Men zweet zich hier te pletter

Wij waren even op bezoek bij de buren, althans wij zaten buiten bij Harm en Trui, mensen van een eind in de tachtig die niet eens bij ons in de straat wonen, dus wat nou buren. Maar wij vinden het toch buren omdat wij van alles van ze krijgen, tomaten, bonen, ingemaakte peertjes en zo voort en wij op onze beurt ruimhartig six packs Radler 2.0 hun huis in dragen, alsmede koeken, bonbons en courgettes, die van Harm en Truis kant dan weer – ‘nee, nee, niet zomaar weggaan, eerst zitten, Harm maak eens thee’- tom poucen uitlokken, kokosmakronen en dikwijls ook king-size marsepijnen mergpijpjes. Dus dat vind ik dan buren, zulke mensen, maakt niet uit waar ze wonen. Affijn, die hebben een hond, Hendrik en heel gek, Hendrik verhaart pluksgewijs. ‘Kijk maar’, zei Trui en ze plukte zo drie, vier plukken uit zijn vacht, waarna ze ons die plukken voorhield, vervolgens zelf nog eens wat nader bekeek en toen vrij resoluut weer terugduwde in Hendriks vacht, met de woorden ‘hier Henk, het zijn jóuw haren!’

Dit soort dingen komt door het weer. Het is zo allemachtig droog en heet in Wijchen, dat Hendrik bij bosjes uitvalt en Trui geen stap teveel meer wenst te verzetten.

Jullie Jehova’s Getuigen doen ook heel anders dan die van ons. Dat heeft eveneens te maken met het weer. Wind van zee, Fons. Dan gaan die heus niet bij de voordeur staan wachten tot ze wegwaaien. Die bellen aan, houden zich vast aan de deurpost, drukken jou hun Wachttoren in de hand en zweven naar de volgende voordeur, puur op thermiek en een zucht van de ziedende zee. Ik ben even vergeten wat thermiek ook weer precies is, maar het lijkt mij wel dat Johova’s er goed op omhoog kunnen en dan, met Gods hulp, zo door naar het volgende adres. Bij ons in Wijchen is geen thermiek. Laat staan stijgpotentie. Bij ons bellen ze aan, verkondigen de blijde boodschap en willen dan  koffie. Dit gebeurt niet vaak hoor. Maar toch: zonder passend weer geen Jehova’s aan de deur en zonder Jehova’s aan de deur geen passend weer.

Geraaskal, ook zoiets dat komt en gaat met de thermometerstand. Beneden de 25 graden is er in Wijchen weinig aan de hand. Tussen 25 en 33 wordt het wat onrustig. En daarboven gaan wij raaskallen. Noem ons ouderwets, maar dit is niet het weer van alle mensen, dat Reve voor Nederland idealiter definieerde als vrijwel windstil, niet heel koud noch heel warm, met af en toe een beknepen zonnestraal en een enkele windvlaag, waarin misschien wat papier rondwervelt. Zo schreef hij het niet letterlijk, maar zo herinner ik het mij ongeveer. Wat ik wel nog zeker weet is dat men zich bij zulk weer zeer sterfelijk gevoelt.

Bij het huidige weer echter, 38 graden in de schaduw, gevoelt men zich gewoon dood. Wij hebben geen airco in huis. Te duur. Breedbeeld- tv? Wij dachten het niet. Wij kijken naar het journaal zonder met het hoofd van links naar rechts en weer terug mee te hoeven draaien. Waar vindt men zoiets nog? Een fijne sproei-installatie met een pompje naar het grondwater? Welnee. Gieters, meneer. Wij doen de moestuin met gieters. Die vullen wij aan een centrale pomp, waarna we er minimaal 40 stappen mee moeten sjouwen voor we bij een enigszins begietbare eigen bloemkool zijn. Van die gieters moeten we er telkens 25 vullen met zelf aangezwengeld water, tenzij we ook de bessen nog wat gunnen, in welk geval het er 28 worden. Als wij dan thuiskomen en in de aircoloze tropen daar voor onze smalbeeld-tv gaan hangen,  gevoelen wij ons twee dode pieren.

Wat kun je met zulke temperaturen anders doen dan raaskallen? Zwemmen. Dus sleep ik mij elke dag naar het strand van de Berendonck, een zich almaar verder vercommercialiserend natuurgebied niet ver hier vandaan. Zwemmen is heerlijk, maar dat hele strand piest in het water. Nou doe ik dat zelf ook wel, maar voor al die anderen lijkt me dat echt een suf excuus. Temeer daar ik meestal een uur à anderhalf onderweg ben. De rest zwemt altijd maar kleine eindjes en bevindt zich binnen de kortste keren weer in zitstand op het strand. Ik verdenk ze er zelfs wel eens van, dat ze voornamelijk het water in gaan om even te piesen. Je kunt het ook zien. Ze beginnen overdreven enthousiast te crawlen, houden dat een meter of vijftig vol, gaan dan over op lomere halen en besluiten vervolgens, zogenaamd vermoeid, een beetje uit te drijven of zomaar doelloos wat te dobberen. Daar gebeurt het. Ze krijgen die bepaalde uitdrukking op hun gezicht. Zo neutraal kan alleen iemand kijken die iets zwaar crimineels van plan is. Wat zij vooral proberen te vermijden is de indruk dat er wordt geperst. De adem echter stokt, de blik draait richting horizon en zij zeiken zich volkomen leeg.

Bij minder heet weer zitten we met de hondenbezitters uit de aanpalende wijk M., een wat volkse buurt in Nijmegen. Die doen het zo: zij passeren welgemoed het bordje ‘Verboden voor Honden’, gaan aan de oever staan, zepen daar hun trouwe viervoeter van kop tot staart met shampo in, pakken een stok en gooien die zo ver mogelijk in het water. Bij het terug in ontvangst nemen van de stok treffen zij zo een geheel gereinigde pitbull aan. Soms ook onverhoopt een vieze Rottweiler. In dat geval suggereren zij de eigenaar van de Rottweiler op te pleuren met zijn typhusbeest. De eigenaar van de Rottweiler weegt, met een schuin oog op de pittbull, de pro’s en contra’s van dit voorstel en pleurt dan op. Volgens Rutte nooit ver genoeg vermoedelijk, maar toch.

Verder zou er bij dit weer eigenlijk een anti-wegwerpbrigade moeten komen, die geen andere taak heeft dan zo vals mogelijk loeren op iedereen die zomaar van alles op straat gooit, of in het park, of op het strand. In de Berendonck wemelt het werkelijk van de vuilnisbakken en toch krijgt allerlei gajes het nog voor elkaar om zijn lege chipszakken, colablikken en Marsreeppapiertjes tussen die bakken op het gazon of langs de waterkant te gooien. Ooit wandelden wij daar en we hadden al verschillende keren flink gefoeterd op de grote hoeveelheden zwerfvuil die ons uitzicht bezwadderden, tot ik ineens een heel boekwerk op A-4-formaat in het gras zag liggen. Het was iets van een pagina of 20 dik en lag slonzig opengeslagen op het titelblad, zodat wij al van een afstand konden zien dat het een instructieboek voor het VMBO was. Het bleek bij nadere kennismaking te bestaan uit informatieve paragrafen afgewisseld door vragenlijstjes en andere door de leerlingen in te vullen practicumopgaven en het geheel was getiteld ‘Hoe Om Te Gaan Met Zwerfvuil’.

Nou, ik heb echt het idee dat ‘het weer’ mijn thema wordt. Jou daarentegen zou ik van harte de Israëlische geschiedschrijver Yuval Noah Harari willen aanbevelen. Dat is een auteur van wie ik nog nooit gehoord heb, dus ik denk dat hij  jou wel aanspreekt. Volgens mij kun jij met deze suggestie, zodra de hittegolven voorbij zijn, al bloggend weken, zo niet maanden  vooruit.

Zelf kwijn ik dan zolang wel weg.

Het is veel te warm om te bloggen

Had ik nou in mijn vorige blog niet verteld, dat er bij mij geen Getuigen van Jehovah meer aan de deur komen? Zal je altijd zien: vanmorgen tegen elven belden ze aan. Of de duvel ermee speelt. Twee middelbare dames. “Goedemorgen meneer, wij mogen u een uitnodiging aanbieden. Goedemorgen meneer”. Onder het uitspreken van deze ingestudeerde volzin stopte de ene dame mij een gedrukt foldertje in de hand, waarna beiden zonder een reactie af te wachten zich weer uit de voeten maakten. Op het foldertje stond inderdaad met grote letters uitnodiging, en ik kon wel raden waarvoor. Voordat de dames mijn oprijlaan definitief hadden verlaten, lag het foldertje in de afvalbak. Als overtuigd ongelovige ben ik nu eenmaal afkerig van getuigende missionarissen, laat staan dat ik mij naar een zaaltje begeef om hun getuigenissen aan te horen.

23 Graden, milde zon en een zachte bries uit het zuiden: het is werkelijk een pijnlijk nauwkeurige omschrijving van mijn ideale weertype. Ik ben al jaren gewend dat dat weertype maar weinig voorkomt in Nederland, en meestal duurt het ook maar vrij kort. De afgelopen weken echter hebben we dagen achtereen precies dat weertype gehad, althans waar wij wonen: in één van de kustprovincies. Ik heb nog geen aanleiding gehad om hatemails naar het KNMI te sturen. De maximum-temperaturen zie ik alleen op TV, bij ons halen we ze niet. En wij lopen ook de Vierdaagse niet, we zijn wel gek maar niet goed genoeg om die vele kilometers in de hitte af te leggen. Wij wandelen liever onder de bomen van het Zwarte Woud.

Op mijn zolderkamer, waar ik dit zit te typen, is het nu dertig graden, en het zal nog wel warmer worden. De zon bakt op onze dakbedekking, en die warmt de zolder steeds verder op. De komende dagen daalt een hittegolf over ons neer. Weg ideaal weertype. De zolder wordt dan ondraaglijk. Veel te warm om te bloggen.

Nu we het er toch over hebben: ik ga het advies in dat boekje dat ik je heb toegestuurd opvolgen en mijn blogs voortaan aan een thema ophangen. Ik denk niet dat dat jouw blog-methode zou zijn, maar ik heb daar wel baat bij. Dan hoef ik niet iedere keer mijn hersens te pijnigen over de vraag: waar zal ik het nu weer eens over hebben. Later meer daarover. Ik ga nu een koud biertje organiseren, voor ik definitief ben weggesmolten . . . .

Een goed thema is het halve werk

Het punt met zo’n meteen al uitzichtsloze voetbalwedstrijd is dat je er de benodigde tijd voor hebt vrijgemaakt en het gewoon heel moeilijk is daar dan nog iets zinnigs mee te doen. Ik heb dat trouwens ook wel zonder voetbal. Vooral in de namiddag, zo tussen thee en avondmaal. Dat ik dan vaak denk ja, ik zit hier nou wel, maar wat nu? Ken je dat? Hoe nu verder? Momenteel, met de Tour de France, is het niet zo´n punt, maar die biedt maar 3 weken soelaas. Dus dan pak ik er dikwijls de krant nog maar eens bij om te kijken of ik toch niet iets van belang overgeslagen heb die ochtend. Zo deed het mij onlangs rond half vijf ’s middags – to be or not to be, that’s the question – ineens onverwacht veel genoegen een passage op pagina zoveel tegen te komen, waarin gememoreerd werd aan de periode – tussen 2008 en 2010 – dat de VVD geleid werd door Ivo Opstelten. Klaas Dijkhoff stuurde destijds een strak plan naar zijn partijbestuur om meer in te zetten op digitale campagnes. Daar kwam echter weinig van terecht, omdat de voorzitter het stuk van Dijkhoff, dat vol strakke hyperlinks zat, liet uitprinten. Zoals Gérard Dépardieu voor de Fransen de enige echte Obelix is, zo hebben wij in Ivo Opstelten de enige echte Olivier B. Bommel.

Op die manier kleurt de krant mijn namiddagblues toch nog soms wat roze bij.
Geluk zit vaak in een klein hoekje.

Niettemin spijt het mij bijzonder dat jullie daar in Duitsland verregenden, terwijl wij hier langzaam maar zeker verder uitdroogden. Wel fijn – het is altijd goed achter de wolken de zon te zien – dat jullie niet net daarvoor een grot in gewandeld waren. Sowieso valt jullie laconieke houding te prijzen. Want je zult ze de kost moeten geven die heel boos worden van weer. Wij waren eens met ons dagje-uit van het werk naar Meteo-Consult in Wageningen, dat, zo vertelde ons een medewerker, regelmatig wordt geconfronteerd met vloekende, scheldende en doodsbedreigingen uitende bellers, die in het algemeen ander weer eisen en in het bijzonder 23 graden, milde zon en een zachte bries uit het Zuiden tijdens hun komende barbecue. ‘Flikker op met die waardeloze voorspellingen van regen en storm op 7 september. Hoe haal je het in je hoofd. Terwijl ons moeder dan haar tachtigste verjaardag viert. Tachtig! En weet je waar? In haar achtertuin, ja?’ Dus of Meteo Consult de wind snel uit een andere hoek wil laten waaien, want anders. ‘Moeten we even langskomen soms? We weten waar jullie zitten, hè.’ Ook reeds gepasseerd weer, al dan niet adequaat voorspeld, kan tot hevige emoties leiden, die direct op de medewerkers van het arme instituut verhaald worden.
‘Onze hele braderie in het water gevallen! Kraampjes weggewaaid! Ballonnen in de sloot! Zijn jullie nou helemaal belázerd?’
‘Maar meneer, dat hadden we toch zo voorspeld?’
‘Dat zeg ik, doe dat dan niet, sukkel, loser.’

Zou er al een Bommelboektitel ‘De Weermakers’ zijn? Er bestaan wel ‘De Weerzegger’ en ‘De Windhandel’. En onderschat ook onze jonge vriend niet: ‘Tom Poes en de Weerbrouwers’.

Intussen, terwijl ik zo druistig bezig ben met zon, regen, wind en droogte, heb je me een boekje toegestuurd over hoe dat eigenlijk moet, bloggen. Heel anders dan ik doe, zo blijkt al haast in het voorwoord. Het voornaamste van alle daarop volgende adviezen echter luidt: kies een vast thema, een sterk onderwerp, waar iedereen wat aan heeft. Het moet herkenning bieden aan velen en als het even kan tot controverses leiden.

Okay lieverd, je kunt het krijgen zoals je ’t hebben wilt.

Mijn voorstel wat betreft ons thema zou dan bijvoorbeeld, na ampele overwegingen, luiden: het weer.

Es regnet hier peipestehlen

Dit wordt mijn eerste blog uit Duitsland. Dat had ik zo niet gepland. Ik ben hier om te wandelen in het Schwarzwald, onder de Duitse zon. Maar er is geen Duitse zon, alleen Duitse regen, en wel een heleboel. Je vraagt je af waar het vandaan komt. Er hangt een enorm regengebied boven het zuid-westen van Duitsland en het noord-oosten van Frankrijk. De rest van Europa heeft lekker weer. Tijdens onze vakanties is het als regel omgekeerd: wij hebben mooi weer, de rest moet het met minder doen. Dus Linie, dit is een mooi moment om, zittend in onze hotelkamer, met een blik op de depressie, eens lekker te gaan bloggen.

Ik luister al jaren niet meer naar de klassieke radio, omdat ik dezelfde ergernis heb als jij. Losse snippertjes uit composities laten horen maakt van een klassiek programma een ratjetoe, een soort luchtvervuiling, die geen recht doet aan de componisten. Nog erger zijn de mensen die de muziek aan elkaar praten: ik wil ze niet horen. Pratende mensen en muziek horen niet bij elkaar. Ik vind muziek zo belangrijk, dat ik precies wil horen wat ik wil horen, niets anders, en zeker geen gepraat. Ik heb de radio al lang geleden afgezworen. Wat ik wil horen heb ik gekocht of ik ben er op geabonneerd (Spotify). Mij hebben ze niet.

Ik heb juist wel genoten van Engeland – Colombia. Dat komt om te beginnen omdat ik pas twintig minuten voor het einde inschakelde; veel van het geklungel heb ik dus gemist. En je zag dat de Engelsen dachten dat ze de overwinning al op zak hadden. Vlak voor het eindsignaal maakte een Colombiaan de gelijkmaker. Lachen. In de eerste helft van de verlenging dachten de Colombianen dat ze gingen winnen, dus gingen ze beter voetballen. Dat hielp niet. Lachen. In de tweede helft van de verlenging dachten de Engelsen dat ze gingen verliezen, dus gingen zij ook beter voetballen. Dat hielp ook niet. Lachen. Dan maar strafschoppen. Dan heb je geen winnaar of verliezer, alleen maar een ploeg die wel en een ploeg die niet meer mag meedoen. LOL.

Over de commentator niets dan slechts. Totaal overbodig. Dom geklets. Aan jouw analyse heb ik niets toe te voegen. Wij hebben ooit een TV gehad met verschillende geluidkanalen waar je als kijker uit kon kiezen. Bij voetbalwedstrijden was de keuze: met of zonder commentaarstem. Die laatste keuze was geweldig: je zag en hoorde de wedstrijd zoals die gespeeld werd. Toendertijd dacht ik dat dit de toekomst was: mogen kiezen tussen dom geklets en geen dom geklets. Daar heb ik mij schromelijk in vergist. Het bestaat niet meer. Ik heb altijd willen weten wie mij die keuzemogelijkheid heeft afgepakt. Maar misschien is het ook maar beter van niet.

Het wat en het hoe. Ik las in mijn studententijd De Avonden en ik vond er niets aan. Het boek ging over een zeurpiet die alleen maar zeurde. Maar het was ook een beroemd boek, grensverleggend en zo, althans dat werd beweerd. Jaren later heb ik het nog een keer gelezen, zo’n beroemd boek moest je toch gelezen hebben nietwaar. En toen begreep ik het weer niet. Wat een gezeur. Het klopt vast niet wat ik zeg, maar ik zie het niet anders.

Schenk jij koffie aan gelovige andersdenkenden? Dat is toch wel buitengewoon humaan. Ik zou daar nooit opgekomen zijn. Ik heb trouwens al heel wat jaren die mensen niet meer aan de deur gehad. Toen ik nog werkte zag ik ze vanzelf niet meer omdat ze altijd tijdens kantooruren aanbelden. Maar nu ik veel thuis ben, bellen ze ook niet aan. Zijn ze er niet meer? Zijn ze uit de Randstad verdwenen en alleen nog daarbuiten actief? Bellen ze overal aan behalve bij mij, omdat ze toch geen koffie krijgen? Of ben ik niet meer te redden? Dat zal het wel zijn . . . .

La quinta partido

De krenten uit de pap pikken is iets dat ik nooit goed heb begrepen. Bij echte pap al niet, maar bijvoorbeeld ook niet bij klassieke muziek. Er zijn mensen die de hele dag luisteren naar Classic FM, dat aan de lopende band krenten serveert. En eigenlijk doet  Radio 4 het ook zo. Wat minder rabiaat dan Classic, maar ook hier bekogelen ze je met het Adagietto uit Mahlers vijfde, de Bloemenwals uit de Notenkraker of het Allegretto uit Beethovens Zevende. Ik vind dat een soort doodzonde, want die krenten zijn nu juist zo lekker dankzij de pap en omgekeerd. Maar ze er bij voetbal uit pikken, zoals jij doet, vind ik wel slim. Want wat een wereld aan saaiheid, technisch onvermogen, teams die geen team zijn, aanstelleritis, theatraal valgedrag, ordinair geschop hebben we intussen voorgeschoteld gekregen. Letterlijk tot je geen pap meer zeggen kunt soms. Engeland tegen Colombia, een aanfluiting voor iedere vorm sportiviteit. Blij dat Columbia eruit ligt en Engeland kan ook weg nou wat mij betreft. Gelukkig besef ik door een goddelijke vonk tijdens dit toernooi bijtijds dat ik ook naar Father Brown kan zappen en zelfs als ik absoluut niet wil weten wie het gedaan heeft – want Father Brown is toch wel een soort dieptepunt in het knusse detectivegenre – blijf ik liever daar hangen dan bij Tunesië tegen Panama.

Het kan verkeren. Ooit raakte ik werkelijk van slag als er tijdens Zweden-Zwitserland, hoe slaapverwekkend ook, ineens bezoek voor de deur stond, dat niet van voetbal hield, maar evengoed wel binnen wilde komen. So wie so keek ik liever in mijn eentje dan met vreemden erbij, want dat leidt maar af, die moeten koffie en andere aandacht (pils, nootjes). Tegenwoordig vind ik bezoek vaak fijner dan bijvoorbeeld Egypte tegen Rusland. Sommig bezoek dan, hè. Niet alle. Zo’n echtpaar bijvoorbeeld dat mij met de blijde boodschap onder de arm wil overtuigen van het bestaan van God of überhaupt het onbegrijpelijke wonder der schepping vind ik altijd wel gezellig. Je keuvelt wat over en weer, zij vinden jou en jij vindt hen inderdaad vrij wonderlijk en na de koffie vervolgt ieder, gesterkt in de eigen opvatting, zijn weg. Eigenlijk waren zij liever gesterkt door de via hun eigen overtuigingskracht toegenomen omvang van het aantal gewonnen zielen – want als zó veel anderen het ook geloven, moet het toch wel waar zijn – maar indien in die opzet niet geslaagd, vinden ze koffie met een koekje beslist een goed alternatief. Zelf voel ik mij altijd gesterkt omdat ik nou eenmaal van nature geneigd ben overal mijn gelijk in bevestigd te zien. Zonnig karakter, hè? Goud waard. Zeker in tijden van tegenvallende voetbaltoernooien.

Wat nu viel ons verder nog op bij dit WK?

Het publiek. Als toeschouwers zichzelf terugzien op het grote stadionscherm reageren ze enthousiast en gaan zitten zwaaien naar dat scherm. Dat doen ze ook als ze kennelijk niet recht in de camera kijken, omdat die toevallig op de zijkant van hun gezicht staat gericht. Vervolgens maakt verwarring zich meester van diezelfde zijkant en zijgt het gezwaai ineen als een leegflubberende ballon.

De Nederlandse commentator. Hem waardeer ik vooral zolang hij zijn mond houdt. Want als hij wel iets zegt, is het meestal irritante informatie over irrelevante privézaken van een speler. Of het is ronduit noninformatie over misstanden op het veld die iedere kijker heeft gezien, behalve de commentator. Nog erger wordt het als hij wil imponeren, zoals in de vierde wedstrijd van Mexico. Dan maakt hij ons deelgenoot van zijn insiderskennis en suggereert op veelbetekenende toon de doem van ‘la quinta partido’. En dat niet één maar ongeveer zesentachtig keer. Ik overdrijf niet. Hartstikke door de wol geverfd, deze expert. Alleen: ‘la’ en ‘partido’ kunnen helemaal niet samen, ook al herhaal je het vijfentachtig keer. Een vrouwelijk lidwoord en een mannelijk zelfstandig naamwoord: geen Mexicaan die ze ooit combineert. Geen Spanjaard die zoiets wel eens heeft geprobeerd. Geen Latino, Portugees of Braziliaan. Colombianen? Ze schoppen je met liefde dood, maar niemand zegt ´la quinta partido´. Voor de kijker wordt het dus overschakelen naar BRT, ZDF of BBC. Daar is voetbalcommentaar een vak.

En dan mijn favoriet, de talkshowgast. Op welke zender het ook is, de talkshowgast maakt spontaan een goede grap, bedwingt met zichtbare moeite zijn neiging daar zelf om te proesten, maar schatert het alsnog uit als meteen daarop iemand anders met een veel flauwere opmerking hem het alibi verschaft. Heel mooi om te zien, dit soort bevrijding uit het korset van sociale conventies.

Nu De Heilige Rita. Het spijt mij dat ik je dat zo aanbevolen heb. Je geeft met je leeservaring van Wieringa versus Forsythe precies het accentverschil tussen ons beiden weer. Jij het wat, ik het hoe. Jij houdt van spionagethrillers, die jou de pagina’s doen omzwiepen. Ik hou van bladzijden waarop weinig gebeurt, als dat weinige dan maar zo beschreven wordt dat ik huis en haard wil verlaten om te gaan zorgen voor die aandoenlijke Hedwiges, die niet eens porno op zijn pc heeft.
De Avonden van Van het Reve!
Het ultieme Niets.

In dit verband, schiet mij nu tebinnen, is het volgende misschien aardig om te vertellen. Bij mijn omroep, waar ik nu ruim een jaar werk, heb je vogels van diverse pluimage. Ieder fluit z’n eigen deuntje, sommigen maken een hoop herrie, anderen nauwelijks en eentje hoor je niet eens, maar die staat in al zijn bescheidenheid wel altijd klaar voor anderen. Hij kijkt ook stiekem naar Father Brown trouwens, als er eigenlijk voetbal is. En, zo bleek mij onlangs, hij heeft in de jaren ’80 drie romans geschreven, gepubliceerd bij de Bezige Bij, waarin niks gebeurt maar bijna elke passage om te smullen is. Jij zou erbij in slaap vallen. Ik stond mezelf na ontdekking van dit wonder van schrijfvernuft elke dag 2 (twee) bladzijden toe, omdat zo’n boek anders veel te snel uit zou zijn. Vergelijk het met wat Mac van Dinther, restaurantrecensent van de Volkskrant, gisteren vertelde bij Jinek. Zijn allerlekkerste gerecht ooit – ik meen een mousse van iets vermengd met een mousse van iets anders – had hij na het eerste goddelijke hapje zo lang mogelijk onaangeroerd voor zich op tafel laten staan, omdat ieder volgend hapje het eind van de mengelmousse naderbij zou brengen.

De één verslindt zijn voorkeursgerecht, de ander verhongert bij het zijne.
Met andere woorden: jij leeft langer dan ik.

Daarom zou ik qua home improvement zeggen: neem alvast een traplift.
Dan kun je tot en met je laatste toetje gewoon aan je eigen tafel blijven zitten.