Het is weer belastingtijd, dus Nederland zwoegt de gegevens bijeen. Het vergaren van de Jaaropgaven vormt een opgave op zich, vreselijk deprimerend, maar het moet gebeuren zeg ik altijd tegen A., die zich dan weer zuchtend op haar zolderkamertje terugtrekt en voor mij aan de slag gaat. Geen werk voor blanken immers en zij gaat er prat op ooit in een vorig leven een Chinees geweest te zijn, een hoer meen ik zelfs, maar de finesses in die richting zijn mij enigszins ontschoten. Maakt niet uit, zolang de Heer het maar afstraft met de belastingen. Mooier kan Hij het ook niet maken. Het is zoals het is.
De vormgeefster en ik hebben vandaag ons Oorlogsdagboek van Marie van Kessel eindelijk klaar voor de drukker. Het was een vrij enerverende bevalling al met al, maar het resultaat mag er zijn. De vormgeefster werd voor haar aandeel ingehuurd door ons Bestuur en krijgt er ook leuk voor betaald. Zelf heb ik er ongeveer 80 uur in zitten, maar ik krijg niks, want ik ben vrijwilliger. Het is zoals het is, jij kunt ervan meepraten met je inspanningen voor Groen Links. Pure bezieling, dat is wat ons drijft. Geen tocht zo mooi als hartstocht. Hoe zei de dichter het ook weer: het leven heeft geen zin, maar wij wel!
A. vindt dat ik bekakt praat. Zoals prinses Beatrix, maar dan erger. Ik ben het er niet mee eens. Dat wil zeggen Beatrix praat wel bekakt, maar zelf praat ik eerder voornáám, wat men eenvoudig doet omdat men zoiets is. Als je voornaam bent, moet je daarvoor uitkomen, lijkt mij. Als je gefrustreerd bent, moet je dat ook gewoon laten zien, via Carnaval en zo, weet ik het, voetbalvandalisme, met veel vertoon van minachting democratie poppenkast noemen. Ik kan er bovendien niks aan doen, net als zo’n imam. Het is zoals het is. Toen ik een jaar of tien was, kreeg mijn broer van zestien een bandrecorder met Sinterklaas. Prachtig, nog nooit zo’n mooi cadeau gehad! Hij ging er ons meteen mee interviewen. Eerst mijn ouders, toen zijn oudere broer, mij als laatste.
‘En dan komen we nu bij de bekende schrijfster van kinderboeken, Amalia Kip. Juffrouw Kip, hoe bent u zo tot schrijven gekomen?’
‘Nôh, ik dach ik moe boek’n gaan schrijm. Met boek’n kuj zeng waj wilt. Da kank hier int daagluks leem nóóit.’
Waarop mijn moeder geschrokken ‘och toch!’ zei, mijn vader vroeg ‘wat zegt dit kind?’ en mijn andere broer al maar vast de bandrecorder in beslag nam. Zo lagen de verhoudingen nou eenmaal. Maar sinds ik mijn eigen stem op dat ding terughoorde en van ontzetting alle overgebleven marsepeinen appeltjes achter elkaar naar binnen propte, ben ik mijn best gaan doen mijn taalgebruik meer in overeenstemming met mijn eigenlijke imborst te brengen, waarbij misschien inderdaad een weinig van overcompensatie sprake is geweest, maar toen ik dat doorkreeg, was het te laat. Het is net als met laag- en hoogconjunctuur in de kapitalistische economie: je krijgt het nooit meer helemaal in het gareel.
Ja, jij denkt alwéér een blog van de overkant? Is het daar dan nooit eens stil? Nou, juist omdat het zo stil is, krijg je er alweer een. Wat wil het geval? Er worden in het trapveldje hier tegenover 29 nieuwe huizen gebouwd. Dat wil zeggen men is nu nog bezig met het grondverzet, het verwijderen van bomen en struiken, de aanleg van leidingen en zo voort. Daarbij wordt wel de hele buurt rondom zo’n beetje opgebroken en beginnen de stratenmakers ’s ochtends vroeg om 7.00 reeds te drillen met hun drilmachines. Tegen die tijd slaap ik normaal gesproken krap 2 uur. Dat is ook wat het is, historisch zo gegroeid. Vanochtend echter leek het wel of wij in de hemel woonden. Je weet wel: het paradijs, met de bijbehorende paradijselijke rust. Want met ingang van vandaag werken blijkbaar ook de stratenmakers thuis. Bovendien is het op het aanpalende fietspad aanmerkelijk rustiger met scooters, brommers en ochtendkriekende dronkenschap. Dus bijna 5 uur slaap gehad, dan wil er waarachtig wel weer een blogje uit.
Leve het Coronavirus.
Dat het nog maar een poosje rond mag blijven zweven!