Wij wilden in de Achterhoek de graven van mijn familie met schep, schoffel, hark en verse plantjes een vrolijk zomeraanzien geven, maar eerst Kunst in Diepenheim bekijken door een lekker boomereind te fietsen. Dus de E-bikes achterop de auto gemonteerd – wat helaas altijd weer met veel gevloek en ook best middelzware blessures mijnerzijds gepaard gaat, omdat mijn vingers elke keer opnieuw in die ene terugklappende klem van de fietsendrager bekneld raken, meestal op het moment dat ik opgelucht denk het onderdeel met de klem schadevrij gepasseerd te zijn – en vlakbij het kerkhof geparkeerd, teneinde via een geplande knooppuntenroute van zo’n 50 kilometer via Diepenheim en de Kunst weer bij de graven uit te komen. Maar eerst moesten de fietsen even getest natuurlijk. Welnu, de mijne deed het niet. De display op mijn stuur zei van wel, maar ik voelde geen enkele ondersteuning bij het trappen, waardoor mijn linkerpink, toch al blauwzwart van ellende, nog zwaarder begon te bonzen.
‘Hij doet het niet A., mijn fiets!’
‘Ach, natuurlijk wel, niet zo gauw zeuren altijd.’
Intussen draaide ook zij een rondje om de grote eik op de parkeerplaats, stapte af, bekeek de display op haar stuur, stapte zonder ook maar enig gezeur weer op, reed nog een rondje om de grote eik, riep toen ‘Jezus, de mijne doet het ook niet’ en stapte weer af. We bekeken samen haar display, vervolgens bekeken we samen mijn display, maar met onze displays was helemaal niks mis, die deden wat ze moesten doen. We schoven ze van het stuur en er zo stevig mogelijk weer op. Eco, tour, sport en turbo: feilloos.
‘Christus’, zei A., zodat ook de grote eik snapte wie ze daarnet precies bedoelde, ‘Wat een onverwachte teleurstelling, hoe kán dat nou, dit is echt héél, héél vervelend.’
‘Ja’ gaf ik toe, ‘Dat is het zeker, je had net zo’n mooie route uitgezocht. Raar ook hè, dat ze het allebei ineens niet doen?’
Ik zag aan haar gezicht dat er op dit soort als gezellig bedoelde keuveltoon momenteel niet geconverseerd kon worden. So wie so liever niet, maar dit specifieke moment leende zich er helemáál niet voor. Met de diepe frons waaruit ik een en ander afleidde, stapte ze opnieuw op haar fiets en begon aan een laatste verbeten ronde om de grote eik. Ik keek haar na. Bezag mijn eigen fiets nog eens, een beetje gedesillusioneerd, dat wel, maar toch: mooi fietsje, zo glanzend nog van nieuwheid. Toen bekeek ik, eigenlijk met dezelfde toch wat afwezige blik, de fiets met mijn voortzwoegende vriendin erop nog eens, voelde hoe mijn linker wenkbrauw langzaam omhoog trok en riep haar achterna:
‘Hé A.!’
‘Ja, wat nou weer?’
‘Zullen we anders de accu’s er eens opdoen?’
Het werd vervolgens een prachtige tocht via Diepenheim, die we afsloten met een fraai staaltje gravenrenovatie op het kerkhof. De Kunst onderweg was niet echt om over naar huis te schrijven en zeker niet naar jou, met juist zo’n verkwikkend uitje Arnhem-Zutphen achter de rug. Jouw beide musea daar ken ik inderdaad ook, maar tijdelijke tentoonstellingen zijn meer A.’s pakkie-an. Die bezoekt met haar museumclub zes tot acht keer per jaar ergens in Nederland zo’n wisselexpositie en schrijft daar dan weer over in mijn Tijdschrift voor de Stuurgroep Cultuur. Overigens, maar dit terzijde, anders loopt het weer zo uit de hand, vertrouwde het bestuurslid kleine activiteiten, zelf begenadigd met een indrukwekkende persoonlijkheidsstoornis, mij toe het bestuurslid grote activiteiten een narcist van de eerste orde te vinden. De grote activiteiten op zijn beurt vertelde mij vorig jaar eveneens aldus over de kleine te denken. Ze hebben beiden niet echt door dat je zonder deze eigenschap überhaupt geen lid van het Centrale Comité wordt. De andere leden, waaronder ikzelf, hebben dit wel door, maar gebruiken hun aangeboren charme om de rest van hun persoonlijkheid zo goed mogelijk aan het oog te onttrekken.
Tja, de kwestie duur- versus dierzaamheid. Natuurlijk heb je gelijk dat er een grootscheepse integrale allesomvattende systeemverandering nodig is. Maar dat iedereen tegen dierenleed zou zijn, daar geloof ik geen bal van. Met de mond belijdt men uiteraard graag dat men het beste met dieren voorheeft. Maar in feite willen de meeste mensen toch graag dat lekkere, liefst goedkope vlees uit de supermarkt en weigeren ze te kijken naar de kiloknallende gruwelen achter hun smakelijke varkenshammetje. Ook geloof ik niet dat het bestrijden van dierenleed, zoals jij zegt, alleen maar symptoombestrijding is. Of laat ik het over deze boeg gooien: symptoombestrijding kan ook zinvol zijn. Fundamenteel, radicaal en in samenhang aanpakken, ja graag, maar zo gaat het in de Realpolitik nergens en bovendien is wat mij betreft de behandeling van dieren toch tezeer een kwestie van beschaving om die op haar beloop te laten. Afwachten of het met die van extra tepels voorziene productiezeugen ook best goedkomt na de gewenste algehele grootscheepse aanpak is net wat ik niet schouderophalend wil doen. De dogmatische één-item-Partij voor de Dieren kwam er juist omdat geen van de andere partijen merkbaar iets gelegen is aan het dierenwelzijn. Als zij de bio-industrie al noemen, is het ten behoeve van het klimaat en daarmee van onszelf, het is telkens de mens en diens welzijn waarom het gaat. Veeteelt, zo luidt de redenering, moet vervangen worden, niet vanwege het ermee gepaard gaande dierenleed, maar vanwege de erdoor veroorzaakte milieuschade. Daar zit hem bij mij de pijn. De mond steevast vol over minder ammoniakuitstoot, maar nooit over minder dierenleed. In geen enkele discussie over het criterium voor de uitkoop van boeren speelt dat een rol, laat staan de hoofdrol die het wat mij betreft zou mogen hebben. Dat was met de Club van Rome al niet het geval en dat is nog steeds geen hoofdargument. Dus ik ben het wel met je systeemomvattende stellling eens, maar mijn accenten daarbinnen zijn andere dan de jouwe. En ook bij die fundamentele aanpak moet je toch ergens beginnen? Dan eerst inderdaad maar eens weg met de wantoestanden in de veehouderij. Want voor je het weet is die bubbel van de BBB, die van halve waarheden hele leugens maakt, straks de grootste in de Tweede Kamer. Ik moet er niet aan denken.