Maak je niet dik, demoniseer!

Zelf val ik momenteel dus af dat het een aard heeft, van het mantelzorgen voor  A. Die brak buitengewoon slordig overdwars haar bovenarm en zit nu, geopereerd en wel, voornamelijk zo’n beetje te zitten, een grote metalen plaat rijker met acht schroeven erin om de brokstukken bijeen te houden. Van dat mantelzorgen ben ik in drie weken evenzovele kilo’s kwijtgeraakt, want mensen komen wel langs met dadels, vijgen en bonbons, maar ja, geen tijd om ervan te snoepen. A. wel. Het is feitelijk het enige waar ze nog wat behendigheid in toont, bonbons naar binnen werken. En qua gewicht zet dat beslist zoden aan de dijk.

Laat ik mij niettemin enkele losse invallen permitteren aangaande jouw bloggen I en II in de nu al legendarische reeks Maak Je Niet Dik.

Om te beginnen Camiel. Met Camiel heb ik ook niks. Sterker, ik vind het een vervelende figuur, met zijn acceptatie van die PVV-gedoogsteun in 2010 en dat ridicule salueren richting Verhagen. Maar de strubbelingen met zijn vriendin zijn privé, net als Clintons sigaar. Wij hebben daar niets mee te maken en al die met de wolven in het bos meehuilende grachtengordeldieren bij Jinek en DWDD al helemaal niet. Zo denk ik erover en zo zal het dus waarachtig wel zijn (placht ook wijlen Haile Selassie, keizer van Ethiopië, zijn volk voor te houden, toen alles nog mooi en goed was en niemand ooit van Camiel Eurlings had gehoord).

Nu Trump. Een beetje dik is niet erg. Maar sommige mensen zijn zo dik, dat ze niet meer om zichzelf heen kunnen. Trump is er één van. Je kunt aan hem goed zien hoezeer er niet een intelligent ontwerp aan het leven op aarde ten grondslag ligt. De mens is een toevallig product van trial and error, dat wat mij betreft een stuk minder onvolmaakt had kunnen uitpakken, als niet steeds opnieuw de dommekracht en de bully zich het meest succesvol hadden voortgeplant. Maar economisch heeft Trump de wind mee, dus niemand, laat staan Charles Groenhuijsen, wil nog zien dat de keizer geen kleren aan heeft. Nee, laten we het voor hem opnemen, hij doet toch ook veel goeds…

In die eerste maanden na zijn inauguratie, toen ik nog geen raad wist met mijn eigen verbijstering, droomde ik dat hij een robot was. ‘I’m a robot! A big robot! Quite amazing too. The world’s biggest and most amazing robot! Real people? Over-rated! They really are!’ Nu denk ik dat het waar is en dat de Russen erachter zitten. Ze hebben een levensechte androïde gefabriceerd. Alles eraan doet het. Alleen het programmeren van innerlijke beschaving en empathie, dat kan Poetin nog niet. Of hij wil voorkomen dat de techniek in verkeerde handen valt.

Hoe kan het dat in de VS de helft van de stemmers een androïde tot president kiest? Hoe kan het dat de aanhang van Wilders en Baudet hier naar verhouding een zelfde omvang bereikt? Hoe kan het dat in Duitsland de AfD onhoudbaar opstoomt? Zijn de oorzaken in alle drie landen dezelfde? Jij vergelijkt de trend met Nazi-Duitsland, waar in de jaren dertig zo’n 45 % van de kiezers Hitler aan de macht bracht. Ik kan evenmin als jij beoordelen of zo’n vergelijking helemaal opgaat. En eerlijk gezegd kom ik zelf in het zoeken naar de voornaamste gemeenschappelijke oorzaak ook niet veel verder dan Bill Clinton, toen die de oude Bush toevoegde: ‘it’s the economy, stupid’. Die economie biedt zowel in de jaren dertig als nu een beeld van groeiende verschillen tussen arm en rijk, van dalende verwachtingen voor de middenklassen, van toenemende – zoniet absolute dan toch relatieve – deprivatie. En dan wordt dat gevoel van subjectieve ontevredenheid in onze tijd, in tegenstelling tot de jaren dertig, ook nog wereldwijd gevoed door de alom toegankelijke informatiestromen via massa- en sociale media. Iedereen kan overal zien hoe zo’n Dynastyfamilie in de VS leeft en niemand wordt daar gelukkig van. De intellectueel niet omdat zijn maag zich keert tegen de geestelijke armoede. De in hun rising expectations bedreigde middenstanders niet vanwege de welstand die ze zelf nooit zullen bereiken. De tapijtwevers in Afghanistan niet omdat de westerse decadentie het besef van eigen misère des te schrijnender maakt. En zo zitten we nu met z’n allen enerzijds met de boze witte man en anderzijds met Al Quaida en IS.

Hoewel er nu in Nederland, Duitsland en de VS globaliter meer luxe heerst dan ooit, ervaar ik met jou en vele anderen van onze generatie, dat de samenleving in alle drie landen killer, harder en egoïstischer is dan pakweg vijftig jaar terug. Je zou het andersom verwachten. Ieder voor zich, god voor ons allen, als de middelen over de hele linie schaars zijn. Meer oog voor een ander als er wat rek in komt. Het omgekeerde is gebeurd. Een belangrijke oorzaak daarvan lijkt mij een te ver doorgeschoten individualisme, dat voortkomt uit de toegenomen materiële welvaart, die op haar beurt een gevolg is van de technische vooruitgang. Alle drie terugdringen en dan een poosje pas op de plaats lijkt mij een leuke oplossing, maar hoe doe je dat? Hoe krijgen we alle mensen groen en links?

Ik ben mijn hele leven lid van de PvdA geweest en uit loyaliteit ben ik het nog steeds, maar sinds Kok en Bos de vrije markt hun andere wang toekeerden, is het eigenlijk mijn partij niet meer. Ik zal het nooit hardop zeggen, maar het is wel zo. En dat onderlinge geruzie, razend maakt het mij.

In verschillende maatschappelijke sectoren, maar met name in de gezondheidszorg, zwelt de roep om het terugdringen van de privatisering aan. Zelfs rechts van het midden proeft men dat de typische eigenschappen van het commerciële bedrijfsleven toch niet overal even goed tot hun recht komen. Zorgverleners die zich laten leiden door perverse behandelprikkels. Farmaceuten die excessieve winsten maken. Verzekeraars die ertoe worden aangezet elkaar te beconcurreren. In het liberalisme mag de mens zijn nare trekjes botvieren op de medemens en anderen schaden is natuurlijk mooi en goed, maar doe het in je vrije tijd. Stimuleer die trekjes niet in sectoren van algemeen belang. Laat het volk met rust.

By the way: ik ben een grote fan van Wim Kok, ik vind hem een lieve schat, ondanks alles.

De verklaring die jij op school kreeg aangereikt voor het ontstaan van het nationaal-socialisme in Duitsland – niet te verwarren met dat van SP of PVV nu in Nederland – acht jij zelf niet helemaal bevredigend, maar je suggereert ook dat je intussen een antwoord lijkt te krijgen op de vraag waar het populisme vandaan komt. Op welk antwoord doel je dan precies?

Overigens wat ik daarnet met Trump deed, deden de Duitsers met de Joden. Het is altijd en overal opnieuw wat mensen met hun frustraties doen. Ze projecteren die op anderen, liefst buiten de ‘eigen’ groep. Bestempelen hen tot vijanden. Ontkennen dat het nog mensen zijn. Nee, demonen zijn het. Beesten. Robots. En alles wat de naam mens niet verdient, dat is algemeen bekend, mag je uit de weg ruimen.

Intussen genieten A. en ik hier met vollge teugen van de prachtige bloemen, die jullie ons stuurden. Een ander vriendenpaar deed hetzelfde. Buren kwamen met bonbons. F. van schuin tegenover zette zijn klompen op de mat, schoof zijn voeten onder de keukentafel en deelde mee volledig inzetbaar te zijn in onze moestuin. Er stonden twee weckflessen met peertjes en abrikozen voor de deur, van een buurvrouw verderop, die in de tachtig is, maar natuurlijk niet aanbelt als ze binnen al bezoek vermoedt.

Fons, wij zijn de gemiddelde Nederlander, die het somber, zéér somber, inziet met de wereld, maar zich in zijn persoonlijk leven rijk en gelukkig prijst.

Maak je niet dik, deel 2

Ik heb de toestand in Nederland, om het maar eens even vaag uit te drukken, ook vermeld in mijn toespraakje bij gelegenheid van mijn pensionering in 2012. Ik had toen 32 jaar bij de rijksdienst gewerkt, bij achtereenvolgens vijf ministeries, steeds in Den Haag. Ik kon tevreden terugkijken op mijn loopbaan, maar de laatste pakweg 10 jaar was er iets aan het veranderen, en natuurlijk niet alleen in de rijksdienst. Het rechts-populisme kreeg voet aan de grond.

In het begin waren het voor mij alleen krantenberichten, maar langzaam maar zeker begon ik het te merken aan de sfeer bij de departementen. Je zag een zekere verharding op verschillende beleidsterreinen, niet met grote schokken, maar het sloop langzaam naar binnen. In 2010 kwam het eerste kabinet Rutte: CDA en VVD met gedoogsteun van de PVV. Kort voor de beëdiging had een meerderheid van het CDA-congres ingestemd met samenwerking met de PVV. Ik weet nog dat ik die zaterdag zo’n beetje het hele congres op de TV heb gevolgd. Ik zag toen dat het CDA veranderd was van een fatsoenlijke partij waar ik nooit op had gestemd in een bedenkelijke partij waar ik helemáál nooit op zou stemmen. Ook Camiel was van de partij, om Maxime op te vrijen. Zelden zoiets onsmakelijks gezien.

Ik had dat niet verwacht, een kabinet met een regeeraccoord waar de PVV zijn stempel op had gedrukt, zonder er verder verantwoordelijkheid voor te nemen. Voor mij was de lol er af. Ik ben het grootste deel van mijn loopbaan trots geweest dat ik bij de overheid mocht werken, en ik heb ook geprofiteerd van wat de overheid mij te bieden had. Maar mijn trots was uitgehold, en had plaats gemaakt voor afkeuring: ik wilde er eigenlijk niet meer bijhoren. En toen ik aan het einde mijn collega’s toesprak heb ik gezegd dat de “verwildering” van de rijksdienst mij niet beviel en dat ik mede daarom wilde vertrekken, vijf jaar vóór mijn AOW-leeftijd. Er waren nog wel meer redenen, maar van deze teleurstelling heb ik het meeste last gehad.

Ambtenaren behoren loyaal te zijn, bij de overheid geldt het primaat van de politiek. Maar daar zijn grenzen aan, heb ik ervaren, in ieder geval mijn grenzen.

Maak je niet dik

Ik probeer mij ook wel eens te verplaatsen in een ander, maar ik blink daar niet echt in uit. De laatste tijd heb ik geprobeerd mij te verplaatsen in Camiel. Die heeft een paar jaar geleden zijn vriendin mishandeld. (Uit tamelijk betrouwbare bron heb ik vernomen dat het een bitch is, of doet dat er niet toe? Nou, bij mij wel.) Die zaak is, juridisch gezien, afgedaan. Maar de publieke opinie denkt daar anders over. Camiel moest uitleg geven en excuses aanbieden. Daar voelde hij niets voor, dat is hem niet in dank afgenomen, en nu zit hij niet meer in het IOC. Ik heb niks met Camiel, of met het CDA, of met de sportwereld. En mishandeling moet ten allen tijde gestraft worden, vanzelf. Maar als de publieke opinie vindt dat er nog niet genoeg gestraft is door Justitie, moet daar nog wat overheen blijkbaar. Is dat niet een soort klassejustitie, vraag ik mij dan af. Het voordeel van een onafhankelijke rechterlijke macht lijkt mij nu juist te zijn, dat je niet wordt veroordeeld op basis van willekeur of emoties, maar met de huidige sociale media werkt dat zo niet meer. Ik zeg, maak je niet dik.

Nu probeer ik mij ook letterlijk niet dik te maken. Afgelopen najaar lekker doorgegeten en doorgedronken en dus 7 kilo boven mijn streefgewicht aanbeland. De helft daarvan is nu weer weg, en dat doe ik door alles wat overbodig is (koek, snoep, chocola, suiker, alcohol) zoveel mogelijk te mijden. Een groot deel van de tijd heb ik trek in iets, ik honger mijzelf uit. De buik boven de broeksriem puilt nog steeds, maar toch al wat minder. Over een maand wil ik er weer uitzien als een jonge god. Dat zou trouwens voor het eerst zijn . . .

En moet ik me nog dik maken over Trump, onze grote roerganger in Amerika? Hij zit er nu een jaar en daar worden natuurlijk veel beschouwingen aan gewijd. Charles Groenhuijsen meent dat als je het getoeter en getwitter van Trump even wegdenkt, er niet eens zo heel veel verschil is tussen Obama en Trump. Ja, dat zeg ik ook weleens: als je door je oogharen naar de wereld kijkt, ziet alles er hetzelfde uit. De economie in Amerika groeit, de werkloosheid daalt, de beurzen zijn tevreden, de belastingdruk is verminderd, en de deregulering draait op volle toeren. Het beleid van Trump is effectief, is een conclusie. Het wordt gedragen door de Republikeinse Partij, die zo gebrand is op het afbreken van wat onder Obama tot stand is gebracht, dat veel van Trump’s gedrag wordt goedgepraat, weggemoffeld of gewoon keihard ontkend. “Shithole countries? Nee hoor, ik heb niks gehoord”.

In de geschiedenisles op mijn middelbare school kreeg ik het een en ander te horen over de nazi’s en hoe die beweging kon groeien en de macht kon grijpen in Duitsland. De les hield in, dat de Duitsers moesten opdraaien voor de ellende die zij in de Eerste Wereldoorlog hadden veroorzaakt en dat zij zich zo vernederd en achtergesteld voelden door de andere landen, dat daardoor een voedingsbodem ontstond voor het nationaal-socialisme. En dan was er ook de beurskrach van 1929 en de daarop volgende gierende werkloosheid in de westerse wereld die alles nog erger maakte. Het klonk allemaal aannemelijk, maar toen al vond ik de verklaring onbevredigend. Ik kon mij niet voorstellen dat daarmee alles gezegd was.

Nu, 80 jaar na die episode in Duitsland, heb ik het gevoel dat de geschiedenis zich aan het herhalen is. Boosheid en ontevredenheid, trappen tegen de politieke elite en tegen de bureaucratie van Europa, onverdraagzaamheid tegen buitenlanders, en een totaal andere benadering van de werkelijkheid, waarin de feiten een ondergeschikte rol spelen. En ik zie nu meer van dichtbij hoe het rechts-populisme voet aan de grond heeft gekregen. Ik doorgrond natuurlijk ook niet alles, en de vergelijking met vroeger zal zeker ook mank gaan, maar ik lijk toch een beetje een antwoord te krijgen op de vraag die in mijn schooltijd onbeantwoord bleef, omdat ik er nu middenin zit.

Zie je, en daar maak ik me dan weer dik over.

De man die zijn vrouw voor een borsalino hield

We moeten bij de vraag naar de zin van het leven inderdaad even een voor de hand liggend maar daarom niet minder praktisch onderscheid maken tussen de zin van het leven en die van ons leven. De vraag naar de zin van het leven  is tendentieus, want vooronderstelt reeds het bestaan ervan. ‘Vindt u ook niet dat God relatief weinig gevoel voor humor heeft?’ ‘Eeh… ja… nou… ‘

Mocht God zelf echter volhouden dat die zin er toch wel degelijk is, dan vind ik dat je die met je zintuigen moet kunnen afleiden uit wat je aantreft bij je geboorte. Dat is best veel. Eerst natuurlijk alleen honger en voedsel, koud en warm, krijsen en kraaien. Maar gaandeweg ga je meer nuances ontdekken. Zo heb je enerzijds ronduit verstandige mensen zoals jij en ik en anderzijds dumbo’s,  maar daartussenin ook beslist nog tig andere soorten, van mensen met een vergiet op hun hoofd via deplorabelen tot prutsers met de nadruk op lul. En zo heb ik mijn dagelijkse dosis  invectieven er, ondanks jouw strenge terechtwijzingen achter de schermen, toch weer ingesmokkeld, wat mij elke keer een diep gevoel van bevrediging verschaft. Zou ik een beetje iets Gilles-de-la-Tourette-syndromerigs hebben?

Ietsisme. Die term doet mij zonder googelen denken aan Ronald Plasterk. Dat heb ik verder bij geen enkele term, dus waarschijnlijk heeft hij hem gemunt, in een Volkskrantcolumn denk ik, uit de tijd dat hij zijn vrouw nog niet aanzag voor een hoed.

Dus, wil ik maar zeggen, mag je concluderen dat de zin van het leven bestaat  uit het scherpen van het onderscheidingsvermogen. Zo simpel, Megchel? Ja lieverd, fijn hè. Maar de conclusie is net zo speculatief als de vraag. Daarom kunnen we het, zoals je zelf voorstelt, beter hebben over de zin die ieder aan zijn eigen leven geeft. Voor veel mensen zijn dat hun kinderen. Voor jou is het een ander bijstaan. En voor mij?

By the way: ik ben een grote fan van Ronald Plasterk, ik vind hem een lieve schat, ondanks alles.

Je vraagt mij: als je kiest voor niet geloven, waarom is de angst voor de dood dan natuurlijk nog niet weg? Het antwoord, dat voor mij persoonlijk geldt: omdat verstand en gevoel twee zijn. Angst zit in weerwil van allerlei inzicht ingebakken in mijn natuur. Eigenlijk denk ik dat angst überhaupt – of het nu voor zwarte spinnen of een spreekbeurt is – evolutionair gezien voortkomt uit doodsangst. Het onmiddellijke gevaar van zwarte spinnen spreekt voor zich. Alle sociale angst – verlegenheid, podiumvrees, laf schuilgedrag –  is terug te voeren op de vrees voor afwijzing en uitstoting, voor het buiten de groep vallen, voor het moederziel alleen verder moeten. Dat leidde van meet af aan vrij rechtstreeks tot de dood.

Toen ik in de jaren zeventig logeerde bij mijn broer in zuid-west Zambia, zag ik eens tegen het vallen van de avond een nog vrij jonge maar volledig verwilderde vrouw met omtrekkende bewegingen, als een uitgehongerd dier, de rand van het dorp naderen. Bij het geringste teken van leven schoot ze weer terug de duisternis in.
‘Wat was dat, Han?’
‘Een onvruchtbare vrouw, die sturen ze hier het bos in.’
‘Wat doen ze hier met onvruchtbare mannen?’
‘Zijn er niet in Zambia.’
‘Wat gebeurt er met zo’n vrouw?’
‘Die gaat dood.’

Ook de angst je geliefden kwijt te raken komt voort uit doodsangst. Want als er niemand meer is die van je houdt,  met wie kun je dan nog samen sterk zijn, wie zal jou in nood nog helpen? Ne me quitte pas, ik schenk je gouden bergen, maar in godsnaam ne me quitte pas… Ach, er valt misschien bij kaarslicht en een goed glas wijn nog wel wat meer over de liefde te zeggen, maar het licht eenmaal uit en de fles soldaat resteert slechts het zich aan elkaar vastklampen. Jij hebt dat nog nooit geprobeerd, een lege fles, maar geloof me, het is zoals ik zeg.

Voor mijzelf, heb ik intussen besloten, is de zin me verplaatsen in anderen. Dat is meer een constatering dan een weloverwogen streven. Meer een fait accompli dan een verdienste. Het zit net als al die neurosen ingebakken in mijn natuur. Wat niet wegneemt dat het soms op grenzen stuit, bijvoorbeeld als ik me probeer in te leven in iemand die zich niet kan verplaatsen in anderen. Dat lukt niet.

Waar zou die warm menselijke empathie van mij eigenlijk uit voortkomen?

Ietsisme

Als je kiest voor niet geloven, waarom is de angst voor de dood dan natuurlijk nog niet weg? Voor mij heeft het één niets met het ander te maken. Alle planten en dieren gaan dood. Wij mensen maken deel uit van de natuur. Wij gaan ook allemaal dood. Er is geen leven, of iets anders, na de dood. Ons lichaam wordt  na de dood in de natuur opgenomen, daarna is er niets meer, nada, noppes. Helemaal niks om je zorgen over te maken. Inderdaad, je weet niet meer dat je er geweest bent, maar daar heb je alleen tijdens je leven last van, althans als je daarvoor kiest. Als je dood bent, is ook dat opgelost.

Ik ben rotsvast in mijn ongeloof. Ik herinner mij een titel van een tamelijk slecht boek: “Je leeft maar zo kort en je bent zo lang dood”. Zo is het precies. En om je korte leven tijd te besteden aan de vraag “of er niet toch iets is” is zonde van de tijd. Mensen die dat doen zijn ietsisten, aanhangers van het ietsisme, en ook zij verdienen uiteraard een plek onder de zon, net als de boedhisten, de moslims, de joden, de Zevende-Dag Adventisten, de atheïsten, de katholieken en niet te vergeten de aanhangers van de “Church of the Flying Spaghetti Monster”. Deze laatsten gebruiken een vergiet als hoofddeksel, niet permanent, maar op momenten dat zij behoefte hebben hun geloof te belijden. En waar komen we vandaan? En waar gaan we naartoe? En wat is de zin van het leven? Volgens mij zijn die vragen niet te beantwoorden. Misschien ooit wel, in de toekomst, maar dat maak ik niet meer mee.

Zoals je weet breng ik elke paar weken een bezoek aan H. die aan een rolstoel gekluisterd is. Zij heeft een zeldzame aandoening die haar motoriek en haar spraak aantast. Zij wordt heel gauw moe en dan duurt het lang voor zij daar weer van is hersteld, dagen soms. In 2016 hebben we nog wel uitstapjes gemaakt, naar de dierentuin en het Rijksmuseum, in 2017 ging dat niet meer. Haar ziekte liet het niet langer toe. Nu ga ik bij haar op de koffie en dan kletsen we over van alles, de dingen van het dagelijkse leven. Ik probeer op mijn manier op te letten of H. eenzaam is, en ik heb ontdekt dat dat vooral een gevoel is, dat ze soms wel en soms niet heeft. Haar familieleden bezoeken haar wekelijks, ook een vriend en een vriendin komen regelmatig over de vloer, en een paar keer per dag is er de thuiszorg, voor de huishoudelijke taken die zij zelf niet meer kan doen. Aan aandacht geen gebrek, maar er zijn periodes dat het haar zwaar valt om alleen te zijn, ondanks die mensen om haar heen. En dan blijkt dat een gesprek onder het genot van een kop koffie haar weer wat op kan beuren.

Ik zei net dat het geen zin heeft te vragen naar de zin van het leven, maar misschien is toch het antwoord, dat je dingen moet doen waar anderen wat aan hebben. Meer zin is er niet, denk ik. Zoiets.