Hoofd en hart

Ja, de Guernica is en blijft fascinerend en ook zo terecht uitsluitend in grijstinten. Oorlog is afgrijslijk, met als summum de holocaust, maar hele volksstammen zijn eraan verslingerd, al moet je hun aantal volgens onze nationale trots op zijn roze wolk Rutger  Bregman ook weer niet overdrijven. De meeste mensen deugen.

Als je bij de meeste mensen hoort, ben je normaal. Normaal is het gemiddelde van alle afwijkingen, maar hoeveel gemengde gevoelens zo’n geaardheid ook op mag leveren, de meeste mensen zijn toch blij dat ze erbij horen.

In je op een na laatste blog schreef je ‘Ooit, jaren geleden, zei ik tegen een collega: “Ik ben natuurlijk niet verantwoordelijk voor wat er in mij opkomt ( … ) wat ik bedoelde was, dat ik uiteraard verantwoordelijk ben voor wat ik zeg en wat ik doe, en hoe ik de dingen zeg en doe, maar niet voor wat daar precies aan vooraf gaat in mijn hersens. Deels is dat een autonoom proces, dat zich buiten mij om voltrekt ( … ). En het lijkt wel of het steeds autonomer wordt. Zo voel ik dat tenminste.’

Een autonoom proces, dat zich buiten jou om voltrekt? Dat geloof ik eigenlijk niet. Het gebeurt allemaal in jouw brein. Maar je doelt denkelijk op datgene wat zich onbewust in je brein voltrekt. Daar wordt het echter niet veel beter van, want ook het wel bewuste proces ligt vast. Echt, geloof mij nou maar. De wil is (volgens mij dan, hè) (en by the way alle belangrijke filosofen met mij) volledig gedetermineerd. En wel door causale wetmatigheid en/of toeval. Je bent natuurlijk wel verantwoordelijk voor de rechter, die jou kan straffen en opsluiten, maar in een beschaafd land gebeurt dat alleen om de samenleving tegen jou te beschermen en niet omdat je zo verantwoordelijk voor je eigen vrije wil zou zijn. Daarom geven we je goed te eten en mag je op gezette tijden buiten met een bal gooien. Tv krijg je ook van ons en zelfs mag je googlen, als je dat leuker vindt dan een goed boek uit de gevangenisbibliotheek lezen. De gedachte dat we, hoe gering ook, een vrije wil hebben berust op een betreurenswaardig misverstand. De meeste mensen, de normalen zeg maar, houden die illusie voor een vanzelfsprekende waarheid. De anderen, de abnormalen, krijgen daar hartritmestoornissen van.

Die van mij begonnen een jaar of vijftien geleden als een redelijk courant hikje rond elke dertigste hartslag, maar vormen vandaag de dag een janboel van wanordelijkheden. In een tempo bovendien waaruit geen mens nog wijs kan worden. Je ziet in het programma Maestro wel eens zo’n would be dirigent stoïcijns een driekwarts maat slaan, terwijl het muziekstuk meer een duidelijke mars is. Zo doet ook mijn hart. Geeft verder niet, daar leer je mee leven. Tenzij je eraan sterft. Mijn opa is er aan gestorven. Dat was in de jaren vijftig, toen de medici iedereen nog gewoon dood lieten gaan. Maar mijn moeder en broer ondergingen veel later, wegens Venetiaans lekkende kleppen, een open-hartoperatie, die zij overleefden, zij het wel met ritmestoornis en al. Daartegen kregen zij in de loop der tijd verschillende malen een zogenaamde ‘cardioversie’-behandeling, waarbij het hart via een elektrische schok zo’n oplawaai krijgt dat het van de weeromstuit in een reguliere tweekwarts schiet. Mijn moeder kwam de eerste keer van zo’n behandeling bij met de woorden: ‘Het lijkt wel of ik in de hemel ben, ach wat is dit fijn!’ Kun je nagaan hoe beroerd zij zich de jaren ervóór voelde. En overigens de dag erna ook alweer, want zo’n cardioversie houdt vaak maar kort stand, zeker als je in je zelfbedachte hemel weer meteen een eind denkt te kunnen gaan fietsen.

Waar wil dit verhaal heen? Naar Ajax natuurlijk, waar anders? Bij mij leidt alles altijd naar Ajax. In dit geval naar Chelsea-Ajax, dinsdag 5 november jl. Ik vraag me af hoeveel kijkers die onmogelijke wedstrijd met de dood hebben bekocht. Bovenmodaal veel, denk ik. In plaats daarvan ervoer ik zelf een natuurlijke cardioversie. Mijn hart begaf het bij de belachelijke tweede rode kaart, voor Veltman, en ik dacht ‘nou, mooier dood kan eigenlijk niet’, waarna het alsnog met een donderklap verkoos door te slaan en wel in een ongekend beheerst timbre. Dit is wat voetbal vermag, Fons. Het kan je links- of rechtsom in de hemel brengen. Vier hele dagen vol hernieuwde energie volgden, waarin ik moeiteloos zelfs het cryptogram van de Volkskrant oploste!

Tussen de bedrijven door besloten we een paar dagen naar Münster te gaan, om te checken of die vrede nou echt getekend was. Dit bleek inderdaad het geval. Op de terugreis – mijn conditie was intussen volledig in vergane glorie hersteld – gingen we even langs bij vrienden in Doetinchem, die hun hele riolering tot aan de straat open hadden liggen, maar bij de onverwachte confrontatie met ons toch verheugd probeerden te kijken. Zelfs zeiden zij: ‘jullie mogen best plassen hoor, maar in vredesnaam niet doortrekken’. Dus ik zit op die wc en denk, als in een mantra, ‘niet doortrekken, niet doortrekken, in vredesnaam niet doortrekken’, een keer of zeven denk ik dat en vervolgens trek ik mijn broek op met links en de wc door met rechts, want multitasken heb ik altijd wel goed gekund. Alleen task ik tegenwoordig vaak de verkeerde dingen multi. Affijn, ik was mijn handen, kijk tevreden in de spiegel en denk ‘okay, wat verder nog? Oh ja: niet doortrekken, in vredesnaam!‘. Tot zover dit verrassend transparante inkijkje in ook mijn almaar autonomer verouderend brein.

‘Wat zei jij daar nou net op de wc?’ vroeg onze vriendin.
‘Ja, na het doortrekken,’ zei haar man, ‘ik verstond gatverpielekes?’
Ze horen nog vrij goed, hij beter dan zij.

Nu ter afronding dit in de Volkskrant van gisteren, een Gummbah, die ik hier wel met een gerust hart durf te plaatsen, om reden dat toch niemand onze blog leest:

Op zoiets  – ieder zijn eigen roze wolk – zweef ik dan de dag verder door, terwijl A. niet snapt waarom. Ik heb het haar voor de zekerheid nog eens voorgelegd.
‘Jij bent toch iemand die hier niks aan vindt, hè?
‘Ja.’
‘Je begrijpt gewoon niet wat er leuk aan is.’
‘Absoluut niet.’
En dat geldt dus grosso modo voor alle Gummbahs.
Toch leven wij redelijk liefdevol samen.
Misschien ben ik wel heilig.

Gernika

Op de middelbare school trof ik in één van de schoolboeken een kleine foto aan van het beroemde schilderij van Picasso over Guernica. De foto was een illustratie bij de passage over de Spaanse burgeroorlog en het bombardement dat het plaatsje Guernica volledig verwoestte. Het schilderij raakte mij meteen, ook al stond het op een kleine slechte foto. Het was vooral aangrijpend, omdat het een aanklacht van de schilder was, tegen de ellende die de bewoners van het dorpje was aangedaan.

Ik zocht later naar betere afbeeldingen van het schilderij, en heb op enig moment mijn vader om een reproductie gevraagd, bij wijze van verjaardagscadeau. Niet alleen kocht hij voor mij die reproductie, maar hij plakte hem ook op een stuk spaanplaat en werkte de randen mooi af, zodat het een schilderij werd. Dat schilderij heeft jaren op mijn studentenkamer gehangen, zodat ik de afbeelding op den duur van buiten kende. Jaren later heb ik het schilderij van de hand gedaan, je wilt ook wel weer eens wat anders aan de muur hangen, nietwaar?

Een jaar of vijf geleden was ik met C. in Madrid en ik wilde uiteraard de geledenheid niet voorbij laten gaan om het echte werk te gaan bekijken, in het Reina Sofia Museum. Ik wist niet dat het zo groot was, ruim 7 meter breed en ruim 3 meter hoog. En hoewel ik het al kende, imponeerde het opnieuw, nu vooral door de omvang. Je kunt het moeilijk een mooi schilderij noemen, het heeft geen kleuren, alleen twintig tinten grijs, en het gaat ook over iets vreselijks: het bombarderen van mensen die geen kant op kunnen. Links op het schilderij staat een vrouw die het uitschreeuwt, haar hoofd gericht naar de hemel, in haar armen haar dode kind. Elders liggen losse ledematen verspreid over de grond. De ellende spat van het doek af.

Een paar maanden geleden besloten C. en ik onze trouwdag dit jaar te gedenken met een reis naar Bilbao, met als primair doel het beroemde Guggenheim museum. Onze keus viel op een georganiseerde groepsreis met een nederlandse reisleider naar Bilbao en San Sebastian in Baskenland. Bij de voorbereiding van de reis zag ik dat Guernica tussen deze beide steden in ligt. Het heet eigenlijk Gernika, in het Baskisch. Ik dacht nog: we komen er in de buurt, jammer dat we niet even kunnen gaan kijken. Maar soms zit het mee: de reisleider stelde voor om een uitstapje naar Gernika in te lassen, en zo geschiedde. Het is een heel aardig plaatsje, dat na de oorlog is herbouwd. De naam zal altijd wel verbonden blijven aan het bombardement.

Voor mij was het ook een beetje een afronding. Op school had ik er van gehoord, toen ik studeerde heb ik vaak naar de afbeelding zitten staren, daarna heb ik het echte schilderij gezien, en tenslotte heb ik het stadje gezien waar het allemaal gebeurde. Het heeft zich goed hersteld van de kwaadaardige ramp die nooit had mogen plaatsvinden.

Vertegenwoordigers

Ik wilde net aan het schrijven van mijn blog beginnen, toen de bel ging. Ik zit op zolder als een ik blog schrijf, daar staat mijn computer. De bel ging op de begane grond. De bel gaat altijd op de begane grond. Vroeger, toen ik nog jong en onervaren was, holde ik bij het geluid van de deurbel alle trappen af om de voordeur te openen en de beller te woord te staan. Ik heb echter door de jaren heen ontdekt, dat minstens negen van de tien bellers aanbellen omdat zij daar belang bij hebben en ik niet. Denk daarbij aan collectanten, of mijn messen nog geslepen moeten worden, bouwbedrijven die willen weten of ik nog kunststof kozijnen wil laten aanbrengen, en pakjes voor de buren die natuurlijk weer niet thuis zijn en of ik het dan maar in bewaring wil nemen.

Dus tegenwoordig doe ik dat anders. Ik open het venster aan de voorkant van het huis, ga uit het raam hangen en roep iets, bijvoorbeeld: “goedemorgen”, “hallo” of “wattister”. Ik kan van bovenaf niet zien wie er belt, omdat de beller onder een afdakje staat; handig voor als het regent. De beller moet een stap achteruit doen en omhoog kijken om te zien waar mijn geschreeuw vandaan komt. En vanmorgen zag ik het meteen: twee sneue meisjes, brilletje, sluik haar, kleurloze regenjas, dat konden alleen maar getuigen van Jehova zijn, of zoiets.

“Goedemorgen meneer, wij zijn vertegenwoordigers van de Kerk van Jezus”

Nou nou, poe hee, dat klonk als hoog bezoek.

“Daar doe ik de deur niet voor open. Dag.”

Ik geloof dat één van de meisjes nog wat zei, maar ik had het raam alweer dicht gedaan. Als ik die mensen zie, is mijn geduld onmiddellijk op. Dat komt omdat ze naar de bekende weg vragen. Ze weten dat ik geen belangstelling heb. Als ik behoefte heb mij bij een kerk aan te sluiten, doe ik dat gewoon, daar heb ik geen voorbijgangers voor nodig. Ik durf te wedden dat die mensen nooit één nieuwe klant strikken voor hun kerk. Dat is ook niet de bedoeling, denk ik. Er staat nu eenmaal geschreven dat zij het geloof moeten verbreiden, en dan doen zij dat omdat het geschreven staat. Voor die meisjes hoop ik dan maar dat ze uiteindelijk goed terecht komen.

Verder met mijn blog. Want nou je het zegt, ik heb inderdaad steeds meer zijinstroomgedachten, dingen die zomaar bij mij opkomen, zonder dat ik daar om gevraagd heb, waar ik niks aan heb, die mij uit mijn concentratie halen en mij afleiden van waar ik mee bezig ben. Dat is misschien wat anders dan wat jij bedoelt, want jouw zijinstroomgedachten zijn, als ik je goed heb begrepen, afgeleid van en ondersteunend aan de hoofdgedachte. Bij mij juist niet. Heel lastig. Is dat de leeftijd? Ooit, jaren geleden, zei ik tegen een collega: “Ik ben natuurlijk niet verantwoordelijk voor wat er in mij opkomt”. De aanleiding waarom ik dat zei, weet ik niet meer, maar de collega keek mij verbijsterd aan: hoe kon ik dat nou zeggen! Maar wat ik bedoelde was, dat ik uiteraard verantwoordelijk ben voor wat ik zeg en wat ik doe, en hoe ik de dingen zeg en doe, maar niet voor wat daar precies aan vooraf gaat in mijn hersens. Deels is dat een autonoom proces, dat zich buiten mij om voltrekt. (Daarom heet het ook autonoom, dummie). En het lijkt wel of het steeds autonomer wordt. Zo voel ik dat tenminste.

Ik heb het al eens eerder geschreven: wijsheid komt met de jaren, maar geheugenverlies ook. En geheugenverlies gaat nooit meer weg. Als je niet meer weet wat je ooit hebt geweten, waar blijf je dan? Ik weet niet of ik in de toekomst dement word, maar het zou natuurlijk kunnen. En als dat gepaard gaat met een jarenlang aftakelingsproces, dan hoop ik maar dat artsen en hulpverleners de meelevendheid willen opbrengen om mij te laten inslapen. Recent heb ik dan ook een gemotiveerde euthanasieverklaring opgesteld. Die moet ik nog bespreken en ondertekenen, maar ik weet nu in ieder geval wat ik wil.

Zou het helpen als je Sara Burgerhart gaat herlezen? Om je weerzin te overwinnen? Je hebt een halve eeuw meer levenservaring opgedaan en zijinstroomgedachten gehad, je bent nu vast mens genoeg om dat boek aan te kunnen?