Tjeenk Willink
Ik heb je Tjeenksamenvatting intussen gelezen, dank daarvoor. Je geeft een goede indruk van het boek, dat ik dan vermoedelijk toch alsnog zal bestellen, omdat er ongetwijfeld allerlei voorbeelden en uitweidingen in staan, die in zo’n samenvatting het loodje leggen. Mijn commentaar schuif ik nog even voor mij uit, met je goedvinden, al kan ik er al wel alvast dit over zeggen: wat wij nodig hebben, als ik Tjeenk en jou goed begrijp, is wat ik nu maar even gemakshalve in mijn eigen woorden zal omschrijven als een ‘Herrschaftsfreier Dialog Mündiger Menschen’. Ken je dat? Het is het ei van Columbus. Een absolute voorwaarde om een goed werkende democratie te krijgen. Wel is zo’n goed werkende democratie, zoals we wellicht al eens eerder constateerden, ook een absolute voorwaarde om die Dialog überhaupt op gang te brengen. Met andere woorden wij zitten in een Gordiaanse Spagaat. En dat blijft voorlopig zo, mark my words. Wie op onze leeftijd in een spagaat belandt, komt er niet meer uit. Het gaat Tjeenk en jou trouwens, onder ons gezegd en gezwegen, helemaal niet om zo’n dialoog, hè? Jullie willen de samenleving, toenemend bestaand uit losse zandkorrels, weer met water en cement tot zuilen aaneen kitten.
Maar hoe precies?
En waaruit bestaan ze, de nieuwe zuilen?
Existentieel
probleem
Mijn eigen grote kwestie nochtans zijn elastiekjes. En dan met name omdat men mij die steeds afpakt. Leg ik bijvoorbeeld mijn broodzak plus elastiekje even zolang terwijl ik eet op tafel, grist daar ráts een of andere deplorable het elastiekje mee en draait het in één moeite door om zijn eigen opgerolde krant. Terwijl ik dus haast geen elastiekjes van mezelf heb en daar bijgevolg altijd heel zuinig mee ben. Koop dan een doos vol, zul je zeggen, die dingen kosten haast niks. Maar dat staat mij tegen Fons, omdat je elastiekjes in principe overal in het wild aantreft en die dan dus, dat blijkt wel, zonder meer mee kunt pakken. Dat is meteen de kern van mijn probleem: je kunt niet zeggen ‘hé, dat is mijn elastiekje’ of ‘geef mij onmiddellijk mijn elastiekje terug’. Dat kan gewoon niet met elastiek. Met een balpen wel. Dan vindt iedereen het de normaalste zaak van de wereld als je zegt ‘ho, hier daarmee, dat is mijn balpen’. Die raak ik derhalve ook nooit kwijt, balpennen. Sterker: daar krijg ik er steeds meer van. Joost mag weten waar ze vandaag komen, maar spreken van een tsunami is, behalve weinig origineel, niks overdreven. Mijn bureau hier thuis ligt er vol mee. Jassen, broeken, boodschappentas en zo voort, brillenhoes en rugzakje: ze puilen uit van de balpennen. Als ik ze zelf niet per abuis meeneem van een inspraakavond voor verontruste buurtbewoners, waarbij wij onze grieven tegen de geplande nieuwbouw op een formulier mogen spuien via één van de ernaast in een beker staande balpennen, dan stuurt de Stichting In Nood (Parkinson, Zeeleeuwen, Kind) wel een gulle envelop met foeilelijke ansichtkaarten plus een balpen annex het verzoek even iets aan ze over te maken, bijvoorbeeld 10, 25 of 40 euro, ze noemen maar iets, bij wijze van handig voorbeeld, maar dat doe ik dan nooit, terwijl ik die balpen wel hou. Dat zijn soms verdomd mooie balpennen, van die dikke met ribbeltjes, gericht op senioren met artrose in de vingers, want die maken meestal wel schuldbewust vanwege iets nog ergers dan artrose weer wat over, bij voorkeur via de meegestuurde acceptgiro en met behulp van de mooie, nieuwe balpen. Dus dat is het probleem niet. Elastiekjes, die zijn het probleem. Maar niet voor lang meer. Want mijn vriendin P. is wegens reorganisatie van haar bedrijf met collectief ontslag en heeft al plunderend met de rest van het collectief nu voor ons in de aanbieding: nietjes, plakband, perforators, kladblokken, tabbladen, paperclips, dichte insteekhoesjes, rekenmachines, open insteekhoesjes, ordners en last but not least etiketten om op open of dichte insteekhoesjes te plakken. Ik hoef van al die dingen niks. Alleen elastiek wil ik, véél elastiek. En vooruit, misschien een roze perforator, dat is toch ook wel aardig. Die zie je niet vaak, in het roze. Kladblokjes zijn trouwens ook nooit weg. Of open insteekhoesjes. Op de dichte insteekhoesjes krijg ik niet goed vat, intellectueel gezien. Als je ze open moet maken om er iets in te steken, mogen ze dan nog wel insteekhoesje heten? Of als ze insteekhoesje heten omdat ze zo makkelijk opengaan, mogen ze dan nog wel dicht heten? Maar goed, dat is meer iets om ’s nachts wakker van te liggen, overdag moet je toeslaan in de rat race om elastiek.
Misantropie
Om telkens weer een nieuwe reden blijft de ander mij intussen met scepsis vervullen. Ik zal twee recente voorbeelden geven, omdat mijn geheugen gelukkig niet verder meer reikt dan een dag of wat. Mijn draagvlak ten opzichte van de medemens neemt wel af, maar ik weet vaak niet meer zo heel concreet waarom. Misschien gaat het wel steeds om dezelfde reden.
Gisteren was het de zelfscan bij AH. Sinds die is ingevoerd, is de winkeldiefstal met 100 procent gestegen. Gewoon verdubbeld dus. Mogelijk moeten we toch eerst hier iets aan doen Fons, voor we het probleem van de maatschappelijke leemte, ontstaan door ontzuiling, het afschudden van ideologische veren en de perverse privatisering van alles wat goed en heilig was aanpakken. Ga je daarmee akkoord? Allemaal achter slot en grendel, die winkeldieven? Als je ziet wie het doen, bij de scanapparaten, wie met zo’n bovengemiddeld neutrale blik de dure vleeswaren en de luxenootjes boven de scan langs in hun tas laten glippen, weet je dat het om dezelfde soort gaat die een frisse duik in het meer neemt alleen om te gaan piesen. Je ziet het gewoon aan hun gezichten: open en eerlijk, een rustige oogopslag, alle tijd en belangstelling voor andere zwemmers die onderweg misschien gered moeten worden. Of mutatis mutandis in de winkel voor andere scanners die nog niet zo goed kunnen scannen. In het vooroverbuigen naar zo’n andere scanner gaan de eigen nootjes in één moeite soepel mee vanuit de winkelmand in de tas. Daarna worden melk en biscuitjes ordentelijk gescand en ook die ene kilo appels nog en dan volgen de runderworst en de bonbons van Lindt dezelfde boog als de nootjes. Het is een wonderlijk schouwspel, dat alleen maar suggestiever wordt – gelaagder zeg maar, kunstzinniger als het ware – wanneer de act samen met de partner wordt opgevoerd. De partners knopen luidruchtige praatjes aan met iedereen in de omgeving, dekken de crime scene daarbij zoveel mogelijk af met joviale handgebaren, trekken intussen iets uit het mandje opzichtig zodanig langs de scanner dat die niks scant en roepen er een AH-medewerker bij voor hulp bij de penarie. Als dát niet eerlijk en betrouwbaar is, weet de partner het ook niet meer. Vertrekt de medewerker weer, gaan hoppa beide tubes tandpasta – 2 halen 0 betalen – alsmede de John Cabot Herenpolo ad € 10.98 – eveneens tegen sterk gereduceerd tarief – onderlangs de jammerlijk falende scan de tas in.
Vandaag is het de medische stand en dan met name die vertegenwoordigers ervan, die voor de Volkskrantrubriek, waarin zij mogen vertellen over de patiënt die hun kijk op het vak veranderde, hun verhaal insturen. Aanvankelijk, zo stel ik me voor, werden ze daartoe aangezocht door de krant. En dan kreeg je inderdaad mooie stukjes over de moed van een bepaalde patiënt, diens geheel eigen kijk op een probleem, de voorbeeldige manier waarop hij of zij een terminale last droeg en zo voort. Maar tegenwoordig sturen de medici naar hartenlust uit eigen beweging hun verhalen in, die dan stuk voor stuk als alibi dienen om zichzelf in de schijnwerper te plaatsen. Kijk mij toch eens een geweldige arts zijn. Ze ontdekken bij voorkeur iets wat andere artsen elders is ontgaan en verpakken hun zelffelicitatie als een schouderklopje voor de patiënt die, let wel, zo verstandig was hen bij wijze van second opinion te benaderen. Gepoogd wordt de nadruk op de patiënt te leggen, maar wat eruit springt is hun eigen egomaniakale voortreffelijkheid. Hoe belangrijk zij zijn geweest in het leven van een patiënt, diens naasten, een collega. Hoe hun aandacht puur goud betekende voor het welzijn van de ander. De enorme dankbaarheid die hun vervolgens dan ook ten deel valt. Als lezer raak je ongemerkt verblind door de schittering van zo’n persoonlijkheid.
Natuurlijk, ze zijn ontoerekeningsvatbaar, dat weet ik ook wel en mededogen is op zijn plaats. Ze hoeven wat mij betreft ook niet gemarteld, of in ieder geval niet erg, maar ze moeten wel de extra beveiligde inrichting in. TV kijken mag, internetten is toegestaan, normaal eten en drinken okay, luchten op z’n tijd uiteraard, maar niet meer vrij in de samenleving.
Mijn vriendin N. te Voorschoten heeft haar poes Mienele ook ontoerekeningsvatbaar verklaard, nadat die van de week een meesje van het balkon had geklauwd en dat knus binnen op kwam peuzelen. Maar ontoerekeningsvatbaar amme hoela. Opsluiten dat gajes. In de bak met die kat.
Dromen
Nu voor ik hem weer vergeet mijn droom van vannacht. Beschrijvingen van dromen zijn altijd zonder uitzondering verschrikkelijk, dus je kunt hier met een gerust hart alttabben naar je eigen Gustave Riom. Oh, dat had je al gedaan? Nou ja, geeft niet, ik kan dit ook heus wel alleen verder. Het ging over Friezen. Dat wil zeggen het ging over mij natuurlijk, maar dan zodanig dat ik, 69 jaar oud, op hun eigen invitatie naar Friesland was getogen, omdat ze daar zaten te springen om een beetje een bekwame gymnastiekdocent. Ik geloofde dat meteen. Dat springen van ze bijvoorbeeld leek nergens naar, ze zaten gewoon te zitten. En toen ik daar wat van zei, zeiden ze: het is toch zitten te springen? Ik wees ze mild terecht en stelde voor het anders te doen als ik eenmaal in functie was, goed? Ja hoor, natuurlijk, ze knikten mij hartelijk toe. Ze waren stuk voor stuk echt heel vriendelijk, dat gebeurt me niet vaak in een droom. Ze hadden ook allemaal een stoel bijgetrokken – we zaten in zo’n ouderwets grote Friese keuken – en keuvelden er gemoedelijk op los. In het Fries weliswaar, maar als ik iets niet begreep, legden ze het me uit en zelfs als ik even naar de wc moest, stonden ze als één man op, pakten hun stoel en kwamen ook daar gezellig bijzitten. Geen probleem, niet moeilijk doen tegen de nieuwe gymnastiekjuffrouw. Ik vond het zó genoeglijk. Dat heb je toch niet hier in Wijchen. En ook in de Achterhoek, mijn geboortestreek, deden de mensen dit niet. Tenminste niet massaal, niet bij wijze van hartverwarmende folklore, zoals in Friesland. Ze hadden trouwens by the way voor mij het Gemeentehuis heringericht en zeiden ‘zoek de beste kamer maar uit, die is voor jou, daar mag je nu altijd wonen’. Gemeubileerd en wel was die kamer, veel raam, mooi licht, splinternieuw bureau en Lundia wandkasten! Bovendien kreeg ik, toen ik mijn broek weer aanhad, twee hard gekookte eieren. Een voor mij en een voor A., die er vanaf dat moment kennelijk ook bij zat. Dus ik zeg ‘Hier m’n beste roerdomp, neem een ei’ (A. wil niet meer dat ik m’n duifje zeg waar anderen bij zijn), waarna ook zij een ei begon te pellen. Het was zonder meer buitengewoon vredig en idyllisch. Verder leidde het nergens toe, maar ik vond het meer dan voldoende zo.
Zulke dromen vind ik vaak heel fijn.
Je bent er dan echt even uit.
Ongedisciplineerd
bloggen
Tot slot waarom ik zo onregelmatig blog. Dat komt doordat ik mij uit de naad werk aan het dagboek van Marie van Kessel. Dat was een kruidenierster in Wijchen, die tijdens de tweede wereldoorlog – toen die begon was zij 48 – haar ervaringen optekende. Daarvan maakte zij vervolgens een typoscript en dat tik ik nu integraal over, omdat het zo slecht leesbaar is. Het zijn meer dan 70 dichtbedrukte A-4-pagina’s, dus daar ben ik wel behoorlijk zoet mee, vooral natuurlijk waar ik mijn hersens aan moet spreken om voor weggevallen, bevlekte of anderszins raadselachtige passages niettemin via de context een zo plausibel mogelijke suggestie aan te bieden. Toch is het mooi werk. Je krijgt er een goed beeld mee van het alledaagse leven in zo’n dorp tijdens die oorlog.
Ik doe dit voor de mensheid.