Tussen de bedrijven door even wat losse gedachten, voor de broodnodige ontspanning in aanloop naar jouw volgende blog.
Wat mijn stappenplan inzake de verbetering van alles en iedereen betreft, erkende je per mail ruiterlijk dat het geniaal was, maar suggereerde je bij wijze van kanttekening met name wat extra aandacht voor stap drie, de uitvoering. Daar kan ik op zich wel in meegaan, maar soms is de uitvoering helemaal niet zo problematisch als je denkt.
Neem bijvoorbeeld hoe de samenleving op het – ook digitaal – geïsoleerde eiland Carache omgaat met haar ouderen, elders als minderheidsgroep toch overwegend negatief gediscrimineerd. Ik kwam al zappend in een documentaire over dit eiland terecht op het moment dat een van de jongere bewoners werd geïnterviewd en ongeveer dit zei:
Onze ouderen op het eiland zijn belangrijk, ze zijn ons geheugen en ons archief, we moeten naar ze luisteren en doen wat ze zeggen. We moeten:
- hen waarderen
- hen comfortabel laten leven en
- ervoor zorgen dat ze niet gaan stinken.
Kijk, zo eenvoudig kan het zijn qua erkennen, herkennen en zoveel mogelijk voorkómen van een probleem.
Kennelijk is de in onze samenleving vigerende afkeer van ouderdom, geassocieerd immers met ziekte, lijden en de dood, niet echt genetisch bepaald. Maar waar het om gaat is dat ‘genetisch bepaald’ iets anders is dan moreel goed. En als mens hoor je dat laatste voorrang te geven. Had je maar geen mens moeten worden. Erst kommt die Moral, dann das Fressen.
Het leek mij een interessante documentaire, maar toen ik in de gaten kreeg dat de interviewer Filemon Wesselink was, ben ik meteen doorgezapt naar een willekeurige andere zender, waar ze iets gevonden hadden tegen kramp in het dijbeen tijdens concertbezoeken. Alles beter dan Filemon Wesselink, die lowlife met z’n stiekeme afluister- en opnameapparatuur, teneinde vertrouwelijke gesprekken tussen BN’ers (i.c. Onno Hoes en Albert Verlinde) uit te zenden. Hoe diep kan een mens zinken, onder het vaandel van vrije nieuwsgaring of net gelijk welk ander doekje voor het bloeden.
Wat viel ons verder nog op de afgelopen dagen? De relatieve déconfiture van Freek en Hella de Jonge, met het ‘tonen van hun kwetsbaarheid’ in een museum. Het schoot mij acuut in een dijbeen. Hoeveel zelfoverschatting van BN’ers moet je eigenlijk kunnen verdragen? Of zie ik dit verkeerd? Moet ik dat exhibitionistische gepraal accepteren als een gulle gift aan het Nederlandse volk? Freek mag wat mij betreft als cabaretier zonder meer worden bijgezet bij de grote drie, Wim Kan, Toon Hermans en Wim Sonneveld. Ik adoreerde Neerlands Hoop ten tijde van het WK voetbal in Argentinië, toen het zo terecht ageerde tegen het regime van Videla, dat met inbegrip van de vader van godbetert onze huidige koningin massaal mensen dood martelde. In moreel opzicht heeft Freek altijd gelijk. Als cabaretier acht ik hem mijlenver verheven boven nietszeggende brallers als Youp Van ‘t Hek. Maar dat ego, dat ego…
Wat het uniek menselijke fenomeen van het martelen betreft, ben ik intussen trouwens tot de conclusie gekomen dat elke wreedheid die het menselijk brein zich voor kan stellen ook wel ergens ter wereld werd of wordt begaan. En natuurlijk doneren we aan Amnesty, natuurlijk signeren we petities aan generaals, natuurlijk steunen we protesten links, rechts en door het midden, maar verder kijken we weg, in het niet onaangename besef dat we er persoonlijk, als arm en machteloos individu, toch niks aan kunnen doen.
Zou dat wegkijken ook onder de ‘condition humaine’ van Malraux vallen? Net zoiets als het geloof in God pas opgeven als je je eigen vrouw hebt zien sterven? Zelf sloot Malraux zich in de Tweede Wereldoorlog in 1944 bij het verzet aan, dat wil zeggen nadat zijn eigen broers gevangen waren genomen.
De verweekte westerling wordt tegenwoordig niet echt meer geprikkeld om ten koste van zijn eigen hachje het juiste te doen. En dat komt mij goed uit, want ik geef geen sou voor mijn eigen dapperheid. De Tweede Wereldoorlog was onze laatste uitdaging. Vandaag de dag hoeven we alleen nog maar op te letten dat we andere mensen niet teveel of onnadenkend kwetsen. We moeten ons in hen verplaatsen. Met respect behandelen. En ervoor zorgen dat ze niet gaan stinken.
Weet je waarmee het ook niet zo goed gaat? Voetbalclub Achilles 29, uit het aanpalende Groesbeek. Het gaat eigenlijk ronduit slecht met Achilles en trainer Eric Meyers zit dan ook zonder werk. Toch voelt hij zich nog redelijk wel. ‘Echt?’, vroeg Joeroen Pauw hem onlangs, ‘want je zit nou toch thuis?’ Ja, nou ja, antwoordde Meyers, ‘dat is inherent aan ons vak, ik bedoel: Alex Pastoor zit thuis, Peter Bos zit thuis, dus ik zit toch in een mooi rijtje thuis!’
Zo denk ik er ook over. Er is altijd wel een rijtje waarin je zelf mooi thuis zit.
Afgelopen zaterdag spotte ik, als interviewer voor onze onverschrokken omroep, op een door de Zonnebloem ingehuurde boot iemand in een ander rijtje, die mij bovengemiddeld interessant leek. Het was het rijtje van de leuke, aardige, vrouwelijke stuurmannen. Ik bedoel ik had de voorgeschreven dagorganisator al geïnterviewd, de penningmeester, het Bestuurslid Activiteiten en 4 van de 150 gasten, dus ik dacht wie zal ik nou nog es pakken, shit is dat daar een vrouwelijke stuurman? Dus zonder dralen de zuchtende cameraman meegesjord de stuurhut in. Maar wat mij vervolgens regelmatig overkomt, gebeurde ook nu: de geïnterviewde vindt mij eng. ‘Je bent te deftig’, zegt mijn vriendin, ‘ze vinden jou kale kak.’ Maar dat is onzin, hoor Fons. Mijn vriendin ja, die vindt mij kale kak, maar verder valt het reuze mee. Ik doe ook niks kakkigs, maar stel gewoon een vraag of zes, zeven, over wat voor opleiding zo iemand heeft genoten, welke de valkuilen zijn in de uitoefening van het beroep, of ze dit werk altijd hebben gedaan en zo voort en daar krijg ik dan vaak een keurig maar extreem kort antwoord op. Ook nu de ene one-liner na de andere. Eigenlijk precies waar ik altijd zo vergeefs naar verlangde tijdens het notuleren van bestuursvergaderingen, waar ik vaak geen raad wist met alle smeuiige anecdotes, maar voor een tv-reportage hoop je daar juist op. Dus na de laatste one-liner van de stuurvrouw (‘Spectaculaire dingen? Nee, varen is gewoon zeg maar hartstikke saai’) berg ik zwetend de microfoon op, de cameraman klapt zijn statief in en de geïnterviewde begint te praten. Honderduit praat zij, over haar opleiding, over de valkuilen die ze tegenkomt in de uitoefening van haar beroep, over de collega’s, over waar de boot allemaal nog meer voor wordt gebruikt, personeelsfeesten, familiediners, jubilea, bruiloften en partijen, over dat ze zoveel plezier heeft in haar werk, ook en vooral bij slecht weer, want moet je horen, hee, blijf nou nog even, want bijvoorbeeld met die hagelbuien laatst, weet je wel, dat stond nog in de krant…
Nou, zul je zeggen, klap het statief uit, plug de microfoon in en opnemen maar weer! Maar zo werkt het niet. Het statief klapt uit en de stuurvrouw dicht. Zo werkt het. Niet met wethouders en andere met name zichzelf respecterende ambtsdragers hoor, daar moet je de microfoon vaak via een harde return op terug veroveren, maar met gewone mensen. Die vinden zo’n camera poespas. En mij eng. Laten we er niet omheen draaien.
Rest mij nog de kramp in het dijbeen. Tegen kramp in het dijbeen, weet ik nu dankzij Filemon Wesselink, kan men het best een houding aannemen die het hele betrokken been een centimeter of 10 uittilt boven de romp. Alleen zo wordt de balans hersteld tussen de hoeveelheid bloed in het betrokken been en de rest van het lichaam, waardoor u al spoedig zult merken dat de kramp afneemt.
Ik hoop dit binnenkort uit te proberen bij het Bachkoor in de Vereeniging alhier.
Die voeren het Requiem van Verdi uit.
Jij komt zeker niet?