen vaak veel te weinig waardering voor wat ze doen, ook voor mij. Dus laat ik maar gaan stemmen, dat is wel het minste wat ik kan doen.