Driemaal scheepsrecht

Ja Fons, daar ben ik weer, hoor je mij? Je ziet in Amsterdam soms, of vrij vaak eigenlijk, Amerikaanse toeristen rondlopen die zo hard tegen elkaar schreeuwen dat ze zelfs de kleuren van hun als casual bedoelde outfit overstemmen. Je ziet niet meer wat ze dragen, je ziet alleen nog hun geschreeuw. Waarom praten die mensen zo luid, ook al komen ze gewoon uit de binnenlanden van Oklahoma? Als je aan zee woont, ja, dan ga je misschien door al die letters verwaaiende wind wat duidelijker articuleren dan iemand uit Brattleboro Massachusets, maar Amerikanen schreeuwen altijd allemaal overal. Ook de democraten. Alleen Biden misschien niet, maar dat is meer omdat hij eigenlijk al dood is, iemand moet het hem alleen nog even zeggen. Heel zacht…

Hoe het ook zij, ik liep zonet achter een bejaard echtpaar ons goede dorp in en genoot van hun zachte dialoog, waar ik dus – dat is dan weer een minpuntje – niks van verstond. Maar ze zagen er prachtig uit, ze hadden zich echt gekleed op een weldoordacht bezoek aan de Lidl: hij een geel T-shirt met korte mouw boven een zwarte broek tot net boven de knie en daaronder zwarte schoenen zonder sokken, zij een rood T-shirt met korte mouw boven een gebroken witte broek tot net boven de knie en daaronder rode schoenen zonder sokken. Het geheel bij beiden fraai bekroond door een prachtige witgrijze haardos. Maar toen sloeg de man ineens rechtsaf, hield de vrouw halt en zei ik in het passeren tegen haar: ‘Wat jammer nou, jullie waren zo’n gaaf plaatje, geel, zwart, rood en gebroken wit, zo’n mooi geheel zomaar uiteengescheurd, eeuwig zonde’. Waarop zij, van de voorkant zo mogelijk nóg mooier, antwoordde:
‘Nee, nee, oh nee, maakt u zich geen zorgen, hij wil alleen maar even een brief posten.’
‘Oh gelukkig… maar je ziet ze daarna nooit meer terug, hoor je soms.’
‘Mijn Kees wel hoor, hij krijgt krieltjes met kibbeling vanavond.’

Ik wou dat ik een foto van ze genomen had, van achteren, dat mag wel toch? Verder dient dit verslag alleen om te verbloemen dat ik eigenlijk niet meer weet waarmee ik te druk was om fatsoenlijk jouw vakantieblogs de hemel in te prijzen. Goeie bloggen Fons! Zo geniet de thuisblijver echt volop mee. Perfecte foto’s ook, dank daarvoor.

Wat ik me nog wel herinner is dat twee vriendinnen ongeveer gelijktijdig het bericht kregen dat ze borstkanker hadden. De ene is intussen geopereerd en herstellende, de andere is binnenkort aan de beurt. Deze tweede moet helaas één van wat zij haar twin peaks noemt – bij mij hanging rocks geheten – missen, maar beide vrouwen gedragen zich uitermate stoer, ik mag lijden dat ik het indien nodig ook zo aanpak. Maar ik vrees het ergste, want zie al op tegen een simpele corticosteroïdeninjectie in mijn heup. Laat God verhoeden dat er ergere dingen met mij gebeuren. Dood bijvoorbeeld wil ik absoluut niet. Moge Hij daar goed nota van nemen. Maar waarmee ik dan in vredesnaam zo druk was? Nou, ik noem slechts één ding, als symptomatisch voor alles waar men mij bij wenst te betrekken. Vriendin 1 wilde graag dat ik haar uit het ziekenhuis ophaalde na de operatie en ook vond ze het prettig als ik een evaluatiegesprek met de chirurg wilde notuleren. Die dingen gingen trouwens best nog van een leien dakje, als je mijn eeuwige foutparkeren op de koop toeneemt en ook oogluikend tolereert dat ik zo’n rolstoel bij de ingang van het ziekenhuis zelfs met maximale inzet van al mijn krachten niet uit de greep van de andere rolstoelen weet te bevrijden. Hoe moet zoiets als er in de toekomst geen receptionistes meer zijn om, hun buikje gierend van de lach vasthoudend, in te grijpen? Alleen nog luidsprekers van waaruit je met hanging rocks en al wordt gesommeerd dit pand onmiddellijk te verlaten, maakt niet uit waarheen. Symptomatisch echter wordt het pas met de bestralingen. Daar ziet de patiënt terecht tegenop, zeker zo’n eerste keer, dus dan ga je begeleidend optreden. In mijn geval betekent dat, als mijn slaaphoofd geen auto toestaat, de fiets pakken, een uur rijden heen, een uur rijden terug en daartussenin begeleidend naar het ziekenhuis lopen, in een wachthokje de bestraling uitzitten (zie foto hieronder) en dan weer terug. Die eerste keer dacht ik tenminste dat het zo zou gaan, maar aangekomen bij de patiënt bleek ik mij vergist te hebben in de dag. Dus na een uur of drie was ik onverrichterzake weer thuis, waar ik het al vooruit echoënde commentaar ‘Jij let ook nooit goed op, jij doet altijd maar wat!’ gelaten in ontvangst nam. De tweede poging verliep minder stroef. Zelfde procédé, maar nu bevond ik mij, na anderhalf uur, metterdaad begeleidend door het park op weg naar het ziekenhuis, toen we gebeld werden.
‘Ja, hier met het ziekenhuis, u bent naar ons op weg?’
‘Ja, we zijn halverwege het Goffertpark.’
‘Oh, maar u moet naar het Radboud.’
‘Welnee, wij zijn op weg naar het Canisius, dat was de afspraak.’
‘Nee, de afspraak was: de eerste keer bestralen in het Radboud.’
‘Daar is ons niets van bekend, wat nu?’
‘Het geeft eigenlijk niet.’
‘Oh, gelukkig, kunnen we gewoon doorlopen dan?’
‘Zeker, maar de bestraling kan helaas niet plaatsvinden.’
‘Niet? Hoezo niet? Krijg nou wat.’
‘Ja, heel vervelend, de apparatuur is kapot.’
‘… ‘
‘Bent u daar nog?
‘Ja… dit is echt een enorme tegenvaller.’
‘Het spijt ons ook erg… maar wel fijn toch dat u de volgende keer rechtstreeks naar het juiste ziekenhuis loopt?’

Affijn, mijn vriendin gooide haar mobiel in een rozenstruik, ik kon niet meer voor- of achteruit omdat het door de omstandigheden in mijn heup was geschoten, we zegen neer op een bankje in het park en uiteindelijk was ik die dag om een uur of zeven ’s avonds weer thuis. ‘Ja, ik dacht al, wat zal er nu weer misgaan!’ De dag daarop probeerden we het nog een keer – driemaal scheepsrecht – en toen liepen we a. naar het goede ziekenhuis, waar b. de apparatuur het intussen ook weer deed.

Zulke dingen, daar kun je echt druk mee zijn. De patiënt troost mij wel goed hoor bij alles, die andere trouwens ook, terwijl ik die nog helemaal moet! Maar ik ben al met al toch blij dat jullie zolang de honneurs in Zwolle, Arnhem, Amsterdam, Zutphen, Meppel, Elburg en Dwingelo hebben waargenomen, want dat had ik er echt niet meer bij kunnen hebben.

Verder gaat het hier uitstekend. Op enkele kleinigheden na, zoals dat de boiler lekt als een gek en we al dagen geen warm water meer hebben. Dat komt overigens heel goed uit om alvast geleidelijk te wennen aan het spartaanse soort winter dat eraan zit te komen. Wat mij, mede door jullie avontuur in Elburg, herinnert aan de winter van 1343!

Dit betreft namelijk een stukje tekst, oorspronkelijk in de veertiende eeuw met een stilo in een wasbord gegrift, later op een roestvrij stalen bordje gedrukt en op de schroten boven het water in de haven geschroefd en ook verder goed vergelijkbaar met de beroemde steen van Rosetta. Het gaat hier om een deel van een dankbetuiging van de priesters van Elburg en omgeving aan Diederik van Roozemonde III, een Gelrese Hertog en Heer van het toenmalige nabijgelegen Swemmel, die de Elburgers, om de ook destijds barre winters door te komen, van een flinke partij oerbonen voorzag, buitgemaakt in oktober 1343 op die van Swammelredam, nabij het huidige Purmerend. De strijd voltrok zich gedeeltelijk over het water (het Swemmelsche Gat), waarbij, na twee mislukte pogingen, het moederschip vol oerbonen van de Swammelredamschen geënterd, beroofd en tot zinken gebracht werd. Driemaal ook toen al scheepsrecht. Bij deze strijd – bekend als de Swemmelswammelredamsche Twisten – kwamen in totaal aan de ene kant 288 en aan de andere 307 manschappen door verdrinking om het leven. Maar die van Swemmel hadden hun bonen! De volledige herdenkingstekst in het oorspronkelijke wasbord luidde: ‘De slag om de Oerbonen te Swemmel – 1343’.

Je kunt het C. niet kwalijk nemen dat ze zo’n typisch regionaal erfgoedhistorisch interessant voorval niet meteen thuis kon brengen. Het hoort in Elburg en daar moet het blijven!