Besturen, commissies, adviesraden: in de zomer liggen ze allemaal op hun gat. Voor de lonesome cowboy die wèl wil werken, is het trekken aan een dood paard. Zo heb ik me in mijn eentje een burn out gefröbeld aan het volgende magazine van ons historisch genootschap. Die editie, nu net terug van de Repro, ziet er spectaculair mooi uit, enerzijds dankzij het dode paard, anderzijds doordat de voltallige redactie uit slechts één cowboy bestaat, zodat in dat gremium overleg met andere cowboys evenmin afgewacht hoeft te worden, een niet te onderschatten pluspunt van het overal alleen voor staan. Wel bleek het noodzakelijk immense hoeveelheden mails, telefoontjes en zelfs enig intimiderend huisbezoek te wijden aan schrijvers die een bijdrage voor dit nummer hadden beloofd, maar in plaats daarvan op vakantie gingen naar hun vriendin in Thailand, of zich andere vrijmoedigheden meenden te kunnen permitteren, zoals in een ziekenhuis gaan liggen. ‘Bijdrage? Hoezo bijdrage? Potscherven uit het Neolithicum? Wikkeldraadkommen uit de Bronstijd? Heb ik dat toegezegd? Maar ik lig op de intensive care momenteel! Nee, nee, oh nee, geen bezoek! Je krijgt je artikel, echt, spuug erop!’ Dit soort medewerkers is zonder uitzondering nog van de generatie die als kind een belofte bezegelde door erop te spugen. Onze generatie dus, ja Fons, het is niet anders. Zelf heb ik destijds ook vrij veel op dingen gespuugd. ‘Kom je dan om kwart over vier zoenen achter de kerk?’ ‘Tuurlijk, heb ik toch beloofd?’ ‘Ja, maar spúúg erop?’ En dan spuugde je tegen de binnenkant van je vingers, of gewoon in de lucht, beide was toegestaan. Had je echter gespuugd en kwam je zo’n belofte niet na, dan kon je de resterende lagere-school-tijd fluiten naar sex. Daar kwam gewoon niets meer van terecht.
Elke relatie gedijt het best bij gebrek aan communicatie. Worden er onverhoopt toch gedachten uitgewisseld, dan komen de succesvolste combi’s alsnog bovendrijven bij de gratie van het misverstand. Je veronderstelt immers dat wat de ander zegt altijd rekening houdt met, zo niet uitgaat van, jouw bestwil. Dus dan moet je niet gaan roeren in mogelijk andere interpretaties, ook al liggen die stuk voor stuk misschien meer voor de hand. Ik had van de week geroerd in A’s opmerking, tot driemaal toe met toenemend volume door het huis geschald, dat er zand in de badkamer lag. Ik had, toen ik het eindelijk verstond, iets terug moeten roepen van ‘Ach, vervelend’ of beter nog gezwegen, in gepaste afwachting hoe het verder zou gaan. Maar ik zei ‘Dat is niet mijn zand, dat is jouw zand, wie heeft er hier een moestuin, ik niet’, waarna de boel escaleerde en ik, om een lang verhaal kort te maken, behoorlijk chagrijnig om 4 uur des namiddags nog even de taveerne van Tante Kaatje betrad, waar ik gelukkig een substantieel deel van de Stuurgroep Cultuur En Waarom Daar Niks Van Terechtkomt Hier aantrof in de persoon van de secretaris. Hij is ook een lonesome cowboy, de secretaris, en vormt binnen de Stuurgroep – naast de Kleine Activiteiten (KA), de Grote Activiteiten (GA), Aanpak Eenzaamheid Ouderen (AEO) en diverse andere geledingen drijvend op vrijwilligers – een informele eenmansfractie onder de bezielende afkorting AZL (Alles Zo Laten). We namen het leven door. Ik vertelde hem over het huwelijk van mijn ouders, dat zijn succes grotendeels dankte aan mijn vaders doofheid en hij vertrouwde mij toe dat het zijne op en neer ging met de openings- en sluitingstijden van Kaatjes proeflokaal. Eigenlijk best droevig allemaal als je er oog voor hebt, maar je moet het willen zien en dat wilden wij niet, wij werden juist almaar vrolijker en tegen acht uur beloofden we elkaar eeuwig durende bijstand en even na tienen zat ik ook in de AZL. Spuug erop!
De schrijver over potscherven in het Neolithicum en het verschijnsel wikkeldraadpot leverde overigens rechtstreeks vanuit de medium care een puik artikel in, precies 1500 woorden zoals ik hem verzocht had, met als toegift dat hij door de morfine had gedroomd dat hij het leven van Nick en Simon had gered in Shanghai. Een voortreffelijke droom, want Nick en Simon vind ik hartstikke chill, maar vervolgens droomde ik zelf dat ik onze koningin het leven redde, terwijl ik toch weinig op heb met de familie Zorreguieta. Dus toen een verslaggever mij vroeg wat er door mij heen ging na deze volk en vaderland verheffende actie zei ik ‘Tja, hoe vertel ik het mijn kinderen’, waarop hij zei ‘Hoezo, het is toch iets heel moois?’, waarop ik weer ‘Maar ik heb geen kinderen’. Alles in volle ernst. Er wordt nooit, maar dan ook nooit hè, gelachen in mijn dromen en kleur zit er ook niet in. Alles in degelijke grijstinten, zoals in de jaren vijftig, toen pech nog heel gewoon was en ergens op spugen dagelijkse routine.
Droom jij wel eens, Fons?
Ik hoor daar opvallend weinig over.