Nog meer foebele

Verdomd, Sport in Beeld, zo heette het. En zo hoort het ook te heten, want dat is precies wat het is. 

Intussen kan ik het toch weer niet laten af en toe een stukje wedstrijd te bekijken. Zo zag ik de laatste 25 minuten van Argentinië tegen Kroatië. Het was al 0-1 en toen de Kroaten er 0-2 van maakten, zag je de Argentijnen op zoek gaan naar hun kluts, radeloos, reddeloos en ook redeloos, ze reageerden hun frustratie af op de tegenstanders. Slechte verliezers. En daarna zag ik het laatste halfuur van Duitsland tegen Zweden, erg spannend moet ik zeggen. Een doelpunt maken in de laatste fractie van de laatste seconde van de verlenging, je moet het maar kunnen. De Zuid-Koreanen kunnen dat ook, zo bleek gisteren. Ze flikkerden de Duitsers uit het toernooi door in de allerlaatste minuten maar liefst twee doelpunten te maken. Ze hadden toen nog niet door dat ze daarna niet meer mee mochten doen, maar dat maakte het juist spannend.

Zo zit ik, met mijn afkeer van het voetbal, toch weer de krenten uit de pap te pikken. Ik heb nog niet één hele wedstrijd gezien. Ik kijk af en toe naar het laatste stukje, vooral als de stand op dat moment gelijk is, dan doen de ploegen tenminste hun best om te winnen, wat weer interessante TV oplevert.

Tussen de bedrijven door toch ook weer wat literatuur gelezen: De Heilige Rita. Viel me niet mee, het was toch weer een worsteling. Als ik wat zit te lezen, moet het ergens over gaan. En bij De Heilige Rita dacht ik steeds: waar gaat dit over, waar gaat dit naartoe? Waarom zit ik dit eigenlijk te lezen? En toen ik het uit had vroeg ik mij nog steeds af waar het over gegaan was. Daarna ben ik een boek gaan lezen dat ik toevallig op de kop heb getikt op de boekenmarkt van Amnesty International: Het Vierde Protocol van Frederick Forsythe, een dik boek dat ik in één adem heb uitgelezen. Het is een spionagethriller, waarvan je zo snel mogelijk wilt weten hoe het afloopt. Dat is geschreven in de trant van: en toen gebeurde er dit, en toen deed hij dus dat, en daarom kwamen die en die in actie, wat zus en zo tot gevolg had, waardoor er weer dat gebeurde enzovoort. Dat kan ik volgen, daar kan ik tenminste bij. Ik weet niet of zo’n thriller literatuur genoemd mag worden, maar het leest wel lekker weg.

Intussen staat het home improvement project waaraan ik een paar weken geleden ben begonnen op een lager pitje. Het belangrijkste is nu ook wel afgerond. Af en toe is er nog wat tuinonderhoud: tegels gelijk leggen door zand te verplaatsen, mierennesten uitroeien, onkruid weghalen en dat is het wel zo’n beetje. Ik wil ook een zitje in de voortuin, maar daar moet nog over onderhandeld worden. Er zit trouwens nog een veel groter project aan te komen. De achterkant van het huis bestaat uit vensters, waarvan de kozijnen hun beste tijd hebben gehad. Het beste is om het geheel te vervangen door nieuwe kozijnen. Dat wordt een forse en dure klus en we zijn op zoek naar vakmensen die dat voor ons kunnen doen. Ondertussen discussiëren wij over wat het moet worden: hout of kunststof. We hebben nog geen idee van de kosten, dus het is nog moeilijk beslissen.

Die bouwvakkers lopen niet zo hard, heb ik gemerkt. Het is niet eenvoudig om ze voor jou aan het werk te laten gaan, ze zijn met andere dingen bezig die meer geld opleveren, denk ik. Ik moet nog zien wanneer ik de renovatie van de kozijnen voor elkaar heb, ik denk al eerder in jaren dan in maanden. Zijn ze allemaal in Groningen bezig of zo?

En dan denk ik wel eens: hoe lang wonen wij hier eigenlijk nog? Tot we de trap niet meer op kunnen? Of af? En wanneer is dat? Kijk, dat weet ik dan weer niet.

Goeie vogel!

Je hebt gelijk met alles wat je over foebele zegt. Helaas, want waar moet ik nou tegenaan schoppen? Mijn eigen bal misschien, maar die moet eerst opgepompt en ik ben zijn ventieltje kwijt. Kent u dat, ventieltje kwijt? Ligt waarschijnlijk in de kerststal, ook nog steeds zoek. Blijft wel de vraag wat we dan precies in de kerststal op zouden hebben kunnen willen pompen? Hè? Dat weet jij ook niet, hè? Met je Studio Sport. Je keek helemaal niet naar Studio Sport lieverd, vóór je studententijd. Waar jij toen naar keek, dat heette Sport in Beeld. En wat vond ik het jammer destijds dat ze die naam gingen veranderen. Mijn hele Sport in Beeld in één klap weg en waarvoor? Ik heb ze nog opgebeld toen, die redactie. Getergd tot op het bot. ‘Hoe verzint u zo’n titel? Waar slaat dat op? Wij houden zielsveel van Sport in Beeld, mijn hele gezin. Stapelgek zijn wij erop. Jaar in jaar uit, elke zondag, zitten wij gekluisterd aan Sport in Beeld en als het afgelopen is, beginnen wij meteen opnieuw ons te verheugen op de volgende Sport in Beeld. Dan kun je zo’n naam niet zomaar straffeloos door het putje spoelen. En die nieuwe titel, wat is dat in vredesnaam voor fantasieloos surrogaat? Dan kun je het nog beter Het Mag Geen Naam Hebben noemen!’ Maar ze reageerden nogal onverschillig, vonden het ook maar een mening vermoedelijk. ’t Is allemaal maar een mening, hè?

Maar wat ik eigenlijk wou zeggen is dat ik na 3 dagen WK reeds 2 (twee!) spectaculair mooie wedstrijden heb gezien. De eerste was Spanje-Portugal en de tweede Duitsland-Mexico. Weet jij hoe lang een Mexicaanse verslaggever ‘goaoaoaoaoaoaoaoaoaoaoaoaoal’ kan roepen? Nou, zo lang. En daarna meteen nog een keer, bijna even lang. En dan nog een keer vrij kort, op zijn laatste restje levensadem. Zó blij was die verslaggever en terecht. Lozano! Onze bloedeigen Lozano! Wat een doelpunt! Die hele wedstrijd een lust voor het oog. Het tikkie-takki van de Mexicanen: weergaloos. En dat heb jij dan niet gezien wegens mogelijke tijdverspilling. Toegegeven, met de andere wedstrijden tot nu toe heb ik inderdaad mijn tijd verspild, maar wat doe ik er anders eigenlijk mee? Niets dan tobben over mijn eigen stupiditeit in het algemeen en die van anderen in het bijzonder.

Naar het gelul op tv over voetbal luister ik ook niet hoor. Het gaat mij daarmee net als sommige mensen met hun ambtelijke stukken. Als er geluld moet worden doen we dat liever zelf, om redenen die niet goed zijn uit te leggen.

Mijn cameraman van gisteravond – wij moesten voor de omroep een veiling verslaan van kunstzinnig beschilderde wassen bulldogjes teneinde een professor van het Radboudziekenhuis financieel bij te staan in zijn strijd tegen bepaalde stofwisselingsziekten – zei op de weg terug, dat hij ook wel van voetbal hield, maar tijdens zo’n eerste WK-week is het natuurlijk toch vaak afzien. ‘Dus,’ zei hij ‘als het heel saai is, zap ik na een minuut of vijf even weg en dan kom ik bijvoorbeeld in Father Brown en dan wil ik weten wie het gedaan heeft’. Ik legde hem uit dat dit niet de juiste houding is bij voetbal. Hij was het met me eens. Dus vonden wij ons in de zich spontaan presenterende stelling dat de mens onvolmaakt is.

Trouwens, de notaris bij die veiling voor de stofwisseling wilde eerst met mij een stoelendans doen, omdat ik kennelijk op zijn stoel aan zijn tafeltje zat, waar hij de formulieren voor de winnende bieders moest invullen, en vervolgens schatte hij mijn leeftijd te hoog in. Als je bedenkt dat iedereen bij zo’n gokje er voor de zekerheid altijd een jaar of vijf onder gaat zitten en zelfs als je overweegt dat de ander wellicht wat prematuur zo dronken als een aardbei is, is dat best deprimerend. Terwijl ik net ’s middags zo’n leuke ervaring had bij de gevelrenovatie in het dorp. Daar werd ik nagefloten, Fons! Het was weliswaar door een merel, die de bouwvakkers ter plekke kennelijk wekenlang had bestudeerd tijdens het passeren van ritsen schoolgaande tienermeisjes, maar toch leuk van zo´n beest. Hij had mij gezien. Ik was niet onopgemerkt gebleven.

Foebele

Of ik van voetbal houd? Ik kan genieten van een spannende wedstrijd tussen twee teams die aan elkaar gewaagd zijn, bestaande uit spelers die het ene na het andere kunststukje met de bal uithalen, goed met elkaar samenspelen, en het geheel afgeronden met een stuk of wat schit-te-ren-de doelpunten. Maar hoe vaak krijg je zo’n wedstrijd te zien? Bijna nooit. Tot die conclusie kwam ik decennia geleden, het zal ergens in mijn studententijd geweest zijn. Daarvóór keek ik naar elke wedstrijd, omdat het zo hoorde. Mijn vader keek elke zondag naar Studio Sport, ik keek vanzelf mee, en dan kreeg je samenvattingen te zien van de wedstrijden in de competitie. Belangrijke wedstrijden zoals interlands werden in zijn geheel op TV uitgezonden, meestal op woensdag, als ik mij goed herinner.

Maar ik ben het kijken naar voetballen (in de strips van Haagse Harry consequent foebele genoemd) steeds saaier gaan vinden. Tijdverlies. Je ziet zelden een echt geweldige wedstrijd. Ik denk dat dat komt door het geld. Money is the root of all evil en het heeft ook het voetbal verpest. De financiële belangen bij het winnen of verliezen zijn zo groot geworden, dat een potje herrschaftsfrei voetballen alleen nog maar te bezichtigen valt bij de FC Rijnvogels in Katwijk, maar wie wil er nou naar Katwijk, zoals je terecht opmerkte.

Profvoetbal en sport hebben niets met elkaar te maken. Het geld heeft het sportieve element uit het voetbal gehaald. Een voetbalwedstrijd is al lang niet meer een sportieve krachtmeting, maar een aaneenschakeling van kleine en grote overtredingen van voetballers die vooral elkaar proberen uit te schakelen. Elke wedstrijd wordt voortdurend onderbroken door vrije trappen. Hoeveel interland-wedstrijden worden gespeeld zonder gele of rode kaart? Ik houd het niet bij maar ik denk dat het nauwelijk nog voorkomt. Spelbederf is de norm geworden.

Ik zit dus al vele jaren met de rug naar voetbalwereld en ik wil niet weten wat daar gebeurt. Ik hoor natuurlijk wel eens wat. Zo schijnt FC Twente gedegradeerd te zijn. Erg hè, maar niet heus. Maar ik zou niet één speler van Ajax of Feyenoord kunnen noemen, laat staan van FC Twente. Weet je wat ik nog erger vind dan voetbal? Mannen die in groepsverband met elkaar praten over voetbal. Daar zijn zelfs TV-programma’s over. Je gelooft me misschien niet, maar het is echt zo, ik heb het zelf gezien. En weet je waar die mannen dan over praten? Over voetbal, dus eigenlijk over niks, het valt allemaal in de categorie “gelul van een dronken aardbei”. Wij hebben gelukkig een TV met een anti-Gijp-chip: als de kop van Gijp in beeld komt, schakelt de TV automatisch binnen 0,5 seconden over naar een andere zender. Het kostte een paar centen, maar gijploos kijken is wel wat waard.

Ik heb inderdaad niets met sport, maar ik snap het belang van lichaamsbeweging. Mensen halen dat vaak door elkaar. Sporten is gezond vanwege de lichaamsbeweging, is de redenering, terwijl die twee zaken niets met elkaar te maken hebben. Als je maar genoeg beweegt blijf je wel gezond, sporters lopen om de haverklap bij de dokter.

Ditjes en datjes in een duf hoofd

‘Ik de moestuin omspitten?’
‘Ja, die rib is nou toch wel weer over?’
‘Is jouw arm dan ook wel weer over?’
‘Mijn arm is er veel ernstiger aan toe dan jouw klungelige ribje.’
‘Ik ben te moe voor de moestuin, hele nacht niet geslapen.’
‘Daar heb ik geen boodschap aan, het onkruid moet eruit.’
‘Waarom? Laat lekker zitten, joh.’
‘Jij wou pompoenen, dus komen er nu pompoenen in, moet je maar niet zo zeuren om pompoenen steeds.’
‘Maar er is voetbal.’
‘Heb ik ook geen boodschap aan.’
‘Hondelul.’
‘Verstond ik nou goed dat je hondelul tegen mij zei?’
‘Dat is correct.’
‘Weet je wat jij bent?’
‘Te slim om te slapen?’
‘En te stom om te poepen, ja.’

Te slim om te slapen, te stom om te poepen, een exquise combinatie die als zo vaak ook vandaag weer in een futloos hoopje prut culmineert. Kent u dat, prut waar de fut uit is? Maar hoe futloos en pruttig ook, het hoopje geniet toch van het wk voetbal. Temeer daar onze eigen lulletjes rozewater niet meedoen. Dat kijkt meteen een stuk relaxter, want je hoeft bij Spanje-Portugal bijvoorbeeld niet contre coeur voor Portugal te zijn omdat je bang bent zelf nooit weer van Spanje te kunnen winnen. Ik ben overigens voor IJsland nu. Tot dat eruit ligt. Dan ben ik voor Spanje. Daarna voor Engeland, Costa Rica en Senegal en in de finale voor de tegenstander van Duitsland. Ik hoop dat dat Brazilië is. Vreemd eigenlijk, als Brazilië niet eens bij mijn favorieten zit. Nog maar eens goed over nadenken in de moestuin straks hoe dit nu weer kan.

Jou zegt het allemaal niets, denk ik. Jij houdt niet van voetbal. Sport? Geschapen door God, om de mensheid te straffen voor haar gruweldaden, die overigens ook allemaal door Hem bedacht zijn, want Hij is niet voor één gat gevangen en heeft Zichzelf integendeel een Meervoudige Persoonlijkheid aangemeten waar je U tegen zegt. In al Zijn almacht kon Hij niet anders. Hij moest wel iets verzinnen tegen die eenzaamheid aan de top. Zo denk jij erover, als diep ongelovige. Zelf vind ik het intussen wel jammer dat Hij uit Jorwerd verdween en Zich vervolgens stukje bij beetje overal terugtrok, tot Hij zodanig struikelde over Zijn Eigen dat ook dominee Kuitert er de brui aan gaf en zelfs Reve, weliswaar onder zware druk, uiteindelijk toegaf dat hij nooit echt met Hem naar bed was geweest.

Maar ik had wel graag eens met Hem van gedachten gewisseld. Wat Hem precies voor ogen stond bijvoorbeeld met al die plagen over Egypte, cabaret in Auschwitz, Saddam Hoessein, Idi Amin en vooral ook wat Hem bezielde met het verschijnsel vrouwenvoetbal. Heel Me-too-correct Nederland valt tegenwoordig over je heen als je zoiets hardop zegt, dus daar ben ik mee opgehouden, maar onder ons, om Grunberg te parafraseren: er lopen vrouwen in Oranje rond, wier talent het niveau in de Hoofdklasse A van de Zaterdag Amateurs niet overstijgt. En naar de FC Rijnvogels gaat toch ook niemand kijken? Ja, als je in Katwijk woont misschien. Maar wie woont er nou in Katwijk?

Ook zou ik Hem hebben gevraagd waarom hij Ronald Koeman zozeer de Hand boven het hoofd houdt, dat die nu officieel de mannen weer in schietpositie mag zien te krijgen. Als speler betitelde Koeman een uitermate smerige overtreding van medespeler Hans Gilhaus tegen Jean Tigana, de sierlijkste middenvelder die Frankrijk ooit heeft gehad, als pure ‘klasse’. Ook  veegde hij voor de camera graag zijn billen af met het shirt van Duitse tegenstanders. Onvergeeflijk, zoals ik dat ook vond van de reactie ‘het  is maar een mening’ van Willem Alexander op het rapport Baud, waarin nog eens voor de zoveelste keer de wreedheden van het regime Videla werden aangekaart. Hoe ik nou op Willem Alexander kom, weet ik ook niet zo gauw. Waarschijnlijk omdat ze  op elkaar lijken. Hoe dan ook: Nederland zit er niet mee, niet met het onfatsoen van de één noch met het onbenul van de ander.

Aan de andere kant vraag ik mij ook wel af hoe ikzelf nog blij kan worden van zoiets als het WK voetbal, als tegelijk zoveel anderen zo onbeschrijflijk lijden. Zoals de Dwaze Moeders in Argentinië, nou we het toch over Bloed aan de Paal hebben. Of zoals, om maar iets ‘kleins’ te noemen, de ouders van Anne Faber, wier leven onherstelbaar verwoest moet zijn. Waarom schuif ik zulk leed zo gemakkelijk in één van al die handige parkeervakjes rondom het vermaakcentrum in mijn hoofd, dat al wekenlang vervuld is van wat Messi straks voor Argentinië gaat doen? Ik hoop trouwens niet dat hij te moe is zeg. Of uit vorm. Of te zenuwachtig. Dat hij eerst weer vreselijk moet kotsen voor hij het veld betreedt en wij dan gebukt gaan onder zijn verzwakte dribbels. Helaas zal ook de Hand van God zijn vaderland ditmaal niet nog eens kunnen redden, vanwege Diens al genoemde Afwezigheid, maar tevens omdat we nou zitten met die videoscheidsrechter. De onze heet Makkelie. We hebben ook een veldscheidsrechter. Die heet Kuipers.

Ach, ik ben erfelijk belast, via de genen van mijn moeder, die trouwens heus wel ongegeneerd naar een wedstrijd van de Rijnvogels ging als dat zo uitkwam. Maar is dat een excuus? Dat je goedbeschouwd geen vrije wil hebt? Eigenlijk best wel, hè? Bovendien, zoals onze vroegere buurman, pastor van beroep, mij graag voorhield: de mens is onvolmaakt. Dat lijkt beslist een acceptabele verklaring. Maar is het ook een troost voor hoe deplorabel je zelf in elkaar zit? Ik dacht het niet.

Geen receptie zonder receptionist

Grappig dat je het zelf aanstipt, want bij jouw reactie op mijn kleurplaat dacht ik ook meteen: ambtelijke nota’s! Echt, zonder enig waardeoordeel, maar dat schoot door mij heen, want die beïnvloeden natuurlijk wel de manier waarop je leest. Zo ben ik erfelijk belast door Burnier, Reve en de brieven van mijn broer.

Het is de bril waardoor je kijkt. Quod quod recipitur ad modum recipientis, zeiden de oude Romeinen reeds. Geen idee wat het betekent, maar ze zeiden het. Ik dacht zoiets als ‘bij elke receptie hoort een receptionist’.

Al geruime tijd geleden merkte ik op mijn werk, dat het standaard gebruik van emoticons in mails en apps het helemaal zelf interpreteren van teksten tot een soort luxe had gemaakt, die de generatie na ons niet meer kent en ook niet meer wil. Trouwens ook die van onszelf ziet het tegenwoordig meer en meer als een riskant soort decadentie. Met mijn voorlaatste leidinggevende, van mijn eigen leeftijd, had ik het ene conflict na het andere. Hij nam alles letterlijk en ik weinig tot niets. Daartussen vult zich dan langzaam maar gestaag een luchtbel die bevriest. Dus toen ik een mail aan hem dacht af te ronden met de knipoog ‘misschien wordt het morgen beter, maar het wordt toch nooit goed’, had daar denk ik toch beter een smiley bij gekund, want het volgende moment stond Personeelszaken op de stoep.

In de kwestie vorm of vent, ben jij voor de vent, ik voor de vorm. Bij jou gaat het op de eerste plaats om het wat, bij mij om het hoe. Daar kunnen we nog een hoop plezier van hebben.

Met mijn volgende leidinggevende kon ik het beter vinden. Dat ging meer in de trant van:
‘Linie, hoe schat jij de huidige situatie in? Redelijk rooskleurig wel, hè?’
‘Integendeel, ik denk vaak bij mezelf waar moet het heen met dit bedrijf.’
‘Denk je ook wel eens bij iemand anders?’
‘Nou, ik dacht net nog bij jou deze is ook niet helemaal goed snik.’
‘Okay, maar dat zeg je dan niet hardop, hè?’
‘Het blijft toch een kennismakingsgesprek.’

Toen mijn collega C. het vlak voor haar pensioen zelfs te druk had voor ons dagelijkse fruithapje en op weg naar de printer struikelde over de prullenbank, die ik toch alvast maar in de weg had gezet, verzuchtte zij hartgrondig ‘god, wat zal ik  blij zijn als ik hier weg ben’, waarop die nieuwe chef zonder enige aarzeling antwoordde: ‘het gevoel van opluchting is wederzijds’. Zijn timing was altijd raak, spontaan en moeiteloos. Het resultaat waarschijnlijk van vele lange avonden oefenen voor de spiegel in de badkamer. Zelf verzin ik dit soort ad remme reacties doorgaans één à twee dagen later. Bij voorkeur ’s nachts in bed, want dan hebben de mensen er het meest aan.

Wat Arnon Grunberg betreft: ik heb destijds zijn eerste boek Blauwe Maandagen gelezen. Dat vond ik voor éénderde leuk en voor tweederde weergaloos saai. Al dat hoerenbezoek, ik kreeg er jeuk en rode bultjes van over mijn hele lijf. Later bleek het te gaan om de zogeheten platwormlarf, opgelopen in open zwemwater, maar ik had het toch maar mooi. Waar ik wel kortstondig gelukkig van werd, waren passages als deze – uit mijn hoofd –  over de afkeer die zijn altijd ongewassen kledij op de middelbare school opriep bij de meisjes in zijn klas:

‘Arnon, wat stink je toch verschrikkelijk!’
‘Dat valt reuze mee.’

Maar waar ik mij aan ergerde is vermoedelijk hetzelfde dat jou tegenstond: het puberale cynisme. Gewoon cynisme is mooi en goed en net als depressiviteit eigenlijk de enige  gepaste reactie op onze incarnatie, zeg maar, op aarde, maar bij hem was het van meet af aan een l’art pour l’art dingetje: blindelings zo schamper mogelijk reageren op alles wat los en vast zat. En dat is typisch iets wat pubers doen. Het werd er niet beter op toen ik een sarcastisch bedoeld stuk van hem las, waarin hij de draak wilde steken met een mild kritische recensie van Blauwe Maandagen, geschreven door Hans Goedkoop in de NRC, de krant waarin ook hij zelf publiceerde. Dat kon natuurlijk niet, het was nu Goedkoop eruit of hij. Maar wedden dat de krant dan toch Goedkoop wilde houden? Want:

‘Er lopen mensen op de redactie rond, wiens intelligentie die van Goedkoop niet overtreft.’

Er liepen kennelijk ook mensen op de redactie rond, wiens intelligentie die van Goedkoop wel overtrof en dus, zo concludeerde Grunberg, zou hijzelf wel moeten inpakken.

Ik heb misschien in het verleden wel eens gezegd dat niets zo obstiperend werkt als een waardeloze zin, maar als zo’n zin zichzelf zo vermakelijk over de grens met volslagen debiliteit heen vergaloppeert, wordt het op weg naar de doos toch weer racen tegen de klok.

Nou ja, soit erover.
Ik heb nadien nooit meer een boek van hem gelezen.