Carnavalleske schaatsers

Nee, driewerf nee: spontaneïteit zal nooit verdwijnen, misschien in China, maar niet bij ons. Ik zal het je bewijzen. Wij waren anderhalve week geleden in de galerie van de Haagse Kunstkring. Iemand die ik ken had mij op een feestje verteld dat hij penningmeester was van die club, en dat je daar lid van kon worden, en de dag daarna gingen C. en ik er een kijkje nemen. Toen wij daar rondliepen, kwamen wij voor een kunstwerk te staan, waar wij beiden onmiddellijk voor vielen.
“Hoe zou dit in de woonkamer staan?”
“Dan moeten we de ficus maar onder de trap zetten”.
Hoe zwaar zou hij wegen?”

In minder dan drie minuten besloten we het aan te schaffen. Inmiddels staat het in onze woonkamer. Toen we de prijs hadden betaald, heeft de Kunstkring de makers van het beeld ingelicht, en die kwamen de sculptuur bij ons thuis afleveren. Het was een alleraardigst echtpaar van in de zeventig uit Lisse. Zij hebben enige faam in onze regio, en in sommige plaatsen, ook Voorschoten, zijn beelden van hen te zien in parken en plantsoenen. Wij hebben gezellig een kop koffie met ze gedronken en vervolgens beloofd een keer in hun atelier te komen kijken. Ons beeld heet “Carnavalleske schaatsers”.

Carnavalleske schaatsers

 Wat ik bedoel is: het was niet alleen een spontane aankoop, maar ook nog van ons tweeën tegelijk. Natuurlijk hebben we ook wel eens beiden tegelijk zin in Pizza Caprese, maar dit is toch anders.

Ik zag het Chinese sociale krediet systeem vorig jaar op TV uitgelegd in een documentaire. Het sprak me meteen niet aan, toen ik het zag, maar later ben ik me toch gaan afvragen of er ook niet wat goede elementen inzitten. Niet zozeer in het beoordelingssysteem van de Chinese overheid en de sancties die ermee aan burgers kunnen worden opgelegd, maar meer aan de achterliggende gedachte dat de centrale overheid er goed aan doet duidelijk te zijn in wat er van de burgers wordt verwacht en wat ze maar beter kunnen laten. Wij kennen hier veel vrijheden, maar wij leren elkaar veel te weinig over hoe we die vrijheden moeten hanteren en waar de grenzen liggen, en wat de consequenties zijn als je die grenzen overschrijdt.

Je gelooft het misschien niet, maar er zijn mensen die het bestaan om foto’s van hun blote reet in een blog te publiceren! Nou vraag ik je! Pure porno! In China staat daar al gauw 20 jaar op. Daar weten ze hoe het hoort.

Jouw en mijn Japanse Tuin

Om te beginnen je vraag of ik al in de Japanse Tuin ben geweest: nee, nog niet. Als je toch eens in de buurt bent, zeg je, maar ja ik ben nooit in de buurt. Daar zit hem echt het probleem.Wel heb ik nu via jouw foto een idee van de weergaloze pracht ervan, vóór de Götterdämmerung als het ware. Van hoe het er daarna uitziet volgt verderop een impressie. Wellicht gaan we er rechtstreeks eens naartoe en dan daarna, als we toch in de buurt zijn, naar jullie.

Wat betreft de Matthäuspassion: daar ben ik wel net als jij 1 keer naartoe geweest, in Musis Sacrum te Arnhem, en dat was ook net genoeg. Prima getal, 1, het hoofd rechtop, de blik fier, precies goed, niks meer aan doen. Ik kan namelijk bij zo’n integrale live uitvoering niet tegen al die recitatieven tussendoor, of hoe heten die dingen, waarin de boel aan elkaar wordt gelast met zo’n monotone vertellersstem. Eruit met die lui. Melodieën wil ik, van koor, solisten of orkest, als je er met je ogen dicht maar wakker bij blijft. Bij die vertellers val ik zelfs met de ogen open in zo’n diepe slaap, dat niet eens het Erbarme dich mij nog wekt.

Dus heb ik eens een poosje ’s nachts met zo’n monotone stem op een cassettebandje geprobeerd in slaap te komen. Maar dan werkt het niet.

Ander probleem: ik kom inmiddels om in de elastiekjes. Van heinde en verre worden ze me toegestuurd. Ik heb er apart een la voor moeten inruimen. Nooit gedacht dat ik nog eens zo’n hekel aan elastiek zou krijgen. Het is nu echt: 1. Trump, 2. Elastiek. Hoe zou het heten als misantropie zich ook over dingen uitbreidt? Misoplanetaria zegt A., die er zelf ook aan lijdt. Maar onze planeten vind ik juist 9 van de leukste dingen die er zijn. 9? Ja, ook Pluto, vooral Pluto eigenlijk. Een dwergplaneet is ook een planeet, dat dissen van Pluto moet eens afgelopen zijn. Trump mag men dissen, elastiek mag men dissen, van kleine planeten moet men afblijven.

Tot zover zijn we het wel eens, mag ik hopen. We mogen spontaan een afkeer voelen van zo ongeveer alles behalve kleine planeten. Maar nu de vraag: staat het verschijnsel spontaneïteit as we know it op het punt te verdwijnen? In de toekomstbeelden van veel science fiction gaan mensen elkaar lopen beoordelen, cijfers geven, prijzen en dissen en daarmee bepalen welke maatschappelijke rechten iedereen afzonderlijk krijgt. In China beginnen ze er in 2020 al real live mee, via het zogenaamde ‘sociale krediet systeem’.

Je krijgt dan bij degenen die beoordeeld worden en dat zijn we in principe allemaal – behalve de elite natuurlijk, het moet wel leuk blijven, en bij elite denk ik dan bijvoorbeeld aan mensen die veel van planeten weten en/of in een Stuurgroep zitten – een soort door het kredietsysteem geconditioneerde spontaneïteit. Zou het wat uitmaken? Geconditioneerd was elke vorm van spontaneïteit so wie so al, door instinct of cultuur, wetmatigheid of toeval, nature, nurture of beide. Jezelf – al is het maar met al je wijze relativertingskunst een héél klein beetje – autonoom voelen, het is de meest intrigerende van alle illusies die de moderne ‘vrije’ mens zich gunt.

Weet je wie zich bij dit alles nergens wat van aantrekken? Mieren. Ik moet dezer dagen met zo’n grote moeizame haak massa’s aan welig woekerend onkruid uit ons gazon steken en kom dan her en der ongelooflijk dolle kolonies mieren tegen die in mijn handschoenen kruipen en onder mijn mouwen en in mijn décolleté en zonet, tot overmaat van dolheid, kwam ik ze op de wc tegen in mijn eigen kruis. Ja, die willen neuken natuurlijk, dat snap ik ook wel, that’s what they do. Maar dat stoïcijnse in hun gedrag, ik was toch wel een beetje geschokt. En het ging nog niet eens om de draaigatjes. Aan de draaigatjes – een mediterrane soort, die het hier nu qua weer ook leuk begint te vinden – kun je, stel ik me zo voor, zelf ook nog wel wat plezier beleven. Maar de ordinaire steekmier, wat moet je ermee? Die ondergraaft waar mogelijk – en dat is overal – via tunneltjes tot in de kruipruimtes ons hele huis. En wat doen wij, overtuigd vegetariër annex bio-industrieverfoeier, er tegen? Wij gieten kokend water in de tunneltjes.

Mijn iq, we hebben het er al eens meer over gehad, blijkt niet goed bestand tegen klimaatverandering en daalt een punt of twee met iedere graad boven de 30. Het blijft een gemeten begrip natuurlijk – andere test, ander iq – maar ik noem mensen Tom die zo niet heten en ook mijn vriendin vertoont onder de huidige omstandigheden moeilijk te negeren vormen van geestelijk verval. Dan gaat ze bijvoorbeeld met een te kort hemd, dat bij voorover buigen allengs verder opkruipt, aardappels rooien op het land. Ja, wat zou je anders ook doen als de zon zo jofel bezig is? Ze had er niets van gemerkt, uren achtereen. Het resultaat is eveneens een soort Japanse Tuin, maar dan na de apocalyps.

Aardappels rooien, het is ook geen werk voor blanken, hè.

Nooit te oud om te leren

Dat zeg je nou wel, ‘Misantropie is een keuze’, maar jij weet net zo goed als ik dat de vrije wil niet bestaat. Als men niet anders kan dan kiezen wat men kiest – als men wel anders had gekund had men immers wel anders gedaan – hoe kun je dan die vrijheid suggereren? ‘Ik suggereer niks’, antwoord jij vermoedelijk, ‘ik zeg alleen maar dat misantropie een keuze is’, om daar met nauw verholen minachting aan toe te voegen: ‘Waar zie jij mij zeggen dat zo’n keuze niet gedetermineerd zou zijn?’ En daar sta ik weer met de mond vol tanden. Irritant!

Daarom maar weer eens iets geheel anders. Had ik eindelijk dat typoscript van het oorlogsdagboek van Marie van Kessel integraal overgetypt, alle weggevallen of zwartgemaakte passages via moeizame en tijdrovende research zelf naar beste vermogen ingevuld, wordt mij het originele, handgeschreven dagboek in handen gespeeld. Met al die passages frisch und frölich leesbaar. Maar waarom waren die in het typoscript zwartgemaakt? En waarom ook vind ik in het origineel passages die nooit opgenomen werden in het typoscript? En wat moet nu mijn uitgangstekst worden, het door de schrijfster geautoriseerde typoscript of het authentiekere dagboek? Vragen, vragen, vragen en wie mag ze weer oplossen? Waar ben ik in vredesnaam aan begonnen? En lag de beslissing om dat te doen nou eigenlijk al vast voor ik die nam of kunnen we alleen achteraf concluderen dat het kennelijk niet anders kon? Met tautologieën heeft iedereen altijd gelijk.

Dan dit maar. Gisteren gingen we naar de Achterhoek, om de graven op het kerkhof waar mijn familie ligt hun zomerbeurt te geven, toen mij onderweg ineens iets bijzonders opviel. Achter het stuur zie ik in de natuur vaak dingen die mij zonder dit houvast finaal ontgaan. Eigenlijk zocht mijn blik de eikenprocessierups, maar hij ving vooral rood-witte linten, om elke vierde eikenstam één.
‘Weet je wat ik zo merkwaardig vind, A.?’
‘Nou?’
‘Dat er soms op de stam van een eik hele nieuwe eiken groeien.’
‘Dat zijn twijgen, die groeien uit de knoesten waar oude takken zijn weggesnoeid.’
‘Ach… en weten die dan dat ze nieuwe takken worden, of denken ze dat ze straks zelf een boom zijn?’
‘Ze denken dat wel, maar ze komen er gaandeweg achter dat dat er niet in zit.’
‘Maar dan is het te laat?
‘Let nou maar op de weg.’

A. heeft vervolgens met de tot op heden nog ongebroken arm de graven van verse plantjes voorzien, terwijl ik overal het onkruid wiedde. Bijna kwam ook ik hierbij achter de grafsteen van opa en opoe lelijk ten val, ik zou te pletter zijn geslagen tegen de steen van Jan en Dientje Spillebrink, als ik mij in mijn tollende draai niet net op tijd nog had vastgeklampt aan de steen van tante Johanna. Hoe een mens nog opmerkelijk veel steun aan de doden kan hebben, wil ik maar zeggen. Mijn misantropie geldt dan ook uitsluitend de levenden.

Wat ik bij die laatste categorie ook heb ontdekt: ze proberen je graag de mond te snoeren met woorden of begrippen, liefst meer dan één in een betoog, waarvan ze zeker weten of heel erg hopen dat ze je verbouwereren. Mij deden ze dat ook altijd wel. Maar ik leer elk moment nog bij. Want nu, in de Stuurgroep Cultuur En Waarom Daar Niks Van Terechtkomt in ons Prachtige Dorp, doe ik het net zo hard terug en dat helpt! Het thema betreft bijvoorbeeld dat segment van onze doelgroep dat zijn IQ grotendeels heeft opgezopen en/of weggesnoven, maar je hebt geen idee waarover de anderen het precies hebben, raakt echter niet als tot dan toe gebruikelijk zienderogen in paniek, maar knikt bedachtzaam en zegt: ‘Je moet er wat geluk bij hebben, dat is eigenlijk een conditio sine qua non voor alles’. Daarop leun je achterover, nipt van je cappucino, kijkt betekenisvol in het rond en voegt er volledigheidshalve aan toe: ‘we moeten daarbij wel roekvol te werk gaan’.
‘Hè?’
‘Roekvol.’
‘Roekvol?’
‘Ja, te werk gaan.’
‘Okay… ja, dat is… eeh… ja, natuurlijk.’
Eenmaal op dat punt is hun eigen betoog, waar je door het gestapelde jargon niets van begreep, volledig naar de achtergrond gedrongen. Je kijkt ze vragend aan. Zij proeven nog eens ‘roekvol?’ en je refereert vriendelijk aan het verschil tussen hoopvol en hopeloos, waarna je weer achterover leunt, nipt en hen opnieuw betekenisvol aankijkt. Ach, had mij deze basiskennis, conditio sine qua non in de struggle for life, maar eerder bereikt. Het is een lacune in mijn algemene ontwikkeling, ontstaan in de eerste en tweede klas van de lagere school, toen ik meestal ziek thuis zat.

Uiteindelijk zitten alle deelnemers elkaar zodoende min of meer begripvol aan te kijken. Het is misschien niet helemaal de Herrschaftsfreier Dialog Mündiger Menschen geworden waarnaar we als mens, maar zeker als Stuurgroep, toch behoren te streven, maar na afloop wordt de bijeenkomst zo niet als vruchtbaar dan toch buitengewoon stimulerend geëvalueerd. Besluiten zijn wederom eensgezind naar de volgende vergadering verwezen en de rest van de avond wordt, nu we toch eenmaal bij Tante Kaatje zitten, in ontspannen ledigheid doorgebracht. De secretaris, ook overdag met een vage suggestie van jenever in zijn stem, brengt goedmoedig een toost uit op de penningmeester, ondanks diens laakbare neiging er een eigen mening op na te houden. Allen gezamenlijk heffen het glas naar de voorzitter, die immers zo dapper vast blijft houden aan zijn strict particuliere overtuiging dat verheffing van het volk als concept beslist nog een zekere dosis occulte potentie herbergt. Het bestuurslid Kleine Activiteiten wisselt kennis van recepten uit met het bestuurslid Grote Activiteiten, hoewel het bestuurslid Grote Activiteiten eerder die avond getracht heeft haar zaak kracht bij te zetten door het bestuurslid Kleine Activiteiten een in verhouding tot betrokkene haar portefeuille onverwacht grote tuthola te noemen. Maar misantropie is een keuze, vinden zij, zeker inzake bloemkoolrijst als koolhydraatarme vervanger van gewone rijst maar dan wel met bitterkoekjespudding toe. Tot slot neem ik een eigen essay om voor te lezen ter hand en roept Tante Kaatje, op een stille wenk van met name het bestuurslid Ledenwerving: ‘Hoogste tijd Stuurgroep!’