Fysiek en ander ongemak


Met vreugde in het hart deel ik je mee dat mijn schouderklachten zich onderhand weer op het gebruikelijke peil bevinden, het best omschreven als belabberd maar niet meer zorgwekkend. Wel zit er, sinds het ijzer mij tijdens een al te woeste strijkpartij net niet uit handen glipte, wel iets heel erg fout in mijn linker schouder, recht onder de tinnitus in het erboven ook al danig kwakkelende oor, met als gevolg een permanente blessure. Begin deze week kwam daar Harm nog bij. Harm is nu zover in de tachtig dat hij met twee stokken loopt. Hij wil de overgang naar een rollator graag via zoveel mogelijk stokken doen en eigenlijk liefst uitstellen tot na zijn dood. Hij heeft ook al eens, om dat hele idee van lopen achter zich te laten, een scootmobiel geprobeerd, maar reeds tijdens de eerste les de docente, die ten behoeve van een zinvolle instructie meende even naast hem te komen fietsen, zodanig van de pumps gereden, dat hij de scootmobiel meteen bij het oud ijzer zette. Oud ijzer vindt hij fijn. Iedereen gooit dan ook op Harms verzoek oud ijzer bij hem over het hek, want daar maakt hij kunst van. Prachtige grote siervogels, heksen op een bezemsteel, Tingueli-achtige fantasie-werktuigen, allemaal even fraai. Van de week echter, toen ik kruiend met bergen groente-afval uit onze moestuin vanaf het spoor huiswaarts liep, informeerde hij waar dat heen ging met die mooie kruiwagen. Naar onze GFT-bak, zei ik, waarop bleek dat het hem persoonlijk verantwoorder voorkwam als ik de inhoud over het hek van zijn pluimveetuin wilde kiepen. Daar vind je naast al zijn zelf gesmede kunst ganzen, kalkoenen, massa’s kippen, konijnen, een oud hangbuikzwijn, krielhanen, gewone hanen, muskuseenden, Amerikaanse Pekingeenden en Hollandse soepeenden. Heel veel eenden. Die afrastering is anderhalf keer zo hoog als ikzelf, allemaal gaas en prikkeldraad, dus als je daar de vracht van je riek, zwaar van de restanten kool- en ander struikgewas, overheen wilt zwiepen, gaat het op een gegeven moment, tijdens het legen van de derde kruiwagen, mis. Vooral als een hysterisch blaffende Hendrik het hele proces heen en weer hijgend achter het gaas in terugwerkende banen probeert te leiden. Die eenden trekken zich van Hendrik niks aan, volgens mij vinden ze het een domme hond, de ganzen zijn wat meer op Hendriks hand, ze gakken en blazen als bezeten en trekken door het gaas heen mijn trui kapot, waardoor het zodanig in de zere schouder schiet dat die sindsdien weinig anders meer wil dan nog zo’n beetje half uit de kom hangen. Dit heeft intussen een dag of vijf geduurd en of het ooit nog weer goedkomt, echt ik ken weinig mensen, eigenlijk niemand, die het interesseert. Leven is een riskante bezigheid, daar kan niet genoeg voor gewaarschuwd worden, maar Harm houdt van mij.

Toch zijn die fysieke ongemakken natuurlijk niks vergeleken met haperende hersens.

‘Dit zijn de namen’ is de titel van een prachtig boek. Het is van een schrijver – van wie ik zeker ook twee andere boeken heb gelezen, alledrie even goed, in die andere twee zat zelfs een vliegtuig, staat me nog bij – wiens naam ik telkens als ik hem nodig heb niet meer kan vinden. Ook niet op het puntje van de tong. Helemaal nergens ligt hij. Ik zie de man wel scherp voor me, met zijn vriendelijke, kale hoofd, en ik denk ‘iets met drie lettergrepen’, maar dat is het, meer zit er niet in. Bij veel leeftijdsgenoten zie ik het ook. Dat is wel troostrijk. In de vergaderingen van onze Stuurgroep ‘Cultuur en nog wat’ gaat de halve tijd heen met het niet op namen kunnen komen. Alleen het bestuurslid dat nooit iets uitvoert weet nog wel eens wat. Ben even kwijt hoe hij ook alweer heet. Maar die doet dus nooit iets, wat natuurlijk ook niet helpt om zijn naam te onthouden. Ja, koekjes eten, naar lezingen komen voor koffie en gevulde koek, dat doet hij wel. En als we hem vragen waarover dat boek gaat, dat hij al twintig jaar aan het schrijven is, zegt hij ‘dat is te ingewikkeld om uit te leggen’ en als wij dan zeggen ‘gebruik korte woordjes, misschien snappen we het dan toch’, vindt hij dat onbegonnen werk. Alles wat in de verte ruikt naar werk, vindt Dinges onbegonnen. Ik hoor overigens dat ieder zichzelf respecterend vrijwilligersbestuur zo iemand in zijn midden heeft, dus ik heb de anderen voorgesteld – sinds onze voorzitter beloofde Dinges de wacht aan te zeggen, maar daarvoor nu al maanden almaar de tijd niet tijd vindt, drúk, drúk – de aanwezigheid van één lamlendig bestuurslid als een quality mark te beschouwen. Een soort leisure class effect, zo van wij kunnen ons zo iemand permitteren.

En zo komen we dan als vanzelf weer op de Boeddha, ook zo’n lul. Sinds de tuincentra hem jaren geleden in de aanbieding deden, is het heel erg zen om een Boeddha in je huiskamer, hal of tuin te zetten. Vooral mensen die geen idee hebben wie de Boeddha was, vinden die beeldjes ‘wel wat hebben’, geinig, rustgevend, met dat kekke luilekkerlandbuikje. Mooie ideologie toch ook? ‘Hij daar’, zeg ik dan wijzend op hun Boeddha z’n navel, ‘was iemand die zijn jonge vrouw en kind in de steek liet om voor zichzelf verlichting te gaan zoeken. Voor zichzelf, hè? En slechte dingen moet je niet doen, want die schaden je eigen ziel het meest. Eigenbelang, hè?’ Ze glimlachen gelukzalig. Zij kunnen zich zo iemand permitteren.

Over misselijke types gesproken, Trump laat nog gauw even, tegen alle usances rond vertrekkende presidenten in, zoveel mogelijk mensen executeren. Ik moet sinds een jaar of vier dikwijls denken aan wat wij vroeger bij sociologie leerden over ideaaltypen. Een ideaaltype was volgens Max Weber een constructie die de meest essentiële kenmerken van iets, een persoonlijkheid in dit geval, uitvergroot weergeeft. Het was een methodologisch hulpmiddel en in het echt kwam zo’n ideealtype natuurlijk nooit voor. Tot Trump. Toen hadden we ineens een ideaaltype in levenden lijve. Concreet. Om gewoon vast te pakken. To grab him by the balls.

Het kerstdiner sterft dit jaar vanwege de corona een zachte dood. Dat lijkt mij een mooi begin van een nieuwe traditie, al zal de oude volgend jaar wel weer opstaan, dat heb je nou eenmaal met die christelijke dingen, die blijven nooit rustig liggen. Toch is er soms ook leuk nieuws. Zo had ik deze zomer, zonder enige hoop, de gemeente verzocht langs onze tuin stekelstruiken te plaatsen om eindelijk verlost te raken van de hondenpoep die daar dag in dag uit in zulke porties wordt gedropt, dat wij bij mooi weer vaak niet in onze tuin kunnen zitten vanwege de stank. En nou zijn ze daar waarachtig mee bezig! Kennelijk weten ze toch wie ertoe doet in de gemeente en wie niet. Dus overweeg ik mij nu als zodanig – vooraanstaand inwoner van een dorp – live op tv te laten vaccineren. Want voor wat hoort wat. En geheel belangeloos, hè? Ik bedoel ik moet het de Boeddha nog zien doen.

Als je intussen kanttekeningen bij mijn visie op de Boeddha wilt maken, ga je gang.
Er valt met mij altijd te praten over de juiste visie in allerlei kwesties.
Versus die van jou, zeg maar.

Zalig kerstfeest!




Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.