Kunst en vliegwerk

Net als vorige maand was ik negen jaar geleden ook bij een concert in de Nijmeegse Vereeniging. Wij gaan iedere negen jaar naar een concert, mijn vriendin en ik. Het was in 2009 op 16 november om precies te zijn. Ik herinner mij dat ik er in een brief – ja Fons, toen schreven de mensen nog brieven, dat was net zoiets als bloggen – aan mijn nicht over schreef. Zij schreef ook nooit terug.

We waren bij een uitvoering van het Nijmeegse Mannenkoor, dat weer eens een keer zoveel jaar bestond, 150 meen ik. Tijdens die bewuste uitvoering vielen er twee mannen flauw. Koorleden welteverstaan, mannen uit het koor. Het was halverwege het Slavenkoor van Verdi, dat je beslist ook kent. Wat wilde echter het geval: de dirigent liet gewoon doorzingen. Terwijl die mannen dus midden op het podium bezwijmd ineenzakten. Ze waren weliswaar koninklijk goedgekeurd, net als de rest, maar in doorsnee waren ze met z’n allen wel ongeveer 70 jaar oud, overwegend kaal en merendeels wankel ter been. Dus zo gek was dat flauwvallen niet, zeker als je al een uur of twee hebt staan zingen, in een door de dirigent opgelegd tempo bovendien dat voor het gemiddelde lid bepaald een uitdaging vormde. Terwijl hulpverleners af en aan liepen, zich een weg banend door het met grote schrikogen doorzingende koor, weigerde de dirigent een pauze in te lassen. Ik heb mij er nog persoonlijk mee bemoeid, door zo’n beetje half luid en vooral goed van mijn verontwaardiging getuigend ‘Hou nou op, dirigent, schei nou toch uit’ te roepen en ook om mij heen nam  het rumoer toe. Het vrouwenkoor Mnemosyme, dat zich vooraan op het podium bevond, had zich reeds als één man omgedraaid om de verwikkelingen achter zich beter te kunnen volgen. Maar de dirigent, hij ploegde voort. Zelfs toen het nummer – ‘vlieg gedachte, op gouden vleugels’ – volledig uitgevlogen was en hij dus een ‘natuurlijk’ rustpunt had kunnen inlassen, wilde hij van geen opgeven weten. Hij hief zijn armen voor het volgende onderdeel. De solist – die kennelijk eveneens zijn laatste trein nog wou halen – begon alvast op eigen gelegenheid, maar dat ging zelfs de dirigent te ver. Twee tellen later echter gaf hij groen licht, het orkest zette in, het koor volgde en op ongeveer een kwart van dit nummer – ook de laatste hulptroeper verliet nu het podium – stak een van de overeind  gebleven koorleden zijn beide duimen naar hem op, ten teken dat er geen – althans geen hinderlijke – doden te betreuren vielen. Maar het bleef nog lang onrustig, zowel in de zaal als op de bühne.

Cultuur is geen lolletje.

Maar soms ook weer wel. Afgelopen vrijdag 7 december bijvoorbeeld moest ik naar een soort congresje van de omroep. Het regende pijpenstelen en ook rukten stormvlagen mijn paraplu keer op keer binnenstebuiten. Gelukkig trouwens maar dat dit kon, anders was ik zo over Wijchen heen richting grote stad gewaaid. Nu wist ik met inspanning van al mijn krachten lopend de trein te halen. Vervolgens is het dan altijd even afwachten of ik in de goeie zit, want merkwaardig vaak is dit niet het geval en vertrek ik richting Den Bosch, waar ik meestal niet heen wil. Ditmaal ging het goed en woei ik vanaf het station in Nijmegen alsnog naar het congrescentrum, waar men mij verwachtte. En wel in de VIP-lounge, waar ik van nature meestal wel heen wil, maar tot dan toe nog nooit was geweest. Althans, ik nam uiteraard ook nu eerst de verkeerde van de beide hoofdingangen en kwam in een ander soort lounge, met allemaal heerlijke buffetten en achter de balie een Chinese receptioniste. Tenminste dat denk ik, Chinees. Soort van intuïtie, niet goed uit te leggen.
‘Kan ik u helpen, mevlouw?’
‘Ja graag, ik zoek de VIP-lounge, voor de locale omroepen.’
‘Oh omloepen, andele deul, ingang links.’

Dus ik denk nog ‘rinks, hoezo rinks’, maar uiteindelijk vond ik de goede deur.

Het congresje stelde me enigszins teleur, maar zo’n korte ontmoeting tussen twee culturen beurt me wel altijd op. Net als het ‘blootje gezond’, dat we eens in park Sonsbeek geserveerd kregen. Het zijn de kleine dingen die het doen, vind ik. Niet de glote.

Had ik je al gesuggereerd om jouw lieve echtgenote, als ze tenminste ooit nog weer terugkeert van het vluchten voor de bouwwerkzaamheden in jullie huis, de vier romans over Napels van Elena Ferrante cadeau te doen? Die gaan ook over cultuurverschillen, met name die tussen bewoners van een Napolitaanse achterstandswijk en de beter gesitueerden in Italië. Beschreven vanuit de hoofdpersoon die, met keihard werken, strategisch trouwen, talent en geluk, van een dubbeltje een kwartje wordt, maar toch onontkoombaar haar hele leven het achterstandsverleden met zich mee blijft dragen en ziet hoe schrijnend pijnlijk haar jeugdvriendin, die alles in zich heeft om een glanzende euro te worden, afglijdt tot een roestige cent. Erg mooie romans, niet zozeer stilistisch misschien, maar wel inhoudelijk, psychologisch, qua verhaal en vertelstructuur.

Niemand weet wie Ferrante, de auteur, eigenlijk is. Tot op heden een machtig mysterie. Ik denk zelf – gezien de minieme schoonheidsfoutjes, chronologisch of anderszins, die ik af en toe tegenkwam – dat het een echtpaar is. Mark my words.

 

Hobby’s en andere ongemakken

Kijk, nou heb ik iets – plat vermaak op jouw flatscreen – om puntsgewijs op in te gaan!

Intermezzo van drie maanden.

Jij mag – maar alleen omdat jij het bent – telkens ongeveer een kleine drie maanden geen blog schrijven. Wee je gebeente als je het wel doet, dan zijn de rapen gaar, zeg maar. Wist je dat ik een ongelooflijke hekel heb aan de stoplap ‘zeg maar’? Van de week echter zei ik het voor het eerst van mijn leven zomaar zelf. En dan ook nog twee keer in één gesprek. Ik vroeg de geïnterviewde historicus, een expert in oude burchten, iets over ‘de algoritmerevolutie, zeg maar’ en of hij nog toekomst zag voor ‘de homo sapiens, zeg maar’. Waarom kan een mens zulke dingen niet, zeg maar, gewoon vragen? Hè? Fungeert de stoplap als excuus voor blaaskakerij? Of ben ik bezig kinds te worden? Dat laatste bevalt overigens in zoverre wel redelijk dat ik tegenwoordig ook vergeet dat ik dingen vergeet. Als ik, terwijl de ander zijn antwoord formuleert – ‘nou mevrouw, met de door u genoemde algoritmerevolutie is het zo, dat ik eigenlijk niet weet waar u het over hebt, maar de vroeg middeleeuwse motteburchten, die moeten wij hoe dan ook zien te bewaren, immers… ‘ –  even een daardoor opgeroepen gedachte vast wil houden tot hij uitgepraat is, dan zijn tegen die tijd a. de gedachte als zodanig en b. ook de vage herinnering eraan weg. Nou, opgeruimd staat netjes, zou je zeggen, maar hoe kun je dan toch nog beseffen dat er twee rommeltjes zijn opgeruimd? Omdat ik in een overgangsfase zit, vermoed ik. Volgens mij zit de hele homo sapiens in een overgangsfase. En soms beseft hij dat, maar meestal niet.

Weet je dat je vóór de TV zit en achter de computer? Weet jij hoe dat zit? Jij bent toch goed met woorden? Wil je dat eens voor me uitzoeken?

Natuurlijk zoek ik zoiets voor je uit. Het is als volgt: ergens vóór gaat men zitten als men niet van plan is iets zinnigs te doen, ergens achter als men aan het werk wil. Zij zit er voor spek en bonen bij. Hij zit achter de vrouwen aan. De bende zit voor twee tot vijf  jaar vast. Ik zit achter het stuur. Jij zit voor je uit te staren. Men zit ons achter de vodden. En zo voort en zo verder. Leer het anders even uit je hoofd, zoveel is het niet.

Het tv-kijken

Dat doe je volgens mij wel zo’n beetje goed. Ik deel je bezwaren tegen de kwaliteit en de tussendoorreclames van de commerciëlen en vind de publieke zenders over het geheel net een slagje minder slecht. Maar naar Lubach kijk ik niet, omdat ik gek word van die lachband, ook al ontkent hij het bestaan ervan nog zo guitig, op een manier die natuurlijk zelf grappig bedoeld is. Dat spreekt voor zich. Wat denken wij wel.

Over Netflix kan ik niet meepraten, omdat dat er financieel helaas niet inzit hier. Ik deel echter wederom je aversie tegen al die Nederlandse series bij NPO en commerciëlen. Misschien wel ten onrechte, want ik kijk er eenvoudig niet naar. Wel pik ik af en toe een IJslandse detective mee, die ik dan soms toch aardig vind, vermoedelijk omdat de vreemde taal imperfectie camoufleert. Midsomer Murders, met John Nettles – want diens opvolger Neal Dudgeon is zelfs in het Engels te zakkig om aan te zien – kijk ik vooral om de pittoreske landschappen, cottage-interieurs en middle-class-tuttigheid. Het verhaal volg ik niet, want na een minuut of tien haal ik namen door elkaar en weet ik niet meer wie wie is en waarom in godsnaam. De plot komt dan ook vrijwel altijd als een geweldige verrassing. Vroeger was het standaard de butler, als arche type voor de minst verdachte persoon. Nu is het meestal de liefste, aardigste, eerlijkste, leukste of betrouwbaarst ogende.  Maar – afgeleid door al die interieurs en landschappen vermoedelijk – vind ik de verkeerde figuren vaak het leukst, dus zit de gok er altijd naast. Ik heb intussen sterk de indruk dat ik afdwaal, maar ja, waarvan eigenlijk? Hoe dan ook, Midsomer Murders is gezellig en rustgevend, stukken comfortabeler dan mafiamoord, marteling en uitgemergeld sterven aan een overdosis heroïne. Dat soort dingen doet de homo sapiens maar in zijn vrije tijd.

Hoewel, eigenlijk zijn mafiamoord, marteling en uitgemergeld sterven in het gemiddelde Hollywoodprodukt ook best geruststellend. Je kijkt ernaar en vergeet het weer. Maar kijk naar ‘Gij zult niet doden’ van Kieslowsky en je ziet het verschil tussen geruststellende kitsch en verontrustend realistische kunst. Wist je dat door deze film de doodstraf in Polen eind vorige eeuw werd afgeschaft? Zoiets heeft tot op heden geen Hollywoodfilm ooit voor elkaar gekregen.

Maar of ik intussen al zoals jij helemaal zonder omroepen en hun ideologie kan, betwijfel ik. Hier in huis ontvangen wij sinds jaar en dag twee VPRO-gidsen, om de Vrijzinnig Protestanten toch maar vooral in het zadel te houden. Als er niemand meer namens ons vrijzinnig protesteert, om het even waartegen en met of zonder lachband, waarvoor leven we dan nog, vraag ik mij vaak krabbend af. Gevolg is wel dat ik daar niet ook nog Netflix bij kan hebben.

Jouw tekeningen

De samenwerking met Gustave Riom leidt werkelijk tot wonderschone producties. Van mij mag je daar tot in lengte van dagen mee doorgaan, ik zou er zelfs de termijn waarbinnen je geen blog meer mag schrijven voor willen verlengen tot een half jaar. Maar dan moet je de tekeningen wel op je website zetten!

Nu nog als uitsmijter een addendum bij mijn vorige blog

Want ik vergat aangaande de lectuur die mijn jeugd beheerste nog de toonaangevende figuren in de verhalen van Tom Poes en Heer Bommel te vermelden: Kapitein Walrus, professor Prlwytzkofsky, Alexander Pieps, burgemeester Dickerdack, Joris Goedbloed, professor Sickbock, markies De Canteclaer, Pee Pastinakel, Terpen Tijn, journalist Argus, Kwetal, Okke Zielknijper, Zwarte Zwadderneel, commissaris Bulle Bas, brigadier Snuf, ambtenaar eerste klas Dorknoper, Wammes Waggel, boeven Bul Super en Hiep Hieper, Hocus P. Pas.

Kortom er doet niet één normaal personage in mee, in de vorm bijvoorbeeld van, zeg maar, een vrouw. Of wacht, er is natuurlijk juffrouw Doddeltje! Maar haar functie beperkt zich hoofdzakelijk tot het met de thee klaar zitten als Heer Bommel en zijn jonge vriend in hun oude Schicht huiswaarts keren van hun zoveelste bloedstollende survival experience. Zouden mijn ouders werkelijk hebben gedacht dat ik mij met juffrouw Doddeltje indentificeerde? Joost mag het weten. Mijn ouders dachten niks, denk ik. Of hooguit ‘voor een ongelukje is het best een zoet kind’. Maar hoe kan zelfs het zoetste kind iets beginnen met iemand die alleen maar klaar zit met thee? Kijk, als Marten Toonder Doddeltje ook had laten strijken, koken, de was doen, kleine teddyberen baren, luiers verwisselen, breien, naaien, stofzuigen, poetsen, Heer Bommels vermoeide schouders masseren, ja dan had ik begrepen wat mijn taak was. Nu voelde ik mij tot ongeveer mijn tiende noodgedwongen vooral verwant met Tom Poes. Daarna kreeg ik in de gaten wat een irritant gozertje dat eigenlijk was en nam Ollie B. zijn plaats in als idool. Tegenwoordig zwabber ik zo’n beetje tussen de pientere journalist Argus, bereid in de diepste riolen af te dalen voor een goeie roddel, en de Zwarte Zwadderneel, voortdurend bezig door middel van persoonlijke boetedoening de wereld te verbeteren.

Als de Zwarte Zwadderneel links jeuk heeft krabt hij ook altijd even rechts.

Afbeeldingsresultaat voor Hollywood the end